Errata en aanvullingen:
Boek I Blz. 30: 6e regel: correctie: Hij is de tweede man van de weduwe van Eijsso Boelens, de broer van Johan. Blz. 31: Uit het huwelijk van Hebel Jansen, een dochter: Hijcke Hebels, overl. vóór 21 februari 1643. Zij trouwde in 1638 met Claas Isebrants (weduwnaar van Tryne Clasen), landbouwer te Maarslag, overl. tussen 23 nov. 1653 en 19 juni 1654 Blz. 32: 1637, 17 januari: Er moest pacht betaald worden aan Sibrant Timens omdat hij getrouwd was met Gretien Julles Brongers, een dochter van Julle Brongers en Enneke, en kleindochter van Julle Boelens en Hijke (van Feddemaheerd). Het betrof dus een deeleigendom in de familie. Blz. 46: bij nr 7: Grietje Boelens was doof: 1650, 15 maart: Op de requeste van Jan Boelens als broeder, Jan Jansen, Harmen Hindricks en Claes Frericks als swagers tot Griete Boelens versoekende dat emant van haer muchte werden geauthoriseert van den EE Joest Lewe op Onnema te ontfangen sekere penningen haer wegen haer olderen nalatenschap toecomende in het welke hij gemelte Jr difficulteerde also haer suster dooff etc: is geapostilleert ...[1] bij III-a: Jan Boelens: zijn vrouw heette Reentien Julles Blz. 47: Over Claes Ysebrants en Yke Hebels: zie blz. 31 in deze aanvullingen. 1664, 24 juni: Verschenen zijn Johanna Eissinghe, wed. van Hugo van Nijveen, burgemeester van Groningen, gecommitteerde ter Staten Generaal der Nederlanden, ten eenre, en Menso Altingh, syndicus van Groningen, en zijn vrouw Alegonda Boeckholt, Christiaen Gijsleben, der beiden rechter doctor, en Maria van Boeckholt, echtelieden, Jacob van Boeckholt, Hermanna van Boeckholt, en lieutenant Sicco van Boeckholt, kinderen en erfgenamen van wijlen Thomas van Boeckholt en Aeltien Eissinghe, ehelieden, ter andere zijde. Zij verklaren dat ze op 3 en 11 juli 1663 een erfscheiding met elkaar gemaakt hebben betreffende de volgende goederen, o.a.: de gerechte helft van een heerd landes in Zeerijp, groot 70 grazen, Eppingeheert genaamd, nagelaten door zalige borgemeester Peter Eissinghe, hun oom en broer, zijnde de andere helft van deze heerd land vererfd op consorten van hun zuster en tante Clara Eissinghe, huisvrouw van colonel Eppo Gockinga. Johanna Eissinghe, weduwe Van Nijeveen is ten deel gevallen de Eppingeheerd, die door Reentien, de weduwe van Jan Boelens meierwijze wordt gebruikt.[2] Blz. 48/49: (schema): De haakjes bij Hijcke (Luirts) moeten weg, haar patroniem is zeker. Dit maakt haar dus zeker een dochter van Luirt Julles Boelens, zoon van de stamvader van stam C: Julle Boelens, landbouwer op Feddemaheerd te Kloosterburen. Blz. 51 (en 55): 1709, 27 februari: De brouwer Jurjen Draper en Elijsabeth Guidon, echtelieden, lenen van Claes Boelens 200 en van sijn suster Elijsabeth Boelens 300 car. gld., dus tezamen 500 car. gld. Ze beloven jaarlijks 4 % rente te betalen. De lening is op 8 juli 1713 afgelost.[3] Blz. 55: 1708, 12 juni: Verschenen zijn: Gerrijt Warhout en Anna van der Horst, echtelieden in de Schuitemakers Straate. Zij lenen van Claes Boelens 300 car. gld. en beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te zullen betalen.[4] Blz. 56: 1731, 23 november: Gerardus Vosdink verkoopt aan Niclaas Boelens en Cornelia Vasens, egtelieden, een behuisinge op vrije eigen grond, in de Bruggestraat, die bewoond wordt door Meint Hekema. Vanaf 1-12-1731 zullen de kopers de huur gaan innen. Het huis is belast als volgt: 1. dat Harmannus Crassens en nomine uxoris an hare behuisinge nu en ten allen tijden in eigendom sullen vermogen te behouden sodane verwijderinge van haar voorhuis, of smitterie, als haar voor enige tijd door Gerardus Vosdink is vergunt geworden so en in dier voegen als tegenswoordig word bevonden, met volcomen magt en vrijheid van de muire van Gerardus Vosdink te mogen besmijten en bepleisteren, anclaveringe van holvasten, haken, smitterie gereedschap en dergelijke vrij en onverhinderd, sonder ‘t minste beletsel te mogen doen, sonder dat nogtans Harm. Crassens en nomine uxoris enige praetensie of regt van eigendom op de muire van Gerardus Vosdink sal mogen maken. Sullende de geute boven de wande en boven de toegestane verwijderinge van t voorhuis ten allen tijden verblijven tot laste van Harm. Crassink en nomine uxoris. 2) Sal Gerardus Vosdink of derselver descendenten gehouden zijn de vier onderste vensters van sijn behuisinge soo op de Krimpe of plaatsjen van Harm. Crassink en nomine uxoris uitsigt hebben, dicht te metselen, zonder die ooit weer open te maken, naar goeddunken van Harm. Crassink. Zo worden er nog meer afspraken bekrachtigd. De verkoopprijs is 1600 car. gld. De kopers betalen 450 car. gld. De resterende 1150 car. gld. daarover gaan zij jaarlijks 4 % rente betalen. Het recht op deze 1150 car. gld. en het gereserveerde eigendomsrecht worden door Gerardus Vosdink getransporteerd aan Christopher Helman, Jannes van Rink en Hendricus Homan, in qlte. als voorstanderen over de minderjarige dogter van Jan Nankum, die het geld aan hem betaald hebben.[5] Blz. 59: 1763, 19 september: Verschenen is: Petronella Bouwmans, weduwe van Roelef Schutterup in ql. als boedelhoudster van wijlen haar mans boedel en als wettig voogdes over haar kinderen, die verklaarde aan Hermannus Schoonebeek en Henrica Boelens, ehelieden, voor de tijd van 9 jaren, ingaande 1 november 1763, verpacht te hebben een behuizinge die de verpachtenaarse zelf bewoont, benevens een kamer daaraan staande, die door Jan Bours meierwijze werd bewoond, staande op vrije eigen grond in de Pluimersgang, zwetten, ten noorden: de straat, ten oosten: Sikke Jans, zuid: de weduwe van de commijs Provinciaal Clos en west: het Snorregien. Verpacht voor 1500 car. gld. De pachtenaren beloven bij de aanvaarding 500 car. gld. te voldoen en de overige 1000 car. gld. worden op 1 mei 1764 betaald. Over 9 jaar krijgt de verpachtenaarsche het recht om de pachtsom weer in te lossen en alle door de pachters gemaakte onkosten en verbeteringen te voldoen.[6] 1772, 31 oktober: Verschenen: Hermannus Schonebeek en Hindrika Boelens, ehelieden, die lenen van juffer Agnes van Ringe een somma van 100 gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen.[7] Blz. 60: Het beroep van Gerhardus Harmannus Vriese (man van Maria Anna Boelens) was stoeldraaier. Blz. 61: Bij 16 april 1763: De zin ‘het beroep van Geert is ons onbekend’ komt te vervallen. 1763, 8 juni: Verschenen: de coopman Hindrik Schut en Johanna Stevens, ehelieden, die verkopen aan Gerardus de Vries (sic) en Maria Boelens, egtelieden, een huis aan de oostzijde van de Oude Ebbingestraat op vrije eigen grond staande met nog een stukje grond daarachter op aanwijs gedaan en hierbij mede verkocht, waarvan een vrije afwateringe over de plaatse van de Smit aldaar, mits dat de kopers een behoorlijke rooster moeten leggen of setten en op haar eigen kosten onderhouden als mede dat de loden gote tusschen dit verkogte huis en het huis van verkoperen ten zuiden en ten noorden leggende, wederzijts mandelig zal moeten worden onderhouden. Zwetten, ten noorden: mons. Berend Nieborg, oost en zuid: de verkoperen en west: de straat. Verkoopprijs: 1450 car. gld. De kopers hebben de behuizing in mei aanvaard en toen 250 car. gld. aanbetaald. De overige 1200 gld. gaan 4 % huur i.p.v. rente doen. Op 1 mei 1766 was deze brief voldaan: Wij ondergeschreven bekennen dit binnenstaande capitaal à 1200 gld. met de rente van dien ontfangen te hebben. Groningen den eersten maij 1766, onderstont: Hend. Schutte, Johanna Stevens.[8] 1766, 1 mei: Verschenen: Maria Anna Boelens, weduwe van Gerhardus Hermannus Vriese, die verklaarde aan Jan Dijmers en Lijkeltje Dijkstra, ehelieden, verkocht te hebben een behuizing met een open plaats, staande en gelegen ten oosten in de Oude Ebbingestraat op vrije eigen grond. Zwetten: noord: commissaris Beerent Nieborg en coopman Knijpinga, oost en zuid: coopman Hindrik Schutte en west: de straat, met alles wat daarbij hoort, behalve het stoeldraaiersgereedschap; verder overgedragen enkele losse goederen. Het huis heeft een afwatering over de plaats van de behuizing ten oosten, dat eigendom is van de koopman H. Schutte. Verkoopprijs 1700 car. gld. De verkoopster heeft 100 gld. ontvangen en de overige 1600 car. gld. blijven de kopers nog schuldig, daarover gaan zij 4 % huur i.p.v. rente per jaar betalen. Mede is verschenen Jan Vriese, die verklaarde zich als zelfs schuldige borge te hebben ingelaten voor de vrije levering van het verkochte onroerend goed. Maria Anna verklaart van de Weled. juffr. Clara Beerta Wichers de resterende 1600 car. gld. ontvangen te hebben en daarom draagt zij aan deze juffrouw al haar gereserveerd eigendomsrecht over. De kopers gaan de jaarlijkse huurbetalingen dus voortaan aan juffr. Wichers doen.[9] Blz. 62: 1780, 10 mei: Verschenen zijn: Maria Anna Boelens, wed. Jan Woestman, Hinderika Woestman en Christiaan Mulder, ehelieden, Regina Woestman en Harmannus Sikkens, ehelieden, Anna Woestman en Harmannus Crouse, ehelieden, Jan Juin, Geert Tombrink en Hindrik Camps als voorstanders over Lisebet Woestman, minderjarige dogter van wijlen Jan Woestman bij Gesina Juin in egte verwekt. Zij verklaren het resterende koopschat van 1250 gld. van een behuizing bestaande uit twee aparte woningen, aan de westzijde van de Nieuwe Ebbingestraat te transporteren en te cederen aan de Luitenant Coll. Pathuis, tevens als boedelhouder van zijn overleden vrouw. Zij hebben de vordering op hun naam gekregen via een cessie d.d. 22 mei 1779 van Hindrik Noorda en Aaltje Sturlings, ehelieden. Pathuis (die zich laat vertegenwoordigen door dr J. Pathuis) betaalt 1250 car. gld. aan de familie Woestman. Maria Anna Boelens treedt op met de kinderen uit het eerste huwelijk van haar man. Wilke Wilkens en zijn vrouw Anna Mulders gaan voortaan de huur i.p.v. rente aan Pathuis betalen.[10] 1780, 30 mei: Verschenen is: Maria Anna Boelens, wed. Jan Weustman, Henrica Weustman en Christiaan de Mulder, ehelieden, Regina Weustman en Harm Sickens, ehelieden, Anna Weustman en Harm Crouse, ehelieden, beneffens Jan Jeun als voormonder over de minderjarige dogter van opgemelte Jan Weustman en Gesina Jeun tesamen erfgenamen tot de nalatenschap van Jan Weustman. Zij verkopen aan Hindrik Scholtens en Geertruida Klein, ehelieden, een hof gelegen buiten de Ebbingepoort in de Eerste Steeg, zijnde het laatste hof in die steeg aan de noordzijde, voorzien met een zomerhuis, stookhuis, privé vrugtdragende boomen, doende jaarlijks aan de weduwe van luitenant A.P. van Bolhuis 3 gld. 12 st. grondpacht. Verkoopprijs 130 car. gld. De kopers hebben 30 gld. betaald en de resterende 100 gld. worden voorgeschoten door de koopman Hermannus Meier, die het gereserveerd eigendomsrecht krijgt en aan wie de kopers voortaan 4 % rente gaan betalen.[11] 1780, 27 oktober: Maria Anna Boelens, wed. wijlen de smith Jan Weustman, benevens Hindrik (sic) Weustman, geassisteert met haar eheman Christiaan de Mulder, Regina Weustman en Harmannus Sickens, ehelieden, Harmannus Kruse en Anna Woestman, ehelieden, nog Jan Jeun als voormond, nevens Geert Tonbrink en Hindrik Kamps als voogden over de nog minderjarige dogter Elisabeth Weustman, representanten en erfgenamen van wijlen Jan Weustman, verkopen aan Christoffer Roode en Anna Margaretha Mentzel, ehelieden, een behuizinge met een plaats daarachter, met een mandelige gang, in de Nieuwe Ebbingestraat op vrije en eigen grond, zwetten, noord: Harmannus Cloosterhuis, oost: de straat, zuid: Cornellis ter Wolbeek en west: de heer Postmeester Veldtman. Het huis is bewoond en gebruikt geweest door de overledene. Verkoopprijs 3200 car. gld. De kopers hebben 400 car. gld. betaald. De resterende 2800 car. gld. blijven ze schuldig en ze gaan daarover 3 ½ % rente per jaar betalen. Deze vordering en het gereserveerd eigendomsrecht worden overgedragen aan juffer Johanna Maria Akerma, bevens de apothecair Johannes Akerma en juffrouw Anna Margaretha Poppe, ehelieden, en aan de koopman Arnoldus Akerma en juffrouw Maria Schoning, ehelieden, gezamenlijke erfgenamen van de juffrouw Alagonda Vriese, wed. wijlen de coopman Henrikus Akerma. De kopers gaan voortaan aan de familie Akerma de rente betalen.[12] 1781, 26 januari: Verschenen: Roelef Wolters en Geesjen Remmers, ehelieden, Jan Berends Scheffers en Geertjen Wolters, ehelieden. Zij verkopen aan Maria Boelens, weduwe Jan Woestman, hun twee kamers naast elkaar op de Oude Weg, die door wijlen Otto Remmers bewoond zijn geweest. Zwetten, noord: Jannes Wijndels, oost: de weduwe Harm Gerding, zuid: de Oude Weg en west: Anthonij Thomas. Prijs: 540 car. gld. Het geld is betaald.[13] 1781, 4 mei: Verschenen: de boekhouder Rudolf de Jager en in qlte. voor zijn mede-voogden van het burgerweeshuis. Hij verkoopt namens het weeshuis aan Maria Boelens, weduwe van smid Jan Weustman, een behuizinge, zijnde een koemelkerij met een groot hof daarachter en een vrije uitgang en stalling voor 13 koeien, vrije eigen pot en regenwatersbak, doende aan de stad jaarlijks tot grondpacht 14 gld. 5 st. Staande en gelegen ten westen in de Nieuwe Botteringestraat, laatst door de weduwe van Aldert Jans in eigendom bewoond geweest. Zwetten, noord: de Kruitstraat, oost: de straat, zuid: Hindrik Eisens en west: de heer Dr. Brugma. Verkoopprijs 875 car. gld. Deze som is volledig betaald.[14] 1783, 12 november: Verschenen zijn: Maria Boelens, huisvrouw van Mons. Smit, voor haarzelf, Nicolaas Boelens voor hemzelf en in qlte. met de koopman H. Smit als voorstanderen over de minderjarige kinderen van wijlen Henderikus Boelens (sic) bij H. Schoonbeek in echte verwekt, en mons. E. Papingh als gevolmachtigde voor Aaltjen H. Wilkens, wed. Jacob Harms, woonachtig te Amsterdam. Zij verkopen aan Mons. A. Roelfzema en de koopman T. Eekhof een behuizinge met een hofje daarachter ten oosten in de Nieuwe Kijk in ‘t Jatstraat, doende jaarlijks aan de stad tot grondpacht 1 gld. 16 st. Zwetten, noord: de mulder Schierbeek, oost: H. Eikens, zuid: Jan Ratelaar, west: de straat. Verkoopprijs 300 car. gld.[15] Groninger Courant, 26 juni 1795: MARIA ANNA BOELENS Wedw. Wylen HARMANNUS SMIT, en R. M. SMIT, J. T. SMIT en A. C. SMIT als Kinderen van H. SMIT, het Beneficium Inventarii hebbende bekomen over de Nalatenschap van Wylen baar Eheman en Vader opgemeld, en hetzelve wederom ingetrokken en de Boedel door hun pure geadiëerd zynde, word zulks by dezen aan een ieder, die daarby belang mogten hebben, bekend gemaakt. (bericht dat ze afstand doen van de nalatenschap). Blz. 63: 1795, 2 november: Verschenen: Vrouw M.A. Boelens, weduwe van de koopman H. Smit, R.M. Smit, J.T. Smit en A.C. Smit, meerderjarige kinderen en erfgenamen van hun vader H. Smit, hiervoor genoemd. Zij verkopen aan Jan van Buren en zijn vrouw Heilke Gerrits Luttenbonk, een behuizing ten westen op de Lane, op vrije eigen grond, met een kamer daarbij gelegen, ten noorden, die apart wordt verhuurd, onder één dak. Zwetten, noord: een gank, oost: de straat van de Laan, zuid: een mande gank, west: de wed. Kuipers. Verkoopprijs 1000 gld. De verkoopster verklaart 300 gld. ontvangen te hebben. Over het restant gaan de kopers jaarlijks 4 % huur i.p.v. rente betalen. De verkopers hebben de 700 gld. ontvangen van dr. H.J. Pathuis en de kopers gaan aan hem de 4 % per jaar betalen.[16] 1796, 9 november: Verschenen zijn: J.T. Smit, R.M. Smit en A.C. Smit met haar eheman Nicolaus Tijmans. Zij hebben de boedel van hun oveleden vader Harmannus Smit onderling in der minne gescheiden en aan A.C. Smit is toebedeeld voor 4000 gl. de behuizing en pakhuis in de Oude Ebbingestraat, waar het Wapen van Amsterdam uithangt, waar hun vader woonde. A.C. Smit heeft ‘in collatie’ gebracht 500 gld. Over de resterende 3500 gl. gaan A.C. Smit en haar man Tijmans jaarlijks 4 % huur i.p.v. rente betalen aan de overige erfgenamen. Maar: het geld is nu voorgeschoten door dr J.J. Cremers en Mevr. A.M. Heerkens, ehelieden, dus de rente wordt voortaan aan dit echtpaar betaald, dat ook het gereserveerd eigendomsrecht over het onroerend goed krijgt.[17] 1801, 13 juli: Maria Anna Boelens, weduwe van Harmannus Smit, verkoopt aan Jan Thomas en Jantje Willems, egtelieden, een behuizing met hofje en bleekveld erachter, staande en gelegen in de Nieuwe Boteringe Straat op de hoek van de Kruisstraat, doende jaarlijks aan de stad Groningen tot grondpacht 14 gl. 5 st. Prijs: 1675 car. gld. Het geld wordt betaald door de voorstanderen over de minderjarige kinderen van Jantje Willems, de kopersche. Dus: de voorstanders krijgen nu het gereserveerd eigendomsrecht over het onroerend goed. De kopers gaan jaarlijks 4 % rente betalen aan de voorstanders over de 1675 car. gld.[18] 1804, 7 november: Verschenen zijn: Nicolaas Boelens en Jacobus Schoonbeek voor hem zelvs en namens de overige erfgenamen van vrouw Maria Boelens, wed. van de coopman Hermannus Smit. Zij ontvangen van dr. J.J. Cremers 1400 gld. In ruil daarvoor ontvangt hij het gereserveerd eigendomsrecht van een behuizing. De erfgenamen van Maria hadden dit geld nog tegoed van de kopers van die behuizing, met name Simon ter Horst en en zijn vrouw Agnieta Reiploeg. De schuldenaren ontvangen ook nog eens 100 gld. van Cremers. Zij gaan aan hem 5 % rente betalen.[19] 1805, 1 mei: Nicolaas J. Boelens en Jacob Schoonbeek, als executeurs testamentair van wijlen Maria Anna Boelens, verkopen aan Derk Bruins en Stijntje Harms, ehelieden, een kamer staande aan de westzijde van de Oude Weg, op vrije eigen grond, zwetten, noord: mons. Wolbeek, oost: de straat of Oude Weg, zuid: Jochum Tinga en west: koopman Wijndels. Verkoopprijs 343 gld.[20] Zelfde datum: Zij verkopen aan Frans Bartelds en J. Tinga een kamer staande en gelegen op vrije eigen grond op de Oude Weg, zwetten, noord: Derk Bruins, oost: de straat, zuid: Geestman en west: A. Wyndels. Verkoopprijs 361 car. gld.[21] Zelfde datum: dezelfde personen verschijnen, weer als executeurs testamentair van Maria Anna Boelens. Zij verkopen aan P. van Belkum en J. Bredee in compagnie, een kamer in de Bloemstraat op vrije eigen grond. Zwetten, oost: commies Boss, zuid: dezelfde, west: Jan Sanders en noord: de straat. Verkoopprijs 281 gld.[22] 1805, 6 mei: weer dezelfden. Zij lenen van Dr. J.J. Cremers 1700 gld. Zij dragen aan hem over een vordering op H.J. Cremer en vrouw van hetzelfde bedrag. Daarbij krijgt Cremers het gereserveerd eigendomsrecht van een behuizing waar H.J. Cremer en vrouw wonen. Laatstgenoemden gaan 5 % rente betalen aan J.J. Cremers.[23] 1807, 11 november: Verschenen zijn: Nicolaas J. Boelens en Jacobus H. Schoonbeek, nomine uxoris, als erfgenamen van mejuffrouw M. A. Boelens, weduwe van Harmannus Smit. Zij verklaren ontvangen te hebben van H. Lage, S.M.S. de Ranitz en J. Lohman, als testamentaire executeurs van wijlen de heer apothecaris M. Reinders de somma van 2000 gld., zijnde restant kooppenningen van een behuizinge staande alhier ten oosten in het wijde van de Oude Ebbingestraat op eigen grond. Dus dragen zij aan hen over het recht van gereserveerd eigendom, dat zij hadden gekregen ten laste van Willem Sluiter en Petronella Wagenaar, ehelieden, volgens een verzegeling d.d. 27-4-1802. Laatstgenoemd echtpaar gaat nu voortaan 5 % huur i.p.v. rente betalen aan de geldschieters.[24] Andries Duchemin is overleden te Leeuwarden op 12 december 1802. Blz. 65: 1759, 24 april: Verschenen zijn: Derk Wijtink en Alagonda Blankstein, ehelieden, die verklaarden aan Sophia Nicasius, weduwe Boelens, een behuizing ten noorden in het nauw van de Poelstrate staande, door de eerste comparanten zelf bewoond, voor de tijd van negen jaren vanaf mei 1759, wanneer het zal kunnen aanvaard worden, verpacht te hebben met alles wat daarbij hoort, met uitzondering van de toonbank en winkel, die met zijn annexen zal moeten worden weggebroken en aan verpachtenaren verblijven. Zwetten: noorden en westen: de heer Raadsheer B. van Iddekinge, oost: Everardus Hemmes en de straat ten zuiden. Verpacht voor 2000 gl. in twee termijnen te betalen, in mei bij de aanvaarding de helft en de andere helft in november 1759. Als de verpachtenaren de pacht opzeggen, moeten zij de 2000 gl. en verder alle door de pachtster gemaakte kosten terugbetalen.[25] Blz. 66: 1760, 21 augustus: Gecompareerd: Vrouw Sophia Nicasius, weduwe wijlen Jan Boelens, als moeder ter eener en Mr. Andreas du Chemin als voormond, mr. Jannes Wieringa en mr. Willem du Chemin als voogden over de minderjarige zoons van wijlen Jan Boelens bij Sophia in echte verwekt, ter andere zijde, die samen een finale scheiding maken van de vaderlijke goederen van de pupillen. De moeder houdt de hele boedel met alle lusten en lasten. Ze is verplicht haar twee zoons, Leonardus in ‘t 10e en Nicolaas in ‘t 6e jaar oud, tot de leeftijd van 18 jaar te onderhouden en van alles te verzorgen, ook te laten leren lezen en schrijven en op te laten leiden tot een ordentelijk ambacht. Als de jaren voorbij zijn, moet de moeder aan de voorstanders uitkeren een bedrag van 796 gld. 8 st., blijvende nogtans salv regtens omtrent hare [=hunne] grootouderlijke boedel. Daarnaast zal de moeder moeten geven een ordentelijke uitboedelinge in linnen en wollen kleederen na stands gelegentheid. Het lijfstoebehoren van de vader berust onder de voorstanders. Op 10-11-1764 is alhier ter stads secretarie vertoont een authentiq extract uit het quitantie boek ter weeskamer deser stadt in dato den 8 novemb. 1764 waarin vermeld stont dat aldaar sijn gecompareert mr. Andr. du Chemin als voormond, en cons., als voogden over de minderjarige kinderen van wijlen Jan Boelens bij Sophia Nicasius verwekt, dewelke verklaarden ontfangen te hebben van der pupillen moeder volkomen overlevering van alle afkooppenningen als hen volgens afkoop van den 20 augs. 1760 waren geadjudiceert benevens ‘t lijfstoebehoren daar in vermelt en dezelve sonder eenige reserve quiteerden, was getekent Andrijs Duismijn, Jannes Wieringa en Willem Duismijn.[26] Blz. 67: 1764, 8 november: Bartholomeus Pijper en Sophia Nicasius, ehelieden, lenen van Andries Duchemin in qlte. voormond, Jannes Wieringa en Willem Duchemin, als voogden over de minderjarige kinderen van wijlen Jan Boelens bij vrouw Sophia Nicasius in egte verwekt, de som van 611 gl. en 12 st. Ze gaan jaarlijks 4 % rente betalen. Verder is verschenen vrouw Susanna Groenewolt, wed. van wijlen mons. J. Roeland, die zich inliet als borg. In de marge: op nevenstaande schulde in het preferentie oordeel over de penningen geproflueerd van een verkogte behuisinge zo Sophia Nicasius wed. Pijper heeft behoort, gepronuntieert den 12 november 1771, zes hondert gld. zijnde voldaan, zo word zulx hier getekent.[27] Blz. 69: Advertentie Opregte Groninger Courant, 27 april 1773: ‘By den Koopman LEONARDUS BOELENS in nieuwe Boteringe Straat, op hoek van de Fiolen Straat, word gemaakt en verkogt alderhande zoort van Chocolade het pond à 20 st. 18 st. 15 st. Recommandeert zig in yders gunst.’ Blijkbaar was hij toch ook koopman. Dit verklaart ook het lijklaken van het kramersgilde. Groninger Courant, 7 november 1777: Groningen den 6 November. Het Zoontje van Hindrik Pieters oud 4 Jaaren , is na een en een half uur in het Boterdiep, in het Water geleegen te hebben, daar uitgehaalt, en hoewel men in het eerst geen tekens van leeven konde verneemen, is gemelde Kind, door hulp van Leonardus Boelens, woonende in de Nieuwe Ebbinge Straat, weder gelukkig by gekoomen, en vind zig thans zeer welvaarende. 1785, 27 oktober: Verschenen: de chirurgijn Bernardus Buissink als vader ter eener, benevens Joseph Welbergen als voormond, Theodorus Buissingh en Johannes Sladoot als voogden over de minderjarige dogter van Bernardus Buissink bij wijlen Helena Tobie in echte verwekt, dan nog Maria Anna Buissink, weduwe Leonardus Boelens, Hinderikus Meddens en Bibiana Maragretha Buissink, ehelieden, Petronella Johanna Buissink en Theodorus Buissingh, ehelieden, alsmede Jacobus Buissingh, namens Johannes Julianus Buissink, Anthonius Jacobus Buissink en Bernardina Johanna Buissink als veniam aetatis hebbende bekomen, tezamen meerderjarige kinderen van de 1e comparant bij wijlen Helena Tobie in echte verwekt, ter andere zijde. Vader Bernardus behoudt de hele boedel die hij samen met zijn overleden echtgenote had. De boedel staat ook op een inventaris die op deze zelfde dag bij de weeskamer is ingeleverd. Er is ook een huwelijkscontract tussen Bernardus en Helena d.d. 4 maart 1749. De minderjarige dochter heet Regina Helena en is in ‘t 17e jaar oud. Hij zal haar tot haar 20e jaar onderhouden, laten leren lezen en schrijven, en bekwame handwerken leren. Nadat de jaren voorbij zijn, keert hij aan de voorstanders ten behoeve van haar een bedrag uit van 272 gld. 9 st. 6 pl. met nog een ordentelijke uitboedeling van wollen en linnen naar stands gelegenheid. De dubieuse uitstaande crediten blijven mandelig onder de comparanten. Het lijfstoebehoren van de moeder is onder de comparanten al verdeeld. Ieder van de hiervoor genoemde meerderjarige kinderen heeft ook recht op 272 gl. 9 st. 6 pl. als moeders goed. Vader behoudt dus het volledige bezit, waaronder het onroerend goed: een behuizing staande aan het Schuitendiep ten oosten tussen de Steentilstraat en de Poelpoorten Boogen, waar hij zelf woont, met nog een woning en hof buiten de Oosterpoort, in de Holtsagersteeg, alsmede een grondpacht over een woning aan het Schuitendiep ten oosten op de hoek van de Hopmansgank, die door de weudwe van Hindrik Haickens wordt bewoond. Hij blijft garant met al zijn bezittingen voor de uitkeringen van de afkooppeningen aan zijn kinderen.[28] Blz. 70/71: 1806, 27 februari: Verschenen: Bernardus Anthonius Boelens, mede namens zijn vrouw Harmanna Koets. Hij is schuldig aan Nicolaas Joseph Boelens en Theodorus Buissing als voorstanderen en administrerende in hunne qualiteit de goederen van de absente Jan Boelens, een somma van 500 gl., heerkomstig op de eerste plaats uit betaalde koopschatspenningen voor de debiteuren van vijf woningen onder een dak, staande op de Kranenpoortenwalle, die zij van de diaconie alhier hadden aangekocht, voor 305 gld. 10 st. Daarvoor is een kwitantie afgegeven door de boekhouder en diaconen van de zesde kluft d.d. 30-5-1805 en uit ten 2e: op dezelfde datum voorgeschoten penningen om nog een zesde woning aan te bouwen onder hetzelfde dak als de andere vijf woningen ter grootte van 194 gl. 10 st. Over deze 500 gl. gaan Boelens en zijn vrouw jaarlijks 4 % rente betalen.[29] Blz. 73: Anna Maria Catharina Boelens is overleden te Haarlemmermeer op 29 januari 1884. Christianus Boelens wordt nog genoemd in de memorie van successie van zijn grootvader Koets. Dat maakt dat zijn overlijdensdatum ligt tussen 14-11-1829 en 1858. Blz. 73: Margareta Boelens komt voor met de doopnamen Margrita Maria Christina. Blz. 74: Over Margareta Boelens (regel 3, 4, 5). Zij is niet gelijk met haar zus naar Veenhuizen gegaan. Franciska woonde er al vanaf september 1829. We vonden nog een bericht in een tijdschrift dat vertelt over het overlijden van Margareta. Het betreft waarschijnlijk een blad ten behoeve van de kolonisten in Veenhuizen. Ongelooflijk zo’n detail nog te vinden! Duidelijk wordt waarom ze niet is ingeschreven, ze is op de dag van haar aankomst al overleden. Was ze op weg naar haar zus? Hier volgt het artikeltje: Tijdschrift ‘De Vriend des Vaderlands’, juli 1830: Op Zondag den 11 dezer maand trof een paar kinderen van het weezen-gesticht, No. 1, te Veenhuizen, een droevig ongeluk. MARGARETHA BOELENS en JOHANNA JANSEN, 15 en 12 jaren oud, overgenomen uit Groningen, waren van het 1e naar het 2e gesticht gegaan om eenen bekende te bezoeken, en in plaats van den gewonen weg, verkozen zij een bijpad over eene scheidingsloot, waarover, ten gebruik van den hoevenaar, eene plank gelegd was, waarvan zij afvielen en door den sterken stroom, door eenen nabij gelegen overval veroorzaakt, spoedig wegdreven. Een klein meisje eens veldwachters, die niet ver daarvan afwoont, dit ziende, liep naar huis, doch toen haar vader was aangekomen, waren beide reeds een eind weg voortgedreven en verdronken. De aangewende middelen, om de drenkelingen zoo mogelijk bij te brengen, hebben geen gewenschten uitslag gehad. Franciska Boelens komt voor met de doopnamen Francisca Engelina. Blz. 74/75: Het vergrijp waarvoor Leonardus Boelens tot gevangenisstraf veroordeeld werd (blz. 75 bovenaan) betreft het volgende: 1821, 3 september: Leonardus Christiaan Boelens, 24 jaar, geboren en wonende te Groningen, huisonderwijzer, heeft met vier anderen op maandagavond 6 augustus 1821 te Groningen de personen G. Ottenhoff en A. Roegholt geslagen en mishandeld op de publieke straat zonder dat daartoe ‘door dezelven eenige de minste aanleiding is gegeven’. De andere aangeklaagden zijn allen geboren en wonend te Groningen: Jan Klinkert, 52 jaar, zonder beroep, Jan Bentla, 29 jaar, smidsknecht, Gerardus van den Berg, 18 jaar, kleermaker, en Willem Borghorst, 19 jaar, smidsknecht. Boelens en Borghorst krijgen een jaar gevangenisstraf, de andere drie krijgen anderhalf jaar. Ieder moet een boete van f 20 en de volledige rechtskosten betalen.[30] Blz. 76: 8e regel: Hij was toen gelegerd in Bergen op Zoom. Blz. 77: Pieter van Tongeren is niet in 1847 in Veenhuizen overleden. Hij overleed op 27 februari 1858 te Loppersum en was op dat moment woonachtig in Smilde (D). In zijn overlijdensakte staat als beroep: huisschilder. Dus is het ook mogelijk dat dat het beroep was dat men bedoelde met ‘verwer’ in 1846. Blz. 78: Gezien het voorgaande zal met de term ‘verwer’ voor zijn schoonzoon Boelens dus ook wel huisschilder bedoeld zijn. Blz. 81: Uit het huwelijk van Teunis Boelens en Janna Josina Beumer (X-a): Otto Cornelis Boelens, geboren te Rotterdam op 5 april 1887 en aldaar overleden op 25 oktober 1888. Er is nog een zoontje van dit echtpaar in Rotterdam dood ter wereld gekomen op 9 april 1902. Op 4 januari 1906 wordt te Rotterdam nog een dochter geboren: Johanna. Zij is overleden te Rotterdam op 12 december 1910. Haar zus Aleida Gerritdiena Klasiena (nr 1) had uit haar huwelijk één kind. Haar zus Geertruida Johanna (nr 2) had ook uit haar eerste huwelijk twee kinderen. Haar zus Klazina (nr 5) had uit haar eerste huwelijk drie jong overleden kinderen. XI-a: Teunis Boelens (zoon van de vorige) had uit zijn eerste huwelijk met Johanna Lena Verhoeven twee zonen: Teunis (Teun) en Johannes (Hans) Boelens. Teun is geboren te Rotterdam op 18 oktober 1914 en overleden te Vlaardingen op 7 augustus 2002. Hij woonde te Schiedam en was van beroep vertegenwoordiger. Hij huwde te Rotterdam op 3 juli 1940 met Maria (Rie) Siebel, verkoopster, geboren aldaar op 16 november 1914, overleden te Schiedam op 22 februari 1997, dochter van Hendrik Pieter Jacobus Siebel en Emma Zweerus. Teun en Rie Boelens-Siebel kregen één dochter: Hendrika Maria (Hennie) Boelens, adm. medewerkster, secretaresse, geboren te Schiedam op 11 september 1941, wonende te Schiedam. Ze is getrouwd op 13 mei 1965 met (en gescheiden in 1972) van Gerard van Gerven, aannemer, wonend te Schiedam. Zij is hertrouwd te Vlaardingen op 27 maart 1995 met Dingeman Hendrik (Henk) Siebel, financieel medewerker US Army in Duitsland, gemeente-secretaris, wonende te Kassel (D), overleden te Schiedam op 14 februari 2000. Johannes (Hans) Boelens is de tweede zoon van Teunis Boelens en Johanna Lena Verhoeven. Hij is geboren te Rotterdam op 6 juli 1917 en overleden in 1976. Zijn beroep was scheepsbevrachter en hij woonde in Duisburg (Duitsland). Hans trouwt te Rotterdam op 30 maart 1938 met (en is op 30 augustus 1946 gescheiden van) (1) Geertruida Johanna van den Berg, geboren te Rotterdam op 7 maart 1916 en overleden te Capelle aan den IJssel op 28 oktober 2002, dochter van Johannes Burg van den Berg (typograaf) en Geertruida Gebuijs (het ‘Burg’ is een voornaam). (Geertruida Johanna van den Berg hertrouwt met Willem Pieter Lammers). Hans hertrouwt met (2) Ruth N.N. Uit het 1e huwelijk:
Blz. 82: 1881, 8 september: Lambertus Boelens, 23 jaar, letterzetter, geboren en wonende te Groningen, heeft in de nacht van 4 op 5 aug. 1881 in de Polderstraat te Groningen twee agenten van politie opzettelijk beledigd en herhaaldelijk heeft toegevoegd “jelui bent gemeene kerels, smeerlappen, lammelingen en ploerten”. Hun namen waren: Jan Casper Bakker en Willem Eildert Wories Koning. Het leverde Boelens een geldboete op van f 15,-- wegens belediging van een ambtenaar in functie en betaling van de gerechtskosten à f 0.65.[31] Blz. 83: 1902, 21 oktober: Georg Mattheus Klein, 18 jaar, geboren te Groningen op 29 maart 1884, sigarenmaker te Groningen, woonachtig in de Bleekersteeg, heeft Otto Cornelis Boelens mishandeld door hem opzettelijk hevig te slaan. Wiltje Boener is ook mishandeld. Het was in de avond van 28 september 1902. Het leverde de dader een geldboete op van f 10 en een hechtenis van 8 dagen wegens mishandeling tweemaal gepleegd.[32] 1902, 6 november: Hendrik Jan Nijland, 15 jaar, geboren te Assen op 25 maart 1887, stucadoor te Groningen, Zwarteweg, heeft in de nacht van 12 op 13 okt. 1902 op de Zwarteweg te Groningen Otto Cornelis Boelens mishandeld door hem opzettelijk hevig te slaan en te bijten, waardoor hij bloedend verwond is. Hij heeft bekend. Geldboete van f 10 en 8 dagen hechtenis.[33] 1915, 18 februari: Geeske Brandsma, 56 jaar, geboren te Surhuizum op 1 nov. 1858, zonder beroep, vrouw van Jan de Nekker, wonende te Noordwijk, gemeente Marum, heeft te Noordwijk op 28 nov. 1914 opzettelijk aan de ‘in uniform gekleeden, in politiedienst surveilleerenden gemeente- tevens onbezoldigd rijksveldwachter Otto Cornelis Boelens de voor dezen beleedigende woorden: ‘zoo snotjongen, ben je daar, ik zal je wel krijgen hoor. Ik ga ze in Zuidhorn wel even vertellen dat jij in plaats van hier dienst te doen, bij de dominee en meester zit te koffiedrinken, doe snotneus’. Zij hief de vuist tegen hem op. Bij verstek f 15 boete.[34] 1915, 30 september: Hendrik Beerlings, geboren in De Wilp op 13 maart 1891, molenaar, wonende te Marum, heeft te Marum op 4 juli 1915 Otto Cornelis Boelens, terwijl die beklaagde op heterdaad betrapte, dat hij zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevond en deze aanhield, zich met geweld tegen deze politiebeambte verzet door deze bij de keel te grijpen, te slaan, te schoppen en zich tenslotte los te rukken. Beerlings was zeer woest en schreeuwde steeds: ‘Ik wil Bakker vermoorden’. Boelens is door de handelingen van de beklaagde gewond geraakt aan de hals en leed pijn. Beerlings krijgt drie weken gevangenisstraf opgelegd.[35] Blz. 87: Wilhelmina Koning-Boelens is op 6 juni 2009 te Groningen overleden. Wilhelmina Boelens-Sollaart is op 28 december 2019 te Groningen overleden. Blz. 88: Anna Maria Catharina Boelens (het oudste kind) is weliswaar vernoemd naar haar tante, de halfzuster van haar vader, doch dit was niet de stiefmoeder van haar moeder. Blz. 89: In een later stadium kreeg ik kopieën van het dossier van de inrichting waar Jacobus Harmannus verpleegd werd. Hij leed vooral aan hoogmoedswaanzin en beweerde alsmaar dat hij miljoenen te verteren had. Blz. 91: 1779, 29 juli: Verschenen zijn: Hindrik Arijs Noorda en Aaltjen Everts Stuirling, egtelieden, die verklaren geleend te hebben van Mons. Nicolaus Boelens een som van 600 gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Op 1-8-1780 is de brief voldaan en gekwiteerd ter stadssecretarie vertoond met als ondertekening: Nicolaas Boelens, 31 juli 1780.[36] 1786, 29 november: Jan Tombrink, namens zijn moeder Susanna Buissing, weduwe van Jan Tombrink, leent van Nicolaas Boelens en Catharina van Waan, ehelieden, 1000 gld. Jaarlijks zal hierover 3 ½ % rente betaald gaan worden.[37] Blz. 92: Groninger Courant, 22 jan. 1790: Vaandrig D.T. Busscher biedt te koop aan zijn neringrijke herberg, staande en gelegen in de Jacobinerstraat, voorheen door Derk Groothuis en vrouw, thans door mons. N. Boelens en vrouw bewoond. 1791, 6 mei: Lammert Rijder en Gepke Spoelders, ehelieden, verkopen aan Nicolaas Boelens en Catharina van Waan, ehelieden, een behuizing ten westen in de Oude Ebbingestraat, in het Klooster, Het Hagje genaamd, alles vrij eigen grond, zwetten: ten noorden: de Kloosterplaats en koopman A. van der Veen, oost: A. van der Veen, zuid: de weduwe van Hopman A. Brommelkamp, Pieter Convent, de verkopers en Albert Wolthuis, en ten westen het straatje bijlangs het Reventer. Verkocht voor 6000 car. gld. De kopers hebben 2000 car. gld. betaald. Over de resterende 4000 car. gld. gaan zij jaarlijks 3 1/2 % rente betalen.[38] Conclusie: deze herberg heette dus Het Hagje, die in de Jacobinerstraat was kennelijk toch een andere herberg. 1793, 25 mei: deze vordering wordt overgedragen aan B. Wilkens en zijn vrouw.[39] 1800, 26 december: Verschenen zijn: Hillebrand Wieringa, Leonardus Wieringa, Albartus Wieringa, Gerhardus Wieringa, Susanna Wieringa, Catharina Wieringa, en H. Schoonbeek als voorstander over de minderjarige kinderen van wijlen Cornelijs Schoonbeek en Margaretha Wieringa, in leven ehelieden, nevens Nicolaas Boelens ad actum divisiorum voormond, te zamen kinderen en erfgenamen van wijlen hunne overledene ouders Johannes Wieringa en Johanna Nicasius, in leven ehelieden. Ze hebben een scheiding en deling van de nalatenschap van hun ouders gemaakt. Na vereffening van de schulden is aan Hillebrand Wieringa ten deel gevallen: Een behuizing en pakhuis erachter staande aan de westzijde in de Oude Ebbingestraat, doende jaarlijks aan de rentemeester der geestelijke goederen, aan Geertruids Gasthuis en aan de Akerk tezamen tot grondpacht 10 gld. 19 st. 6 duiten. Aan de andere comparanten zal hij ter egalisatie uitkeren een som van 2000 gld. Dit geld moet hij echter nog schuldig blijven en gaat erover 5 % per jaar rente betalen aan zijn mede-erfgenamen. Echter het geld wordt voorgeschoten door mevr. C. Helmich, weduwe van dr. J.G.M. Draper, dus Hillebrand gaat voortaan aan haar de rente betalen en de overige erfgenamen hebben hun geld.[40] 1806, 11 augustus: Verschenen is: de Heer oud Amplissimus B.van Kruissen, aan wie was ‘geadjudiceerd’ een behuizing staande ten oosten in de Heerstraat, om dezelve op schade en bate van de failliete boedel van zijn debiteuren K. Boelens en vrouw (dit zullen zijn schoonouders Klaas (Nicolaus Josephus) Boelens en Catharina van Waan zijn) te verkopen. Hij verkoopt nu deze behuizing aan H. Kubbenga en M. Kuilenberg, ehelieden. Hij staat op eigen grond. Zwetten, noord: E. Edens, oost: de mandelige gang, zuid: Bergner en west: de straat. De aankomstbrief was van 4 november 1802. De verkoopprijs is 3728 gl. 3 st. Er is al 728 gl. 3 st. op betaald. Over de resterende 3000 gl. gaan de kopers jaarlijks 5 % huur i.p.v. rente betalen.[41] 1810, 5 wintermaand: Anthonij en Johannes Beumer en Margaretha Beumer en H. Brinkman, ehelieden, nevens Menso Saan en Nicolaas J. Boelens als voorstanderen over de minderjarige kinderen van wijlen H. Beumer en E. Krookmans, ehelieden, en caverende te zamen voor Leonardus Beumer, als zijnde afwezig, kinderen en representanten van wijlen H. Beumer en E. Krookmans. Zij verkopen aan Roelf Roos een tuin of hof gelegen aan de stadswalle, tussen de Appel en Kruisstraate, doende jaarlijks aan de stad tot grondpacht, 3 gld. 12 st., getekend oud Ltt. nr. G.G. no. 18, nieuw no. 123, hebbende ter naaster zwetten: noord: A. Brugmans, oost: J. van Dam, zuid: Harm Pelnter en west: Jan Rotgers. Verkoopprijs 261 car. gld.[42] Nicolaas komt in de Groningse kranten van het laatste decennium van de 18e eeuw en van het begin van de 19e eeuw zeer veelvuldig voor. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat heel vaak veilingen georganiseerd worden in zijn herberg ‘waar ‘t Hagje uithangt’. Het betreft vaak gerechtelijke verkopingen. In de krant wordt dan een aankondiging van zo’n veiling geplaatst. Blz. 94: 1857, 1 mei: Margaretha Wijnkes Bijlholt, gehuwd met Johannes Nicolaas Boelens, boekbinder te Groningen. Dat ongeveer 18 jaren geleden te Martenshoek is overleden Elisabeth Bijlholt, zonder beroep en ongehuwd, zuster van requestrante; dat in 1855 is overleden Susanna Bijlholt, ook ongehuwd en zonder beroep, zuster van de requestrante. De nalatenschap van beide zusters is nog ongescheiden. Tot de nalatenschap behoort o.a. een huis te Martenshoek, letter A nr. 23. Erfgenamen zijn: 1) Jan Uil, scheepsbouwmeester te Martenshoek, enige zoon van wijlen Kaspart Uil en Anna Bijlholt, zuster van de erflateressen; 2) Wijnke, Johannes en Jacobus Eissing, wonende te Groningen, Jaantje Eissing, wonende te Veenhuizen, Johanna Eissing, echtgenote van J. Mulder, schoenmaker te Groningen, allen kinderen van wijlen Willem Eissing en Catharina Bijlholt, zuster der erflateressen, wonende te Martenshoek. 3) Josephus, Wijnke, Gerardus en Hillebrandt Bodewes, Jaantje Bodewes, echtgenote van H. Boerma, Hinderika Bodewes, echtgenote van G. Verstokt, Johanna Bodewes, echtgenote van H. Schepens, wonende te Groningen, Margaretha Bodewes, echtgenote van Th. Wilbrink te Veendam, Catharina Bodewes, echtg. van Th. Gengeleer [=Gengler] te Kleinemeer, allen kinderen van wijlen Geert Bodewes en Geertje Bijlholt, zuster van de erflateressen. 4) Helena Bijlholt, weduwe Abeling te Pekela, zuster der erflateressen. 5) Wijnke Bijlholt, te Martenshoek, broer van idem 6) Wijnke Bijlholt te Kleinemeer, zoon van wijlen Jan Bijlholt, broer der erflateressen en Maria Uil. De requestrante wil kosteloos procederen ten behoeve van de scheiding en deling van deze nalatenschap, hetgeen wordt geaccordeerd.[43] Blz. 95: 1843, 26 augustus: Een zaak komt voor het gerecht van Nicolaas Josephus Boelens wonend in de Kijkintjatstraat te Groningen. Hermannus Witte, 58 jaar, koopman, geboren te Groningen, wonende in de Oude Kijkintjatstraat, beklaagde. Hij heeft op 7 juli 1843 Nicolaas Josephus Boelens in de Kijkintjatstraat moedwillig gestoken op de borst en heeft bij hem het mes onder de kin geduwd. Er is geen letsel uit voortgekomen. Boelens had volgens Witte onterecht een ring tot sluiting van een deur in de zijmuur van het huis van beklaagde geslagen en hij wilde verhinderen dat Witte die er weer uit haalde. Daardoor was Witte in drift ontstoken. Hij krijgt een geldboete van f 3 en moet de rechtskosten van f 3.93 betalen. Duidelijk een burenruzie.[44] 1893, 13 april: Diefstal van de toonbank in de winkel van Nicolaas Josephus Boelens in de Nieuwe Ebbingestraat van drie bonte zakdoeken. Beschuldigde: Dirk Kraak, 11 jaar, zonder beroep, geboren en wonende te Groningen. Hij heeft ze op 15 februari 1893 weggenomen van de toonbank in de winkel van N.J. Boelens in de Nieuwe Ebbingestraat. Het feit is niet wettig en overtuigend bewezen en hij moet worden vrijgesproken.[45] Blz. 96: 1903, 1 oktober: Allegonda Maria Durville, vrouw van Johannes Wilhelmus Boelens, heeft uit hun winkel ondergoed op keur meegegeven aan Gerardus Fennema, geboren Groningen 19 maart 1872, zonder beroep te Groningen en daarna niets meer vernomen. Fennema deed dit op grote schaal. Voor al deze delicten kreeg hij een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd. Hij had vijf jaar eerder al vastgezeten wegens verduistering. De misdrijven hebben plaatsgevonden in de loop van de maand juli en het begin van de maand augustus. Steeds nam hij goederen ‘op keur’, ‘op zicht’ mee en kwam dan niet meer terug. Bij Johannes Wilhelmus Boelens ging het om een onderbroek en een hemdrok. Van 6 april tot 6 mei 1903 heeft hij al in de gevangenis gezeten wegens verduistering. Ook Casper Walker verklaart dat hij uit de winkel van zijn patroon Witte alhier aan de beklaagde op diens verzoek op keur heeft medegegeven een hemdrok en een onderbroek. Beklaagde heeft niets meer van zich laten horen.[46] Blz. 100: 1908, 2 november: Johannes Nicolaas Boelens, boekhouder te Groningen, Hendrikus Johannes Hensen, koopman te Schildwolde en Hendrik Woltil, kastelein te Noorderhoogebrug zijn benoemd tot deskundigen ter waardering van de onroerende goederen gelegen onder Bedum en behorende tot de huwelijksgemeenschap tussen wijlen Willem Hensen, gewoond hebbende en overleden te Groningen op 25 april 1907, en zijn echtgenote (nog in leven) Cornelia Theodorus Joosten. Zij leggen de eed af.[47] Blz. 102: Emmy Aangenendt-Boelens is op 4 mei 2011 te Den Haag overleden. Blz. 103: 1902, 6 juni: Jenze Jongsma, boekbinder, geboren te Dokkum op 14 december 1860, zwervende, alhier (Groningen), gedetineerd, heeft op 1 juni 1902 te Groningen op de Turfstraat in bedelende houding aan Johannes Nicolaas Boelens om een aalmoes of liefdegift gevraagd. Boelens verklaarde dat hij, toen hij in de deur van zijn woning in de Turfstraat stond, de beklaagde hem om een aalmoes vroeg. Hij heeft hem een cent gegeven. De rechtbank oordeelt dat de man in staat is om te werken. Hem wordt drie dagen hechtenis opgelegd en een plaatsing in een rijkswerkinrichting voor de tijd van drie jaren.[48] Kennelijk woonde Johannes Nicolaas in 1902 in de Turfstraat. Noot 341: 1839 = 1893 Blz. 105: Overlijdensdatum Meene Benes: na 28 november 1617 Blz. 141: Hindrick Cloppenborgh is overleden tussen 3 maart 1714 en 1730 1705, 19 september: Gecompareerd: Jantien Boelens, weduwe van Jan Hovinge. Zij leent van Theodorus Nannens, Pauwel Jans en Wessel Titsinck als voormond en voogden over de twee nagelaten kinderen van wijlen Jan Hovinge en Maria Brissens de som van 800 gld., zijnde het restant der afcoopspenningen van Maria Brissens, der pupillen gewesene moeder. Ze gaat 4 ½ % rente betalen en blijft garant met heel haar bezit. Jan Betinck en Ludolphus Boelens laten zich in als zelfschuldige borgen. De brief is geannuleerd en gequiteerd op 26-5-1721.[49] 1706, 19 juni: Verschenen zijn: Wessel Titsinck als voormond, Ludolph Boelens en Emmerich Thuijs als voogden over de minderjarige zoon van Jan Hovingh bij Jantien Boelens in echte verweckt, Albertus Hovingh genaemt, oud in ‘t sevende jaer, ten eenere, en genoemde moeder ter andere zijde. Er wordt een afkoop gemaakt over de vaderlijke nalatenschap van de pupil. Jantje Boelens houdt alle goederen die op de inventaris vermeld staan, met alle schulden en vorderingen. Ze belooft haar zoontje van alles te voorzien tot de leeftijd van 18 jaar, het te laten leren lezen en schrijven en een bekwaam ambacht te laten leren. Als hij 18 jaar is, zal zij 325 car. gld. uitkeren. Tijdens de opvoeding zal zij de revenuën genieten van het geld. Jantje staat garant met al haar bezittingen voor de betaling van deze schuld. In de marge: 1721, den 7 jan. is de originele van desen ter stadts Secretarije vertoont met dorsele quitance aldus luidende: Binnenstaande afkoopspenningen zijn mij ondergeschreven door mijn moeder voldaan, den 1 maij 1720, onderstond: Albartus Hovinck.[50] Blz. 142: 1710, 2 december: Mattheas Hovinck verkoopt aan Hindrick Kloppenborgh en Jantien Boelens, egtelieden, 5/8 part van een huis en hof staande en gelegen aan de zuidzijde in de Steentilstraete op vrije eigen grond, waarvan de kopers de andere 3/8 toebehoren, met alle annexen en toebehoren. Aanvaarding kan geschieden in mei 1711. Verkoopprijs 815 car. gld. De verkoper heeft 215 car. gld. ontvangen, de overige 600 car. gld. zullen betaald worden bij de aanvaarding.[51] 1714, 3 maart: Gecompareert: Hindrick Cloppenborgh en Jantien Boelens egtel.; zij lenen van moeder Jantien Boelens, wed. Conincx 180 car. gl., waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. 1721 den 7 Jan. is de originele deses ter Stadts Secret. gecancelleert en gequiteert vertoont.[52] Ludolph Boelens treedt op 19 oktober 1711 nog op als voorstander, dus zijn overlijden ligt tussen die datum en 13 december 1713 (zie Weeskamer 1462, inv. nr. 120, fol. 172v) Elsjen Heijers, vrouw van Ludolph Boelens, is overleden na 28 mei 1722. Blz. 144: 1722, 28 mei: Verschenen zijn: Elsien Heijers, wed. Boelens, en consorten, die lenen van Hermannus van Alten, de som van 600 car. gld. waarover ze jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Ondertekening: Lizabet Hennencks anders Nienhus, weduwe, Gesina Scholtens als consorten.[53] Adriana Maria Boelens (4) is overleden tussen 3 april 1761 en 9 april 1764 (zie hierna, advertentie). Blz. 144/145: 1710, 7 augustus: Verschenen zijn: de E. Berent Geerts en Margareta Theodori, ehelieden, benevens de E. Derck Lubberts en Margareta Jans, ehelieden. Zij zijn schuldig aan de E. Wagtmeester Jelijs Hubert en Ariaentien Boelens, sijn huijsvrou, de som van 250 car. gld., ‘heerkomende wegens gerede penningen, so sij comparanten van de huijsvrou van gemelte wagtmester Hubert hadden ontfangen.’ Ze gaan jaarlijks 5 % rente betalen. Als onderpand geven zij hun mandelig aangekochte behuizing aan het Boterdiep. Het geld is gebruikt om de aankoop van dit huis te financieren. Verder blijven zij nog garant met al hun overige bezittingen.[54] 1713, 3 mei: Gerardus Spanjaart en Harmanna Hijbinck, egtelieden, lenen van de adjudant Jelijs Hubert en zijn vrouw Ariana Boelens 250 car. gl. Ze hebben dit geld van ‘vrou Huberts’ voornoemd, contant ontvangen. Ze beloven jaarlijks 5 % rente te zullen betalen. Op 9-3-1752 is het origineel vertoond op de secretarie met op de achterzijde de kwijting, dat de schuld afgelost is.[55] Blz. 146: 1749, 7 mei: Verschenen is de brouwer Ignatius Boelens in qualité als last en procuratie hebbende van de heer Luitenant Jelis Hubert nomine uxoris als beneficiaire erfgenaam van wijlen Mons. Alexander de Conink (de datum van benoeming tot lasthebber was 26 sept. 1748). Hij verklaart dat hij via publieke veiling d.d. 25 okt. 1748 verkocht heeft aan de E. Coop Hendriks en Loeke Jans, ehelieden, die nu mede compareren, een behuizing op vrije eigen grond, staande en gelegen ten westen in de Kijk in ‘t Jatstraat, hebbende als zwetten: ten noorden: Het Diep en de kraanopslagh, ten oosten de straat, ten zuiden: juffer van Cruisen en ten westen hopman Sinningh. Het huis is door de kopers in november 1748 aanvaard. Verkoopprijs 2575 car. gld. De kopers hebben 827 gld. 11 st. betaald door het overnemen van 4 verzegelde rentebrieven ieder à 200 gld. met de lopende renten. Nu betalen zij nog 587 car. gld. 9 st. bij. Dus blijft er nog een schuld staan op het huis van 1160 car. gld. Dit geld wordt betaald door juffer R.M. Henrici. Aan haar wordt cessie gedaan van het gereserveerd eigendomsrecht en zij krijgt twee verzegelde koopbrieven overhandigd d.d. 3-4-1719 en 29-4-1724. De situatie zoals in die verzegelingen beschreven is ongewijzigd gebleven. De kopers gaan jaarlijks aan de juffer 4 % huur i.p.v. rente betalen over de 1160 car. gld. Op 8 mei 1759 is de originele brief ter stadssecretarie vertoond met op de rugzijde een kwitantie als volgt gesteld: Ondergeschreven R.G. Hinrici bekenne van de koopman Jacobus Hendriks te hebben ontvangen binnenstaande capitaal à 1160 car. gld. nevens de renten van dien tot 1-5-1759 doende mits desen ten vollen quiteren. Onderstont: Regina Mariea Henrici.[56] Alexander de Conink was de zoon van Jantje Boelens en jonker Alexander Wigbold de Coninck. De vrouw van Jelis Hubert, Adriana Boelens, was zijn halfzuster. Alexander de Conink is als vrijgezel overleden op 14 september 1748 met als adres: ‘bij Kijk int Jatsboge’ (breukdodenboek). Blz. 149: Opregte Groninger Courant, 8 september 1767: De Heer Lieutenant IGNATIUS HUBERT, als mede Erfgenaam van wylen Vrouw ADRIANA BOELENS Wed. HUBERT, adverteert aan allen en een iegelyk, die aan de Boedel van gemelte Vrouw Adriana Boelens iets volgens Verzegeling, Obligatie, mitsgaders Renten of Huuren schuldig en pligtig zyn, of nog inkomstig schuldig mogten worden, om daar van aan Monsr. LUDOLPH VAN LOON, deszelfs vrouw, of iemand wie het ook zoude mogen wesen, geen betalinge te doen, of dat zodane betalinge voor nul en geener waarden zal worden gehouden, ter tyd en zo lange bovengenoemde Lieut. J. Hubert, volgens Contract den 9 April 1764 met Monsr. Ludolph van Loon wegens de voorn. Boedel ingegaan en vertekent, zal zyn gecontenteert, of genoegzaam secuur gestelt; zullende deze dienen tot een ieders narigtinge. Blz. 153: 1662, 1 november: Ludolph Tiarda van Starckenborgh, Hr. Tot Wehe, Suirdijck ende Nijenclooster etc. ende Anna Catarina van Starckenborgh geboren de Mepsche Vrouwe tot Wee, echteluiden, lenen van Jan Boelens Mollingh ende Julle Boelens in qlte als respective voormond en voogd tot ende over wijlen Ludolphes Boelens minderjarige soontien bij Aeffien Staels in echte geprocreëert de som van 1000 car. gld. Ze gaan 4 % rente betalen. De lening is op 25 mei 1709 afgelost.[57] Blz. 154: 1673, 12 november: De Balduinus Boelens, student aan de universiteit, was een andere persoon. Blz. 157: 1692, 7 september: Vrouw Abela Tiaarda van Starkenborgh wed. Lunen leent van Gesina Gallama, wed. van wijlen de E. Boldewijnus Boelens 1000 car. gld. Ze belooft jaarlijks 5 % rente te betalen. Ze blijft garant staan met heel haar bezit. Bovendien compareerden Andreas van Lunen, de vaandrich Rudolphus van Lunen, beiden caverende voor de vaendrich Albert Jacob van Lunen. Zij laten zich in als zelfschuldige borgen. Als meerdere zekerheid zijn aan Gesina overhandigd twee aankoopbrieven van de behuisinge waar de debitrice nu woont, benevens een verzegelde brief van een huis in de Nieuwe Botteringestraat, dat meierwijze bewoond wordt door de E.E. vrouw Ulgers. Verder nog: een aankoopbrief van twee kamers achter de Nieuwe Kercke, naast het hof van de Heer Hoorn.[58] Blz. 158: 1705, 1 juli: Bernard Gerlacius, drost der beide Oldambten, en mevrouw Joanna Gerlacius, geb. Drews, verklaren dat zij van Juffrouw Gesina Gallama, wed. Boelens, op rente genomen hebben de som van 1000 car. gld. en zij gaan daarover jaarlijks 5 % rente betalen. Op 16-1-1788 is het origineel vertoond met op de achterzijde een kwitantie: Binnenstaande capitaal met diens renten à 51 gl. is mij door de erven van wijlen den Heer Raadsheer J. Trip voldaan, Groningen, den 13 dec. 1787, onderstond: H.G. Homan.[59] 1710, 1 november: Verschenen is Hindrik Gockinga. Hij leent van Gesina Galama, weduwe van Bolduinus Boelens een som van 1000 car. gld. en gaat daarover 4 ½ % rente betalen.[60] 1711, 8 januari: Gesina Galama wed. Boldewijnus Boelens verkoopt aan de Heer Henrick Gockinga en Tateke Helena Sichterman, eheluiden, haar behuisinge, kelders en stallinge, waaruit jaarlijks aan grondpacht gaat 8 gld. 9 st. en een half, benevens een vrije uit en doorgang en vaart over de gemeene plaetse ende het vrije gebruick van de putt daerop staende. Zwetten: noord: de mande gangh, oost: het hof en huis van de heer Rentemeester Tiaden, zuid: een huisje van de heer Rentemr. Tiaden, dat tegenwoordig door een kleermaker wordt gebruikt en west: de Geltingestraat. Verkoopprijs: 1675 car. gld.[61] 1724, 20 mei: Verschenen is: de Hooghwelgeb. Heer Casper Hendrick van Mannees [of Manneel], majoor de la place van Stadt en Lande, capitain in het regiment van de Heer colonel Frederick Wilm Lewe. Hij leent van juffrouw Gesina Gallama, weduwe van de heer Boldewijnes Boelens, 500 gld. en belooft daarover jaarlijks 5 % rente te zullen betalen. De Hooghwelgeb. Heer Asinga van Manneel, heer van Holthuijsen en raadsheer der stadt Groningen laat zich in als borg.[62] 1732, 28 mei: Verschenen is: Crijne Bouknegt, die verklaart verpacht te hebben voor 9 jaren, ingaande mei 1732, aan Theodorus Wolbers en Maria Belencamp, ehelieden, zijn halve behuizing in de Geltingestraat, waarvan de andere helft toebehoort aan de weduwe van Boldewijn Boelens. Zwetten: noord: Peter Smit, oost: rentemeester Walman, zuid: de erfgenamen van Reinder Derks en west: de Geltingestraat. Verkoopprijs: 600 car.gld.[63] Blz. 160: 1704, 4 maart: Reinerus Cremers verkoopt an Willem d’Booser en Grietjen Torringa, ehelieden, een hof voorzien met somerhuis, sit-plaetsen, planten en plantagien, groot 36 vierkante roeden en 16 voeten eigen grond, met het vrije gebruik van de stege van de Leliën tot in de Rosenstraat. Zwetten: ten noorden de Rosenstrate, ten oosten de commijs Blencke, ten zuiden Monsr. Baxcamp en ten westen Jannes Meijerinck. Verkoopprijs: 430 car. gld.[64] 1707, 24 oktober: Verschenen zijn: Reinerus Cremers en zijn huisvrouw Monica Boelens. Zij lenen van de Hoog Ed. Geboren Heer Johannes Dominicus van Heerema en de Hoog Edel Geb. Vrouw Clara Ernestina Grammaije, egtelieden, de somma van 1000 car. gld. Ze gaan jaarlijks 5 % rente betalen.[65] 1712, 11 maart: Verschenen zijn: Christoffer Witman en Annigjen Witman, ehelieden. Zij lenen van Reinerus Cremers 200 gl. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen.[66] 1715, 3 januari: Annegien Kram, weduwe van Christopher Wittman, voor haarzelf en als wettige voogdes over haar minderjarige kinderen, verkoopt aan Regnerus Cremers haar behuizinge staande aan het Schuitendiep omtrent de Ruiterwagt (bij transportante selfs bewoont) op pagtgront, gevende jaarlijx 5 car. gl. aan Jacobus Bier, ten noorden: Roelf Steenhuisens wed., ten oosten: de Strate, ten zuiden: Hindrick Wijrts en ten westen: de behovinge van Jacobus Bier. Verkoopprijs 475 car. gld. Deze is betaald door 1) het laten vervallen van een verzegelde obligatie van 11 maart 1712 ten laste van Annegien en haar man groot 200 car. gl., 2) idem van een verzegelde obligatie d.d. 16-11-1708 ook ten laste van dit echtpaar groot 150 car. gld., 3) door 35 car. gl. zijnde twee jaar rente van beide kapitalen, 4) een obligatie ten laste van wijlen haar man groot 50 car. gl., 5) 11 car. gld. geleend geld, 6) 15 gl. verschoten geld 7) met 14 gl. contante penningen.[67] 1724, 25 oktober: Regnerus Kremers en Monika Boelens, egtelieden, lenen van Geert Belingkamp en Swaantien Boddinks, zijn huisvrouw, 1000 car. gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen.[68] 1726, 11 maart: Verschenen zijn: de solliciteur Johan Sorn en Wendelina Sevensteeren, ehelieden. Zij verklaren schuldig te zijn aan Regnerus Cremers ‘soo uit kraght als erfgenaam van wijlen sijn suster mevrouw Anna Cornelia Cremers, wed. Sevensteeren, als wegens sijn ed. en sijn vrouw Mevrouw Monica Boelens selfs crediten; alles wegens verschotene en bij comparanten ontfangene penningen volgens nabenoemde obligatien’. 1) een obligatie d.d. 8-12-1701 à 800 car. gld. 2) obligatie d.d. 22-6-1702 à 800 car. gld. 3) obligatie d.d. 2-8-1702 à 800 gld. 4) een restant van een obligatie d.d. 4-10-1703 à 700 gld. 5) een obligatie d.d. 14-10-1705 à 800 gld. 6) een obligatie d.d. 11-10-1708 à 900 gld. 7) een obligatie d.d. 14-10-1711 à 800 gld. Het beloopt dus in totaal een bedrag van 5600 gulden. De comparanten verklaarden dat de renten van de sommen geld verrekend zijn door de levering van waren vanaf enkele jaren geleden tot op de huidige dag. Ook zijn er al contant aflossingen gedaan. Uiteindelijk zijn ze nog 3600 car. gld. schuldig aan Regnerus Cremers en Monica Boelens. Verder verklaart men over en weer geen verplichtingen meer te hebben. Johan Sorn en Wendelina Sevensteeren gaan voortaan 4 % rente per jaar betalen over de 3600 car. gld.[69] 1727, 20 maart: Verschenen zijn: Regnerus Cremers en zijn huisvrouw Monica Maria Boelens, die lenen van Emerentia Helinga, weduwe Helmans, de som van 1000 gulden. Ze gaan daarover 5 % rente betalen.[70] 1727, 31 december: Gecompareerd zijn: Regnerus Cremers en Monica Maria Cremers, geboren Boelens, ehelieden. Zij lenen van Abraham van Ringh en Gerardus Spanjer in qlte. als curatoren over de kinderen van Lodovicus Guidon en Henricus Gankema, 500 car. gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen.[71] Blz. 161: 1728, 17 maart: Regnerus Cremers leent van Robert Brakel 800 car. gld. waarover hij belooft 5 % per jaar rente te gaan betalen.[72] 1730, 3 maart: Verschenen zijn: de E.E. heer Reinerus Cremers en mevrouw Monica Cremers, geboren Boelens, ehelieden. Zij zijn schuldig aan de wed. van F. Draper 188.5.7 car. gld.wegens geleverde bieren. Over deze schuld gaan ze voortaan 4 % rente betalen.[73] 1730, 17 maart: Reinerus Cremers en Mevrouw Monica Cremers, geb. Boelens, egtelieden, verklaren schuldig te zijn aan Jelis Boelens de som van 660 car. gld., heerkomende 600 car. gld. wegens een papieren obligatie d.d. 18-6-1726, en 60 car. gld. wegens ontvangen gelden. Ze beloven jaarlijks 4 ½ % rente te gaan betalen over de 660 car. gld.[74] 1730, 2 mei: De heer doctor Rennerus Cremers en juffrouw Monica Boelens, ehelieden, zijn schuldig aan de heer Gedeputeerde J. Nijsingh en mevrouw Johanna Maria Veltman, egtelieden, de som van 393 car. gld. 15 st. heerkomende van opgenomen penningen à 315 car. gld. die aan hen op 30-4-1721 zijn uitgekeerd met nog 5 jaar achterstallige renten, in totaal voor 78 car. gld. 15 st. Over de 393 car. gld. 15 st. gaan ze jaarlijks 4 % rente betalen.[75] Blz. 163: 1737, 5 februari: Verschenen: Maria Monica (sic) Boelens, weduwe van wijlen de heer dr. Regnerus Cremers. Zij verkoopt haar helft van een behuizing cum annexis in de Gelteringestrate staande, genaamd De Palm, aan de E. Hindrik Struive, meester kistenmaker. Verder verschijnen: Theodorus Wolbers en Maria Belencamp, ehelieden, die verklaren over te dragen de andere helft van deze behuizing, die aan hen verpacht is door Crijn Bouknegt volgens raadsverzegeling d.d. 28-5-1732. Ook deze andere helft wordt verkocht aan Hendrick Struive, voor welk opdragt van koop en pagt Hendrik Struive aanneemt te betalen de som van 1725 car. gld., aan ieder de gerechte halfscheid van 862 gl. 10 st., waarvan op heden aan mevr. eerste comparantinne in verminderinge van haar halfscheid is betaald 725 guld. De overige 137 gl. 10 st. zijn voorgeschoten door Th. Wolbers. In totaal blijft Hendrick Struive dus nog 1000 gl. schuldig aan Wolbers en gaat daarover 4 % per jaar te gaan betalen. Naaste zwetten, ten noorden: de coopman Smith, ten oosten: Raadsheer Geertsema hoff, ten zuiden: Frerick Alles, en ten westen: de strate.[76] Blz. 164: 1738, 17 januari: Verschenen: Boldewijnus Lodewijkus Cremers voor hemzelf en als gemachtigde van zijn moeder Mevr. Monica Maria Boelens, weduwe Regnerus Cremer, alsmede van zijn zuster Anna Maria Cremers. Hij en zijn moeder en zuster lenen van B. van Grootvelt en mevr. Aleida Dreesman, ehelieden binnen Swol woonachtig, de som van 2000 car. gld. Zij gaan jaarlijks 3 ½ % rente betalen. Op 8-10-1742 was deze schuldbrief voldaan.[77] 1738, 25 februari: Verschenen is: Wesselus Sevensteern in qlte. als gelastede van Mevr. Monica Maria Boelens, weduwe van de heer Regnerus Cremers, juffer Anna Maria Cremers, de heer Henri Cremer en de heer Boldewijn L. Cremers. Hij verklaart aan de raadsheer C. H. Tiaden en nomine uxoris in een stedevaste erfwisseling te hebben gecedeerd en in eigendom over te dragen een heerd lands in de Zeerijp gelegen groot in naam en faam 65 ¼ grazen bij Siwert Peters als beklemd meier gebruikt voor 240 guld. per jaar. Daar tegenover draagt Tiaden aan Sevensteern in qlte. over zijn gerechte halfscheid in drie gepachte plaatsen, één te Garshuizen bij Jan Gerrits Hulshoff onder beklemming groot plm. 50 grazen, ten tweede een plaatsje op ‘t Zant aan de Westerweg bij Imel Jansen beklemd; ten 3e de plaats de Juist te Loppersum bij Feite Hemmes voor het geheel te huur doende 160 gl. Tiaden betaalt 700 car. gld. bij omdat de plaats in Zeerijp meer waard is dan de drie halve eigendommen die hij inbrengt.[78] 1742, 20 augustus: Verschenen zijn: Mevr. Maria Monica Boelens, wed. van de Heer Regnerus Cremers, en haar zoon de Hr. doctor Boldewijnus Lodewijcus Cremers. Zij lenen van de heer doctor Joan Wolbers 2500 car. gld. en gaan daarover jaarlijks 4 % rente betalen. Op 17-9-1748 was deze brief afgelost.[79] 1746, 1 december: Monica Maria Boelens, weduwe van Regnerus Cremers, verkoopt aan Fronica van Cruissen haar behuizing met een hofje en achterhuis, alles op vrije eigen grond, staande en gelegen ten westen in de Oude Botteringestraat. Zij heeft het gekocht op 28-2-1736. Verkoopprijs: 3000 car. gld.[80] 1747, 7 november: Monica Maria Boelens, wed. van Regnerus Cremers heeft op 27 oktober 1746 bij publieke veiling verkocht aan de hoofdmans dienaar Nicolaus Bolhuis en vrouw Meena Fockens, ehelieden, haar behuizing aan de oostzijde van de Oude Ebbingestraat op vrije eigen grond, met een vrije plaats, aparte put en regenwaterbak en een mandelige uitgang naar de singel. Het huis is op 1 mei 1745 aanvaard. Zwetten, ten noorden: de Lieutenant Oorsinga, oost: de heer gesworen Bloemert, zuid: de heer gezworen Clemmius en west: de straat. Verkoopprijs: 1850 car. gld.[81] 1748, 10 februari: Wesselus Sevenstern in qlt. als lasthebber van mevrouw Monica Maria Boelens, wed. Regnerus Cremers, verkoopt aan Rudolph Helprich Eijssonius een hof aan het einde van de Appelsteeg in de Nieuwe Kijk in ‘t Jatstraat op stadsgrond, groot plm. 40 roeden, waarvan jaarlijks 11 gld. 2 st. moet worden betaald, met zomerhuis en verdere annexen. Verkocht voor 190 car. gld. Het goed is al op 23-2-1747 verkocht en het wordt nu pas vastgelegd.[82] Blz. 166: 1665, 28 oktober: Jan Boelens Mullinck treedt op als goede bekende van de bruidegom bij de ondertrouw te Groningen tussen Hindrick Hindricks Palm en Geesien Clasen, weduwe van Waldrick Waldricks. Blz. 181-182: Hero Boelens heeft op 23 mei 1649 nog een testament laten opmaken. Daat liet hij 400 gld. na aan de armen van de Stad Groningen. Op 24 oktober is het geld nog niet uitgekeerd en maant het armbestuur broer Boele Benes, die belooft zijn aandeel te zullen betalen.[83] Blz. 186: 1700, 18 december: Joannes Gaulius en Alegunda Boelens, echtelieden, en als volmachten hebbende van Christiaen en Coenraet Gaulius, als erfgenamen van hun overleden broer Frederick Gaulius ter eenre, en vrouw Ariana IJdema, weduwe van brouwer Gaulius (NB Frederik Gaulius huwt Groningen MK 22-12-1695 met A(d)riana Idema. Zij hertrouwt Groningen NK 16-2-1702 met Arnoldus Oorsinck). Zij maken een erfscheiding. De weduwe van Frederick behoudt alle goederen die hij op zijn dodelijk deces naliet. Zij moet uitkeren aan de erfgenamen (dus aan zijn broers): al het lijfstoebehoren van ‘gout, zilver, linnen en wollen’ en dan nog de som van 750 car. gld., dus iedere broer krijgt 250 car. gld. uitgekeerd.[84] 1704, 22 december: Johannes Gaulius en Alegonda Boelens, des selfs huijsvrou, lenen van Ruth Gerrits van Troijen en Trijntien Isebrants, ehelieden, een bedrag van 150 gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Ze blijven garant met heel hun bezit. Op 27-10-1712 is deze brief vertoond op de secretarie om te laten zien dat hij was ‘gecancelleert’ en door Ruth Gerrits en Trijntien Isebrants was gequiteerd.[85] 1712, 1 maart: Verschenen zijn: Jannes Gaulijs en Alegonda Boelens, egtelieden, die verklaren verkocht te hebben aan Harmannus Campinck en Maria Pauels, egtelieden, twee halve behuizingen op vrije eigen grond in de groote Buttiestraate met een vrije eigen ganck, met een hof daarachter, hebbende als naaste zwetten ten noorden Jacob Boelens, ten oosten Otte Riemsnijder, ten zuiden de straat, ten westen Ludolph Boelens. Verkoopprijs: 600 gl. In mei 1712 wordt het goed aanvaard en de koper zal dan 200 gld. daarop betalen en over de rest, zijnde 400 gl., zal de koper jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Voor deze betalingen blijven de kopers garant staan met heel hun bezit. In de kantlijn: Ingevolge vertoonde uitsprake door de E.E. Raadsheren Baurmester, Emmen en Laman den 25 maij 1712 gedaen, is nevenstaande belijenge wederom ingetrocken en geroijeert.[86] 1712, 27 oktober: Jannes Gaulius en Alegonda Boelens, echtelieden, verkopen aan Willem Haack en Anngien Hindricks, zijn huisvrouw, een behuizing met twee kamers erachter, staande en gelegen in de Heerestraat over de pijpe op stadtsgrond, doende jaarlijks 4 gl. 10 st.pacht, hebbende ten noorden Berent Steenbargen, ten oosten de strate, ten zuiden Harmen Dijckhuis en ten westen Hindrick Christiaans ter naester zwetten. Verkoopprijs 1050 car. gld.[87] 1713, 15 juli: Gecompareert Johannes Gaulius mede de rato caverende voor sijn huijsvrou Alegonda Boelens, tegenswoordigh in ’s-Gravenhage, alwaar, benevens de eerste comparant haar eheman, procuratie tot desen an de E. Tonnis Krijtsius hadde gegeven in dato den 11 julius 1713, zijnde Tonnis Krijtsius in die selve qlteijt mede gecompareert, verklarende bij desen te cederen en te transporteren, an David Berents Dijck en Fennegijn Huisingh, egtelieden, all haer regt, soo Johannes Gaulius en desselfs vrou Alegonda Boelens op dat dese nogh eenigsints waer geschapen uit sekere versegelde transportbrief van twe halve behuisingen an Hermannus Campingh en Maria Pauwls sijn huijsvrou den 6 junij 1712 gepasseert en voor ons beleden, soo wel reël als personeel en sulx voor een somma van 400 car. gl.[88] Het beroep van Tonnis Crijtius was tingieter. Blz. 190: Op 24 januari en 6 februari 1612 wordt Eisse Boelens voor het gerecht gedaagd door Lippe Jansen. Beide mannen waren 10 jaar daarvoor in Lissabon. Eisse zou terugvaren naar de Nederlanden, Lippe bleef achter. Hij had Eisse 24 Spaanse realen (een geldbedrag) meegegeven, kennelijk om dit in Groningen af te geven bij zijn familie. Nu is Lippe zelf ook terug en spreekt Eisse aan op die belofte. Eisse verklaart dat hij het geld tussen zijn eigen goederen had laten inpakken, die in het schip werden geladen. Onderweg hebben ze schipbreuk geleden en is het geld samen met de goederen van Eisse verloren gegaan. Blijkbaar is Eisse zelf er goed van af gekomen. Getuigen worden gehoord en op basis van die verklaringen geven de rechters Eisse gelijk. Bijzonder dat een familielid in 1602 in Lissabon was en een schipbreuk meemaakte op de terugweg naar huis! Blz. 207: Julle Boelens en Hijke Luirts hadden nog een dochter: Enneke. Zij is overleden vóór 1625 en is vóór 1608 gehuwd met Julle Brongers, landbouwer te Den Ham, geb. ca. 1580, overleden rond 1630. Hij hertrouwt ca. 1625/1628 met Jantien Pieters 1637, 30 januari: Sibrant Timens was familie: hij was getrouwd met Gretien Julles Brongers, dochter van Julle Brongers en Enneke Julles (zie aanvullingen blz. 32 en blz. 216). Blz. 215: 10 feb. 1632: gezien de aanvulling van blz. 207 is dit raadsel nu ook opgelost. Luirt behartigde dus de belangen van de kinderen van zijn zuster. Blz. 216: 1643, 4 mei: de weduwe van Sijbrant Tijmens was Gretien Julles Brongers. Zij was een dochter van Julle Brongers en Enneke (zie aanvulling blz. 207). Genoemde Jan Reinnens beweert niet bekend te zijn met de kinderen (hiermee wordt bedoeld: geen bloedverwant). Hij was rond 1634 getrouwd met Jantien Pieters, de weduwe van Julle Brongers (zie aanvulling blz. 207). Blz. 219: 1659, 18 juli tot 15 september: 4e regel van onderen: Deze vrouw heette Anne Jacobs. De rest van de zin komt te vervallen. Popke Rinnes, landbouwer te Eenrum, was niet haar eerste man. Dit moet een andere Popke geweest zijn. Blz. 220: nr 5. Het woord waarschijnlijk moet weg. De haakjes bij Hijcke (Luirts) moeten weg: Jan Berents provincie meijer bij de Delt tot Warffum hebbende zijn heerd landes groot 100 jucken beclemde landen de Provincie toebehoirende overgedragen aen Claes Peters ende Hijckien Luirts eheluijden. (3 mei 1654).[89] Blz. 227: III-c: Arien Luirts, kopje: regel 1: landbouwer op de Greeden te Eenrum; regel 3: 1640 i.p.v. 1635, regel 4: Popke Rinnes i.p.v. N.N. Blz. 229: 1681, 7 april: laatste regel moet vervallen. Deze moet vervangen worden door: Cornelis Popkens was een halfbroer van Bouke, een zoon uit het eerste huwelijk van haar moeder. Bij: 1685, 28 september: 2e regel: ‘Zij zijn halfbroers van elkaar (zie hiervoor).’ Deze zin moet vervallen en vervangen worden door: Tamme Ulferts was hoogstwaarschijnlijk een neef van Arent, een zoon van zijn zuster Anne Jacobs bij Ulfert Peters. Blz. 244: Bij: 1681, 11 januari: de zin: De relatie tussen Boldewijn etc. bevat een fout. Boldewijn moet vervangen worden door Geert: De relatie tussen Geert en dit echtpaar is tijdens etc. Blz. 253/254: 1701, 9 maart: Verschenen zijn: de Hr. Doctor Hindrick de Wildt en juffrouw Catharina Maria Pathuis, echtelieden. Zij lenen van Christina Boelens, wed. wijlen Arnoldus Sonnema, 1000 car. gld. en beloven daarover jaarlijks 5 % rente te gaan betalen. Zij blijven garant met heel hun bezit. Op 24 maart 1710 is de originele brief getoond op de stadssecretarie als bewijs dat de lening is afgelost.[90] 1702, 12 augustus: Verschenen: Dubbelina van Essen, weduwe Van Loon. Zij heeft ontvangen van Christina Boelens, weduwe Sonnema, een lening van 500 car. gld. Hierover gaat zij 5 % rente betalen. In dorso stont: Verklare dat binnenstaande capitaal met de onbetaalde renten van dien d’E. Johannes Sonnema en cons. in de scheidinge van neef J. Sonnema goederen is te deele gevallen. Groningen den 1 febr. 1715, onderst.: L. Boelens. Bij nader scheijdinge is binnenstaande capitaal en diens renten in dato den 26 martij 1715 nichte Dubbelina van Essen wed. Van Loon wegens hare kinderen te deele gevallen, Groningen, den 10 Aug. 1715, onderst.: J. Sonnema voor mij en mijn suster, Fenna van Loon, Tekella Sonnema, Harmen Jacobs, D. Friese in qlte. Registr. den 26 november 1721.[91] 1705, 17 april: Verschenen is: Dubbelina van Essen, wed. Van Loon, die bekende van Julianus Sonnema en diens broer Johannes Sonnema een bedrag van 500 gld. in leen ontvangen te hebben en zij gaat daarover 4 ½ % rente per jaar betalen. In dorso stond: Verklare dat binnenstaande capitaal met de onbetaalde rente van dien de E. J. Sonnema en cons. in scheidinge is te deele gevallen. Groningen den 1 febr. 1715. Onderst. L. Boelens. Bij nader scheijdingen in dato den 26 martij 1715 is binnenstaande capitaal en diens renten nichte Dubbelina van Essen wed. van Loon, wegens hare kinderen te deele gevallen. Gron. den 10 Augustij 1715, onderst. J. Sonnema voor mij en mijne suster, Fenna van Loon, Tekella Sonnema, Harmen Jacobs, D. Friese in qlte. Registr. den 26 november 1721.[92] Blz. 254: 1704, 31 mei: Julianus Sonnema voor hemzelf en caverende voor zijn broer Johannes Sonnema, en geassisteerd zijnde met zijn oom Ludolphus Boelens, verhuurt aan Frans Booser een behuizinge staande tussen Beide Marckten met de houten winckel en de teunebanck in ‘t voorhuis staende, invoegen de comparant is bewoonende, voor de tijd van 6 jaar, beginnend op Allerheiligen 1704, jaarlijks voor 125 car. gld. Alle lasten zijn voor kosten van de huurder.[93] Blz. 262: 1702, 27 januari: Verschenen zijn: de Hr. Capitain Adriaan Bothenius en Mevr. Sophia van Velsen, ehelieden, die lenen van brouwer Luidolphus Boelens de som van 400 car. gld. en gaan daarover jaarlijks 5 % rente betalen. Op 22 nov. 1715 heeft L. Boelens de originele brief vertoond en bleek de lening te zijn afgelost.[94] 1702, 6 juli: Clemens Pathuijs leent van de brouwer Ludolphus Boelens 500 car. gld. en gaat 5 % rente betalen. Hij blijft garant staan met heel zijn bezit tot nakoming van zijn betalingsverplichtingen. 1713, den 30 november is het origineel vertoond en de lening was afgelost.[95] Blz. 263: 1703, 24 februari: Verschenen is Ludolphus Boelens voor hemzelf en mede caverende voor zijn consorten Jannes Bouknegt en Jannes van Langen. Hij verkoopt aan Aletta Blencke, weduwe van de schrijver Thomas Lueftingh, zijn behuizinge, staande aan ‘t oosten van de Breede Marckt. Het huis is gebruikt en gepossideert door wijlen Ida Berents Sevensteren wed. van Theodorus Draper. Verkoopprijs 2250 car. gld. In mei 1703 zal 1250 car. gld. worden betaald en de overige 1000 car. gld. wordt betaald op 1 mei 1706. Tot die tijd zal de kopersche jaarlijks 50 car.gld. aan huur betalen.[96] Deze transactie wordt afgeblazen: 1705, 19 december: Gecompareerd is vrou Aletta Blencke, weduwe van wijlen de schrijver Thomas Lijftinck. Zij verklaart ‘af te staen van soodaene contract van koop als met de E. Ludolphus Boelens den 24 febr. 1703 hadde ingegaen, wegens de behuisinge aldaer vermelt, konnende gedoogen, dat welgemelte Boelens uit hoofde van de gereserveerde eijgendom in gemelte brieff, die behuisinge, invoegen tegenwoordigh wordt bevonden, met alles wat eerdt en nagelvast is wederom anvaerde, ende als sijn vrij eijgen onveralieneert goedt behoude, sonder dat vrouw comparante eenigh reght wegens de gedaene koop reserveert, noch ook Boelens eenige de minste praetensie vorder tegen vrouw Lijftinck sal reserveeren. Ze ontslaan elkaar wederzijds van het contract.[97] Blz. 265: 1708, 11 januari: Voor Pieter van Nijeveen, heer van Boeckstede tot Sibaldebuiren etc. is verschenen: Ludolphus Boelens. Hij leent van Cornelis Schaij, raadsheer der stad Groningen, mede hoofdman van de Hoge Justitie Camer van Stadt en lande, en Anna Muntingh, ehelieden, een bedrag van 1000 car. gld. en belooft daarover 5 % rente te gaan betalen. Hij blijft garant met heel zijn bezit om zijn betalingsverplichtingen kracht bij te zetten. De lening is op 1 dec. 1725 afgelost.[98] 1709, 2 mei: Ludolphus Boelens verkoopt aan Wilhelmus Lillij en Elijsabeth Huben, echtelieden, zijn behuijsinge, staande en gelegen op vrije eigen grond, ten westen in de Botteringe Straate, meierwijze in gebruik bij Jannes Krijthe, hebbende ten noorden: Sweer Clant, ten oosten: de Botteringe Straete, ten zuiden: Lieutenant Muntings wed. meierwijze, en ten westen de hr. Clant reeds genoemd. De kopers gaan vanaf 1 mei 1709 de huur ontvangen. Het huis is verkocht voor 850 car. gld. De kopers hebben 400 car. gld. betaald. De resterende 450 car. gld. blijven zij schuldig en zij gaan daarover 22 gld. 10 st. jaarlijkse rente betalen (5 %).[99] 1715, 2 november: Verschenen zijn: De Hoogwelgeb. Hr. Onno Sickinge, mede gecomitteerde in deser Provintiale Rekenkamer van stadt en lande, en d’hoogwelgeb. Mevrou Anna Willemina Sickinge geb. Tamminga, egtelieden, die bekenden en beleden dat zij van Ludolphus Boelens als vader en met bewillinge van zijne meerderjarige kinderen bij wijlen Roelina van Langen in egte verwekt, geleend hebben een bedrag van 1000 car. gld. en ze beloofden daarover jaarlijks 5 % rente te gaan betalen. Op 19-10-1720 is de originele brief gequiteerd door L. Boelens vertoond.[100] 1717, 12 februari: Johan Piccardt, Heer van Slochteren, mede Gedeputeerde Staat deser provincie van Stadt en Lande, en Mevr. Maria Louise Piccardt geb. Couten, lenen van Ludolphus Boelens 1000 gl.; ze beloven daarover jaarlijks 5 % rente te gaan betalen. Op 20-10-1724 is deze vordering overgedragen op Roelina Boelens, was getekend: J. van Ringe, nomine uxoris, Jan van Loon nomine uxoris en Emerens Boelens; overdracht van dit captiaal aan Emerens Boelens door Ludolph Sevenstern en Roelina Sevenstern 25-10-1727. Op 26-5-1746 is deze schuldbrief voldaan.[101] Blz. 266: 1720, 21 februari: Verschenen is de Hoogh Welgeboren Hr. U.M. de Hertoghe, heer van Feringa. Hij bekent schuldig te zijn aan Ludolph Boelens, die mede compareerde, de som van 1500 car. gld. Hij gaat daarover jaarlijks 75 car. gld. rente betalen. ‘En alsoo dese penningen spruiten uit de overdraght van sodane halfscheijdt der behuisinge landerijen met annexen als Monsr. Boelens met gedagten Heer van Feringa dusverre mandeeligh had in eijgendom beseten, en nu an sijn Hoogh Welgeborenes soon Joncker Berent Jan de Hertoghe overgedragen, soo sal sijn Hoogh welgeb. altijdt konnen volstaan om tot aflossinge van voorschreven capitaal an Monsr. Boelens verhaalde halfscheijdt weder over te geven, sullende de jaarlijxe renten tegens de huiren werden gecomposeert, sonder daar toe geconstringeert [=gedwongen] te sullen konnen werden.[102] Blz. 267: 1724, 22 januari: Verschenen zijn: Johannes van Ringen en vrou Regina Boelens, egtelieden, de E: Johannes van Loon en vrou Ariana Boelens, de E; Emerens Boelens en de E: Rolina Boelens, gezamenlijke erfgenamen van hun vader de E: Ludolphus Boelens. Zij hebben reeds op 26 jan. 1723 verkocht aan de Hoogwelgeb. Heer Rudolph de Mepsche, Heer van Faan en d’hoogwelgeb. Mevrou Susanna d’Mepsche, geboorn Alberda, egtelieden, hun behuizing, staande ten oosten aan ‘t Breede Merckt op eigen grond, hebbende ten noorden de hoogwelgeb. Heer Alberda, heer van Nijenstein, met een mande ganck, ten oosten en zuiden de hiervoor genoemde kopers, en ten westen het Breede Marckt ter naaster swetten. Vanaf mei 1723 is de huur ten profijte van de kopers beginnen te lopen. Verkoopprijs: 2375 car. gld. 1724, den 24 november is het origineel getoond met op de achterkant de volgende kwitantie: Binnenstaande koopschat ter somma 2375 car. gld. met de interessen van dien bekennen wij verkoperen van de hooghwelgeboren Heer D’Mepsche hr. van Faan etc. en de hooogwelgeb. Susanna d’Mepsche geboorn Alberda ehl. ten vollen ontfangen te hebben. Ondertekend: J. van Ringe, Jan van Loon, Regina Boelens, anders van Ringe, Adriana Boelens anders Van Loon, Emerentia Boelens, Roelina Boelens.[103] Blz. 268: 1715, 9 mei: Verschenen: de brouwer Jannes van Ringen en Regina Boelens, egtelieden; zij lenen van Anna Ketelaars, wed. Wilckens 500 gl. Ze gaan jaarlijks 4 ½ % rente betalen. Op 18-11-1735 is het origineel vertoond waaruit bleek dat de schuld voldaan was.[104] 1718, 22 november: Verschenen is: de brouwer Jannes van Ringe en vrouw Regina Boelens, echtelieden, die lenen van vrouw Johanna Hovinghe, weduwe van Hillebrant Staal, 600 car. gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Op 26-2-1754 was deze schuldbrief voldaan.[105] 1721, 20 november (geregistr. 22-1-1722): Verschenen zijn: de brouwer Johannes van Ringe en vrou Regina Boelens, egtelieden. Van Dom. Johannes Smook, predikant te Grotegast en Doesum, en vrou Barta Marinus, egtelieden, hebben zij ontvangen 1000 gld. en beloven jaarlijks 5 % rente te betalen. Verder verscheen de brouwer Ludolph Boelens, die zich als zelfschuldige borg inliet voor de betalingen van rente en aflossingen. De brief is vertoond op 22-11-1726 en was toen afgelost. (deze akte staat vermeld in het boek, maar onvolledig).[106] 1728, 3 mei: Verschenen zijn: Jannes van Rink en Regina Boelens, ehelieden. Zij lenen van Pieter Sijrts en Bijbegien Harkes, egtelieden, de som van 800 gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Op 26-5-1735 is deze schuldbrief voldaan.[107] 1729, 30 april: Verschenen zijn: Jan van Rink en Regina Boelens, egtelieden, die verklaarden geleend te hebben van de Heer Hendrik Trip, ordinaris generaliteits Commissaris deser provincie, en mevr. Anna Trip, geboren Zuevellerius, egtelieden, de somma van 1000 car. gld. Ze beloven jaarlijks 4 % rente te gaan betalen. Op 27 mei 1735 is deze brief volledig afgelost.[108] Blz. 271: 1728, 10 mei: Verschenen zijn: Jan Crook en Jantjen Hoflanders, ehelieden. Ze lenen van Emerentia Boelens 200 car. gld. en beloven daarover jaarlijks 5 % rente te betalen.[109] 1735, 18 mei: Verschenen zijn: juffer Agnes van Ringh, voor haarzelf, de E. Jan van Ringh en consorten in qlte. als voorstanders over de minderjarige kinderen van wijlen de brouwer Jan van Ringh bij vrouw Regina Boelens in egte verwekt. Zij verkopen aan Jan Berents en Fennigien Frericks, egteluiden, een behuizing staande ten oosten in de Crom Elleboog, met een regenwatersbak, waarover de kopers met Jacobus Boerema zijn overeengekomen, dat die gebruikt gaat worden bij de woning van de kopers en dat zij in ruil daarvoor afstand doen van het recht op de put met een mandelige muur tussen de woning van de kopers en Jacobus Boerema. Verkoopprijs 317 car. gld. en 10 st. Er is al betaald 117 car. gld. 10 st. De resterende 200 car. gld. zijn voorgeschoten door Jacobus Truijck en Hilligien Cornellis, egtelieden, die daarover jaarlijks van de kopers 4 ½ % rente gaan ontvangen.[110] 1735, 9 november: Verschenen: juffr. Agnes van Ringe, voor haarzelf, Jannes van Ringe en cons. als voorstanderen over de minderjarige kinderen van wijlen de brouwer Jan van Ringe bij vrouw Roelina [sic] Boelens in egte verwekt, waarbij mede assisteerde Jan van Loon als legitimus tutor over zijn onmondige kinderen bij vrouw Adriana Boelens geprocreëerd. Zij verklaren aan rentemeester W. Muntinghe verkocht te hebben hun mandelige plaatse bij Finsterwolmerzijl, voorzien met een boerewoninge en schuire als mede 24 deimpten vrij lant met zijn kwelder en aanwas, die gebruikt wordt door Harm Hindrix als losse meier, jaarlijks voor 66 car. gld. Naaste zwetten: ten zuiden: onbekend, ten oosten: de pastorie van Finsterwol, ten westen en noordwaarts zich uitstrekkende ‘tot in en door den Dullart’ [=Dollard]. Verkoopprijs 1600 car. gld. De stad Groningen wordt in het beheer gesteld van het verkochte, ‘met belofte van t selve te sullen hoeden en guaranderen voor alle anterieure actie of evictie als nae regte’.[111] 1735, 7 december: Verschenen: juffer Agnes van Ringh voor haarzelf, Jan van Ringh en cons. als voorstanderen over de minderjarige kinderen van wijlen de brouwer Jan van Ringh bij vrouw Regina Boelens. Zij verkopen aan Jacobus Beurma en Stijntien Thomas, egtelieden, een behuizinge staande ten oosten in de Krom Elleboge op vrije eigen grond , waarin een middelmuur met Jan Berents mandelig, met een mande put aan de andere zijde mandelig. Verkoopprijs 300 car. gld. en 10 st.[112] Blz. 275/276: 1721, 18 juni: Verschenen zijn: De brouwer Johannes van Loon en Ariana Boelens, egtelieden, die lenen van de Hr. Herman Wolthers, borgemeerster der Stadt Groningen, de som van 1000 car. gld. en beloven daarover jaarlijks 5 % rente te gaan betalen. Mede verscheen: Ludolphus Boelens, die zich inliet als zelfschuldige borg, voor het geval zijn dochter en schoonzoon in gebreke mochten blijven. Op 11-9-1730 was deze schuldbrief volledig voldaan.[113] Blz. 276: 1725, 15 januari: Verschenen zijn: Johannes van Loon en Ariana Boelens, echtelieden. Zij lenen van Johannes Dorvil als voormond en Antonij Dorvil en Jan Hindr. Blouwcuip, als voogden over de nagelaten kinderen van wijlen Gerardus Rispens bij vrouw Engelina Speerhoorns in eghte verwekt, 600 car. gld. en beloven daarover jaarlijks 4 ½ % rente te betalen. Op 15-1-1734 was deze schuldbrief afgelost.[114] 1726, 4 februari: Verschenen zijn: Jan van der Beeck en Elisabeth in Walk, ehelieden. Zij lenen van Johannes van Loon en zijn vrouw Ariana Boelens, 110 gl. en gaan daarover jaarlijks 4 ½ % rente betalen.[115] Blz. 282: 1746, 14 november: Verschenen zijn: Rudolphus van Ringe als voormond, Jan de Charro als voogd en mede caverende voor hun mede-voogd Willem de Grijs, in qlte. als voorstanders over de kinderen van Jan van Loon bij wijlen vrouw Adriana Boelens. Zij hebben verkocht aan Pieter Ottinga en vrouw Roelina Lanckhorst de behuizing van hun pupillen, zijnde een brouwerij met de brouwketel, kuipen, koelkamer en daarre, staande en gelegen ten oosten in de Oude Botteringestraat op vrije eigen grond. Zwetten: ten noorden: de koopman Albert Hovingh, ten oosten een vrije gank, ten zuiden: Butties Straat en ten westen Boteringe straat. Verkoopprijs: 3000 car. gld.[116] Blz. 284: 1728, 5 mei: Verschenen zijn: Ludolph Sevensteern en Roelina Boelens, egtelieden, die lenen van de weduwe van Arent Ganckema 1000 car. gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Op 23-11-1736 was deze schuldbrief afgelost.[117] 1731, 9 april: Verschenen: Ludolphus Sevensteeren en Roelina Boelens, egtelieden, die lenen van Rudolphus Huisingh 400 car. gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Als onderpand brengen zij in een verzegeling over de Hooghwelgeb. Heer Rudolph de Mepsche en mevr. Susanna de Mepsche, geboren Alberda, heer en vrouw van Faan, van 400 car. gld. d.d. 20-3-1731. Op 28-10-1751 was deze schuldbrief afgelost.[118] 1731, 3 oktober: Gecompareerd zijn: Ludolphus Sevensteern en Roelina Boelens, egtelieden, die lenen van Juffer Alagonda de Weerde, de som van 1000 gl. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Tot zekerheid van de betalingen brengen de comparanten in een verzegeling ten laste van de Hoogwelgeb. Heer R. D’Mepsche en Mevr. Susanna Elizabeth D’Mepsche, geboren Alberda, Hr. en Vrouw van Faan etc., groot 1000 gld. d.d. 20-3-1731.[119] 1732, 6 mei: Verschenen zijn: Ludolphus Sevensteern en Roelina Boelens, egtelieden, die lenen van Bernardus van der Veen 1200 car. gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Als onderpand brengen zij in een verzegeling over de Hoogwelgeb. Heer R. D. Mepsche en Mevr. Susanna Elizabeth de Mepsche, geb. Alberda van Nienstein, Hr. en vr. Van Faan etc, groot 1200 gl. in dato den 1 Maij 1732, waarbij mede door sijn Hoogwelgeb. ingevolge hand in dato den 5 Maij 1732 is tot een kistenpand gestelt een versegelinge groot 2660 car. gld. over Berent Reyd in dato den 21 Feb. 1728.[120] 1732, 7 mei: Ludolph Sevensteern en Roelina Boelens, egtelieden, lenen van Juffr. Hemerentia Helinga, weduwe Helmans, de somma van 700 car. gld. en gaan daarover jaarlijks 4 % rente betalen. Tot zekerheid van de betalingen brengen zij als kistenpanden in: twee verzegelingen, een groot 700 car. gld. ten laste van de Hr. A. L. Wichers d.d. 9-2-1732 en één groot 400 car. gld. ten laste van de Hr. And. Sibenius d.d. 24-1-1731.[121] 1732, 29 oktober: Ludolphus Sevensteern en Roelina Boelens, egtelieden, lenen van Wesselus Sevensteern in qlte., 1300 car. gld. en beloven daarover jaarlijks 4 % rente te gaan betalen.[122] Blz. 285: 1735, 28 februari: Verschenen: Rudolph de Mepsche, heer op Bijma tot Faam etc. en mevr. Susanna Elijsabeth d’Mepsche, geboren Alberda. Zij lenen van wijnhandelaar Ludolph Sevensteern en Rolina Boelens, egtelieden, de som van 1600 car. gld. Zij gaan jaarlijks 4 % rente betalen.[123] 1736, 25 september: Rudolph de Mepsche, Heer van Faan, en mevr. Susanna Elijsabeth de Mepsche, geboren Alberda. Zij verklaren geleend te hebben van Ludolph Sevensteern en Roelina Boelens, echtelieden, 1600 car. gld. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen.[124] 1736, 27 september: Verschenen zijn: Ludolph Sevensteeren en Roelina Boelens, egtelieden, die verklaren schuldig te zijn aan Jurjen Taapkens en Meinerdina Meijers, egtelieden, 1600 car. gld., heerkomende wegens verschoten penningen en geleverde wijnen. Ze gaan jaarlijks 4 % rente betalen. Als onderpand brengen zij in een verzegeling ten laste van de HWG Heer R. de Mepsche en Susanna Elijsabeth de Mepsche, geboren Alberda, Heer en vrouw van Faan, groot 1600 car. gld. d.d. 25-9-1636, met nog een verzegeling ten laste van Peter Peters te Nijkerk, groot 330 car. gld. d.d. 20-2-1726.[125] 1736, 11 december: Verschenen is: Boudewijn Cremers, die zich inlaat als borg voor de lening van 400 gld. en de renten die Ludolph Sevensteern en Roelina Boelens geleend hebben van Rudolphus Huisinge in gevolge verzegeling d.d. 9-4-1731. Op 28-10-1751 is deze verzegelde borgtocht voldaan.[126] 1737, 28 januari: Verschenen zijn: Henricus Gelsingh, voor hemzelf en mede namens zijn broer Theodorus Gelsing. Zij ontvangen op lijfrente van Alagonda de Weerde 3600 car. gld. door cessie van een verzegeling over de Hoogwelgeb. Heer R. de Mepsche en mevr. Susanna Alberda, Heer en vrouw van Faan, ter summa van 2000 car. gld. met diens renten, verder nog door cessie van een verzegeling à 1000 car. gld. met de lopende rente over Ludolph Sevensteren en Roelina Boelens, ehelieden, nogh een obligatie à 350 car. gld. met diens renten over de heer dr. Berlage. Jaarlijks wordt er 8 % rente betaald door Gelsingh. De rentebetalingen gaan door tot de sterfdag van juffer de Weerde. Mede zijn verschenen: juffrouw Johanna Hamming, weduwe van Henricus van Essen, Arnoldus van Essen, Alagonda van Essen, weduwe Voskuil, de weduwe van Albertus van Essen, als wettig voogdes over haar kinderen, juffer Gesina van Essen en Hillegien Roelefs, die verklaarden in deze constitutie van lijfrente toe te stemmen, zoals ook de heer Henricus Gelsing voor zichzelf en de rato caverende voor zijn broeder Th. Gelsing alsmede Hillegien Roelefs en Johanna Hammingh, weduwe Van Essen, toestemmen in de constitutie van lijfrente zoals die tussen juffer de Weerde en Arnoldus van Essen en cons. op 14-11-1735 is opgericht.[127] 1739, 18 januari: Luidolph Sevensteern en zijn huisvrouw Roelina Boelens verklaren aan de Advocaat Lodewijk Sijpers 115 gld. schuldig te zijn heerkomende wegens gedane diensten, advocatensalariën en gedane verschotten. Ze gaan jaarlijks 4 % rente betalen.[128] Blz. 299: 1701, 17 februari: Albert Peters en Geertruit Broeders, echtelieden, verklaren schuldig te zijn aan de brouwer Jacobus Boelens en vrouw Johanna Homans, echtelieden, 200 car. gld., afkomstig van een papieren obligatie ‘soo sij ehelieden volgens cessie van de voorstanderen van Garbrant Heerkens kinderen sprekende van verschotenen penningen an sich hebben bekoomen’; ze gaan voortaan 4 % rente betalen. Ook verklaren ze van het echtpaar Boelens ontvangen te hebben een som van 56 car. gld. waarover geen rente zal worden betaald, ze beloofden deze bij de eerste mondelinge aanmaning te zullen betalen. Ze blijven garant met heel hun bezit.[129] 1704, 15 maart: Verschenen zijn: de koopman Pauwel Jans, Bernardus Wilckens en Elijsabeth Velthoen, ehelieden, Reinder Velthoen, Conradus Seevensteern en Johanna Wilckens zijn huisvrouw, Johannes Gelsinck caverende voor de erfgenamen van vrouw Wemella Homans wed. Wilckens. Zij verkopen aan de brouwer Jacobus Boelens en zijn huisvrouw Johanna Homans, hun behuizinge zijnde een brouwerije, staande en gelegen ten oosten in de Oude Ebbingestraat, waaruit jaarlijks aan de heer rentemeerster Tiaden wegens pacht zal worden betaald de som van 6.16.7 car. gld. Het huis is meierwijze bewoond geweest door wijlen de weduwe Meedendorps. Ten noorden: de Jacobinerstraat, ten oosten de behuizinge van de verkopers met een mande muur, ten zuiden: Roelf van Dijks wed., en ten westen: de Oude Ebbingestraat. Aanvaarding: 1 mei 1704. Verkoopprijs: 2825 car. gld. Jacobus en Johanna gaan in twee termijnen betalen; de helft bij de aanvaarding en de andere helft op Allerheiligen. De kopers blijven garant staan voor de betalingen met hun hele bezit. In de marge: 1718 den 9 martij is de originele deses ter stadtssecret. met volgende dorsale quitantie ten vollen gequiteert vertoont: Dit binnenstaende copschatt bekennen wij ondergeschr. ider voor sijn quota ontfangen te hebben, bedankende voor goede voldaat. Gron. den 24 Nov. 1704. Onderstont: Pouwel Jans, B. Wilckens, R. Velthoen, J. Gelsingh voor mijn moeder A. Homans wed. Gelsingh en mijn moeij J. Homans wed. Drapers, C. Sevensteern nomine uxoris.[130] Blz. 301: 1709, 1 mei: Verschenen is: Itien Terwall wed. Haijco Boukneght, die verkoopt aan brouwer Jacobus Boelens en Jantien Homans, echtelieden, haar behuisinge, de Schoenmakerskrogh genaemt, staande op vrije eigen grond in de Jacobiner Straat in een gangh in te gaen, met een vrije uijtgangh in de Prinsen Hoffstraet, met alle ‘t geene daer aen aerdt en nagevast wordt bevonden, exempt twee latten sitplaetsen, in aller gestalte soo met een keerskoop brieff in dato den 3 aprilis 1679 en twee requesten tot dato deses heeft gepossideert. Verkoopprijs: 2000 car. gld. en drie ducaten tot vertering aan de kinderen van de verkoopster. De eerste betaling is voldaan: 100 car. gld. met de drie ducaten. De overige 1000 car. gld. zullen op Allerheiligen betaald worden. Verschenen zijn ook: Lucas Blaucuip en Joannes Boukneght, die samen met de verkoopster garant blijven staan, mochten er nog oude hypothecaire schulden op het pand rusten. Verder nog: Jan Hindrick Blaukuip en Engeltijn Speerhoorn kinderen van de verkoperse, die weer garant staan, mochten Lucas Blaucuip en Joannes Bouknegt in gebreke blijven. In de marge: 1718 den 9 Martij is de originele deses ter stads secretarij door volgende dorsele quitantie ten vollen gequiteert vertoont, luidende als volght: Binnenstaande resterende koopschatts penningen ter somma een duisent car. gld. bekenne van de koperen ten vollen ontfangen te hebben en sijn an dieselve bij desen overgelanght de keerskoopbrieff en twee requesten binnen gemelt. Oirconde mijn verteickeninge, Groningen den 28 novemb. 1709. Onderstont: Itien Ter Wal, wed. Bauknegt.[131] 1715, 9 november: Verschenen zijn: Jacobus Boelens en Johanna Homans, echtelieden. Zij lenen van Woltherus Warffemius en Veronica Homans, echtelieden, een bedrag van 700 car. gld. en beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te betalen. Ze blijven garant staan met heel hun bezit.[132] 1716, 8 mei: Brouwer Jacobus Boelens en Johanna Homans, echtel., lenen van Carst Veltman en Trijntien Jans, egtelieden, 500 car. gl. en beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te betalen. Ze blijven garant met heel hun bezit.[133] 1717, 18 maart: Verschenen zijn: Jacob Boelens en Jantien Homans, egtel., zij lenen van Toncke Isebrants en Engeltijn Zijrts, sijn huijsvr., 250 car. gl. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen.[134] Blz. 303/304: Op 30 oktober 1723 verkopen Jacobus Boelens en Johanna Homans aan Jan Regnier en Marrigjen Karsens, egtelieden, hun tapperij ‘alwaer Krispijn en Krispiniaan uithangt’, de Schoenmakerskroeg genaamd, met een vrije uitgang in de Prinsenhoffstraat, met als zwetten: ten noorden de pikeursplaats, ten oosten Luitenant Majoor Coerkamp, ten zuiden de Jacobijnerstrate en ten westen het blauwe diaconie kinderhuis. Aanvaarding: 1 mei 1724. Verkoopprijs: 2200 car. gld. plus drie gouden ducatons, één voor Johanna Homans, één voor de zoon Isebrant Johannes Boelens en één voor de dochter Anna Margarieta Boelens. De koopsom wordt in termijnen betaald, op 1000 car. gld. na, die zij schuldig blijven met een rente-percentage van 7 % per jaar.[135] Uit deze akte blijkt dus ook dat Jacobus en Johanna twee kinderen hadden: Isebrant Johannes en Anna Margarieta Boelens. Dus de opmerking op blz. 304 dat het huwelijk kinderloos was, is onjuist. Anna Margarieta Boelens is overleden te Groningen op 31 maart 1726. In 1718 en in 1724 komt een Isebrant Boelens voor als leerjongen bij een goudsmid en als goud- en zilversmidsknecht in de stad Groningen. Blz. 304: 1730, 22 mei: Verschenen: Jacobus Boelens en Jantjen Homans egtelieden. Zij verkopen aan Jurjen Holstein en Christiaan Allardi, mandelig, 1) een camer op pagtgrond in de Kleine Buttjesstraat, waaruit jaarlijks aan de erfgenamen van professor Berteling wordt betaald 8 car. gld. 2) een behuisinge met nog een camer in Kleine Buttjesstraat staande. De eerste camer is verkocht voor 200 car. gld. en de behuizinge en camer voor 425 car. gld. en een silveren ducaton. Mede is verschenen de E. Wolterus Warffemius die zich inliet als zelfschuldige borg voor de vrije leverantie van het verkochte door de verkopers. Op de achterzijde een kwitantie: Binnenstaande coopschat ter somma van 625 car. gld. met een silveren ducaton is ons op dato voldaan en betaald, derhalven door desen quiteren, Gron. den 7 july 1730, onderstont: W. Warffemius, J. Boelens, Jantjen Homans.[136] Blz. 310: 1730, 1 december: Engeltje Sijrts, wed. Tonke Isebrants, verkoopt aan Everhardus Kramer en Grietje Isebrands, egtelieden, haar behuizing, staande op vrije eigen grond, ten westen in de Geltinge Straat met de losse platen, en een mandelige poort ten zuiden daaraan. Ze heeft er zelf gewoond. Verder is verkocht de winkel en annexen in genoemde behuisinge staande, met alle stoffen die zich daar bevinden op 1 mei 1731. De kopers zullen bij de aanvaarding op 1 mei 1731 minstens 4000 gld. (sic, is dit een schrijffout: de totale verkoopprijs is lager dan dit bedrag) meteen moeten betalen, anders gaat de koop niet door. De rest op Allerheiligen 1731. De verkoper kan haar nering voortzetten tot 1 mei 1731, maar vanaf die datum tot 1 mei 1732 zal ze deze handel niet mogen drijven, noch door anderen laten drijven. Het huis is verkocht voor 1000 car. gld. en voor de overdracht van de nering en het hout en annexen van de winkel, ook een som van 1000 car. gld. Totaal 2000 car. gld. Over deze 2000 car. gld. gaan de kopers jaarlijks 4 % rente betalen.[137] 1733, 7 mei: Verschenen zijn: Everhardus Kramer en Grietjen Jans, egtelieden, woonachtig te Groningen, zij lenen van Frerik Ubbes, in qlte. als voormond, Harke Sierts, sibbe en de H. Welgeb. Heer van Heerma etc. vreemde voogden over Jantjen Jans, onmondige jongste dogter van Jan Isebrants en Ailke Sierts op Langenhuis, de somma van 600 car. gld. en gaan daarover jaarlijks 4 % rente betalen.[138] 1733, 19 december: Verschenen zijn de koopman Everhardus Cramer en vrouw Grietjen Isebrants, ehelieden, die schuldig zijn aan de koopman Derk Jans Modderman 1000 car. gld., heerkomende à 300 gl. wegens gerede verstreckte penningen in gevolge afgegevene papieren obligatie d.d. 31-10-1731 en de overige 700 gl. bij het opmaken van deze akte in contante penningen. De jaarlijks verschuldigde intrest is 4 %.[139] Blz. 314: Midden: Eén van de kinderen van Everardus Cramer en Margarieta Boelens was Jacobus Johannes Cramer (1744-1824). Op 13-jarige leeftijd vertrok hij naar Rome, waar hij gedurende 10 jaar theologie studeerde. Vanaf 1767 woonde hij in Amsterdam. Hij was daar tientallen jaren verbonden als priester en pastoor aan het RK-Maagdenhuis en werd aartspriester van Holland en Zeeland.[140] Blz. 316: 1737, 27 november: Verschenen: Egberdina Ottens, weduwe Cost. Zij verkoopt aan de coopman Jannes Menkens en vrouw Jantjen Boelens, ehelieden, haar behuizing staande in de Nieuwe Ebbingestraat, waaruit jaarlijks aan het Peperstraten gasthuis 1 gld. 2 ½ st. grondpacht moet worden betaald, met de losse en vaste platen in de heerdsteden, met het hof daarachter, als mede de camer ten noorden van de behuizinge in de Nieuwe Ebbingestraat staande, en onder hetzelfde dak vallende, hebbende deze behuizing en kamer ten noorden de Hopman Schepel, ten oosten het Boterdiep, ten zuiden de verkopersche en ten westen de Nieuwe Ebbingestraat als naaste zwetten. Het huis is als laatste bewoond door de kinderen van de verkoopster. Het huis met hof, camer en verdere annexen wordt verkocht voor 3500 car. gld. Jannes en Jantje Menkens-Boelens betalen 1000 car. gld. aan en over de resterende 2500 car. gld. gaan ze jaarlijks 4 % rente betalen. Extra wordt bepaald dat de verkoopster van de plaats van het Lands welvaren bezijden het huis van de kuiper zal behouden de breedte van 7 voeten en 8 duim grond tot een vrije uitgang naar de Nieuwe Ebbingestraat. De schutting tussen beiden zal geplaatst worden op kosten van de verkoopster en de palen zullen aan de zijde van de kopers staan en blijven. Het onderhoud van de schutting en de palen zal voortaan voor 1/3 voor de kopers zijn en voor 2/3 gedragen worden door de verkoopster. Verder zal deze plaats en gang naar achteren door het hof zijn uitwatering behouden. De verkoopster houdt mede aan zichzelf de plaats tussen de schuur en haar behuizing tot aan de hofdeur.[141] 1738, 24 mei: Verschenen zijn: de koopman Jan Menkes en Johanna Boelens, egtelieden. Zij lenen van juffer Anna Cornelia Meijknegt 500 car. gld. en beloven jaarlijks 4 % rente te gaan betalen.[142] Blz. 342: Er is nog een reden waarom Jacob Ariens Boelens als jonge man bij Jacob Ywema en Martje Harms in huis gekomen is. Martje Harms was een (halve) nicht van zijn moeder Grietje Duirts. De gemeenschappelijke grootmoeder van Martje en Grietje was Grietje Harms, die rond 1619 trouwde (1) met Pieter Cornelis. Uit dit huwelijk: Harmen Peters, die rond 1655 trouwt met Trijnje Sijmens. Zij zijn de ouders van Martje Harms. Grootmoeder Grietje Harms trouwde in 1630 (2) met Jan Fockes. Uit dit huwelijk: Pieterke Jans, die in 1652 trouwt met Duirt Derks. Zij zijn de ouders van Grietje Duirts, dus Grietje Duirts en Martje Harms waren halve nichten. Blz. 356: Opregte Groninger Courant 20 januari 1750: De E. A. BOELENS en zyn Huysvrouw op Nieuwe-Weg, praesenteeren te verhuuren teegens May 1750, een Huys staande tusschen Kyk- in ‘t Jat en Botteringe-Straat aan het Diep, en word teegenswoordig bewoond door de Heer Doctor ADRIANI. Jemand geneegen zynde kan bovengemelde daar over aanspreeken. Opregte Groninger Courant 1 mei 1750: De E. A. BOELENS op de Nieuwe Weg tot Groningen, presenteert uyt de Hand te verkoopen, een Wel ter neering staande Behuyzing zynde een Grossiers-Winkel, welke lange Jaaren met goed succes is gebruykt door Eelke Sygers, en teegenswoordig door Jan Freicks, staande en geleegen op Schoolholm. Jemand geneegen zynde, kan bovengemelde daar over aanspreeken. Opregte Groninger Courant 8 september 1750: Monsr. A. BOELENS en zyn Huisvrouw presenteeren te verhuiren een extra Behuisinge, staande aan het Diep tusschen Kyk in 't Jat en Botteringestraat, laast bewoont door de Heer Kapiteyn A. van BOLS om aanstonds te konnen aanvaarden of teegens Allerheiligen 1750. Jemand geneegen zynde kan bovengemelde daar over aanspreeken, woonende op de Nieuwe Weg. Blz. 357: 1750, 31 december: Verkopers: Everhardus Vriese en Margareta Bier, ehelieden. Kopers: Adrianus Boelens en vrouw Luirdina Boelens, eheluiden. Zij kopen negen grondpachten, waarvan zes in de Turfstraat, en wel: een jaarlijkse grondpacht uit het huis van Douwe Detmers van 7 car. gld., uit de woning van mevrouw de weduwe Engelina in qlt. van 1 gld. 10 st., uit de woning van Floris Eijkenborg 2 gld., uit de woning van Eijse Glijns weduwe 3 gld. per jaar, uit de woning van hopman Nanninga wed. 6 gld., en uit de woning van coopman G. Havinga 7 gld. per jaar, ten westen aan het diep: uit de woning van Laurens Jans 5 gld., ook ten westen aan het diep: uit de woning van Jurien Elsman 4 gld. 10 st., en nog een jaarlijkse grondpacht uit het hof van coopman L. Vliedorp buiten de Heere Poort in de Brandenborger Steege van 4 gld. 5 st. Verkoopprijs: 1020 gld.[143] Opregte Groninger Courant, 11 januari 1752: Monsr. A. BOELENS presenteert uyt de hand te verkopen een nieuwe snik [=schuit], welke voor een jaar nieuws is getimmerd, vaarende van Groningen na Delfzyl, vice versa, geteekend met No. 5. Jemand geneegen zynde, kan bovengemelde daarover aanspreeken. Woonende op de Nieuwe Weg tot Groningen. Opregte Groninger Courant, 5 maart 1751: Monsr A. BOELENS, presenteert op Vrydag den 12 Maart 1751 ten Huyze van Monsr. H. School op de Nieuwe Weg , by strykgeld te Verkopen, een Wel- ter Neering staande Behuyzinge op Munnikeholm, waar in lange Jaaren de kreemer Neering met goed succes is gedaan , en nog door Jan Freerks en zyn Huysvrouw word gecontinueert, voorzien met veel Commoditeyten zooals nader uyt de aangeslagene Biljetten kan worden gezien. idem, 10 september 1751: opnieuw wordt het huis aan het Diep tussen de Botteringestraat en de Kijk in ’t Jatstraat te huur aangeboden. 1752, 12 februari: Monsieur Adriaan Boelens en vrouw Luirdina Boelens, ehelieden, verkopen aan Jan Cram en Tjaakjen Atlas, echtelieden, een halve snikke van Groningen naar Delfzijl en vice versa varende, getekend no. 5, waarvan de andere helft aan Jan Bakker is toebehorende, met de rechten en privileges van het veer alsmede het aanpart van paarden, schuren en stallen. Het is verkocht voor 1400 car. gld., waarover de kopers jaarlijks 4 % huur in plaats van rente gaan betalen. De verkopers zullen de eerste drie jaren de helft voorschieten van de kosten, die door de schippers aan de provincie betaald moeten worden. De kopers moeten die aan het eind van het derde jaar terugbetaald hebben, verhoogd met 4 ½ % rente.[144] Opregte Groninger Courant, 18 september 1753: Monsr. A. BOELENS, op de Nieuwe Weg tot Groningen, praesenteert te Verhuuren, zyn Huys door hem zelfs bewoond, om teegens Allerheyligen of voort te konnen aanvaarden. 1753, 24 september: De wijnhandelaar Jan ter Horst en Dina van den Ende, ehelieden, lenen van hr. doctor H.J. Homan en Adrianus Boelens als testamentaire curatoren over Alagonda en Tobias Huisingh, kinderen van wijlen Rudolph Huising, 600 gl. à 4 % rente per jaar.[145] 1753, 6 november: Verschenen is Andrina Steenbergen, als erfgename van haar moeder Jantjen Geerts, bijgestaan door haar eheman Hindrikus Sissingh. Zij cedeert aan de heer Doctor H.J. Homan en Mons. Adrianus Boelens, als testamentaire curatores over de kinderen van wijlen mons. Ludolph Huisingh en vrouw Alagonda Schoning, een somma van 2200 car. gld. zijnde restante koopschatspenningen met het gereserveerde eigendomsrecht voor een verkochte behuizinge en voerwerk ten noorden van het Damsterdiep, ten laste van Jan Harms en Maria Egberts, ehelieden, als kopers. Zij betalen hiervoor 4 % rente per jaar. Homan en Boelens betalen de 2200 car. gld. namens hun pupillen. Op 1 mei 1756 is de origenele brief vertoond met op de achterkant: Ondergetekende: J. van Kruissen, in huwelijk hebbende Alagonda Huising, dochter van Rudolph Huising en Alagonda Schoning, bij scheiding der ouderlijke boedel binnenstaande coopschat à 2200 gl. ten deel gevallen en door Jan Harms zijnde voldaan, 1 mei 1756: J.v.Kruissen, A. Huisingh.[146] 1753, 5 november: Verschenen zijn: Doctor H.J. Homan en Monsieur Adrianus Boelens als testamentaire curatores over de minderjarige kinderen van wijlen Monsieur Rudolph Huising en wijlen vrouw Alagonda Schoningh in echte verwekt. Verder: Jan ter Horst, juffrouw Gezina Maria Cloosterhuis, wed. van Tobias Schoning, en juffrouw Anna Maria Zuireek, weduwe Bernardus Schoningh, als wettig voogdes over haar minderjarige kinderen. Zij verkopen aan de heer secretaris Theod. Adriani en mevrouw Anna Margareta Bijmholt, ehelieden, hun mandelige behuizing aan de zuidzijde van ‘t Brede Markt op eigen grond, met een stalling en hof daarachter, met het recht tot de put in de behuizing die voorheen door Tijmen Haikens werd bewoond. Verkoopprijs 6400 car. gld.[147] Opregte Groninger Courant, 8 januari 1754: A. BOELENS praesenteert te Verhuyren zyn Huys, staande aan het Diep tusschen Botteringe en Kyk- in ‘t Jat Straat, om teegens May 1754 te konnen aanvaarden; teegenswoordig bewoond door de Heer Kapiteyn J.C.H. V. ‘s Gravelande. 1755, 6 februari: Verschenen zijn: Alegonda Maria Huising met haar eheman Jannes van Kruissen, ter ener, en de heer doctor Hindrik Jan Homan en mons. Adrianus Boelens als testamentaire curatores over de minderjarige zoon van wijlen Rudolph Huising ter andere zijde. Zij maken een scheiding en deling van de gereserveerde eigendom, rechtens capitaalen als meede van de versegelde en onversegelde obligatien, ten laste van comptoir en particulieren. De huizen en landerijen die bij de weeskamer bekend zijn, zullen tot de meerderjarigheid van de pupil mandelig verblijven. Aan Van Kruissen en zijn vrouw zijn ten deel gevallen: een verzegeling ten laste van Eppo Hooghuis, zijnde een gereserveerde eigendom over zijn behuizing d.d. 28-4-1746 à 4 %, groot 1000 car. gld.; een verzegeling ten laste van de commissaris Post, zijnde restant koopschatspenningen van zijn behuizing groot 800 gl. d.d. 1-6-1737; een verzegeling over Arent Everwijns wed. zijnde restante koopschatspenningen over haar molen, groot 1000 gl. d.d. 10-7-1737, volgens cessie van 28-6-1749 à 5 %; een verzegeling ten laste van Jan Harms, zijnde een gereserveerd eigendom over zijn voerwerk, groot 2200 gld. à 4 % d.d. 30-7-1731 en volgens cessie van 6-12-1753. Aan de andere partij, de curatoren Homan en Boelens is ten dele gevallen, ten behoeve van de pupil: een verzegeling ten laste van Tamme Jans, zijnde restante koopschatspenningen over een trekschuit met annexen, varende van Zuidhorn groot 2300 gl. à 4 % d.d. 28-4-1740, volgens cessie van 16-3-1747, een verzegeling ten laste van Arent Egberts te Delfzijl, zijnde een gereserveerd eigendomsrecht over zijn behuizing d.d. 21-5-1746, volgens cessie van 19-5-1752 à 4 %; een papieren stokleggenbrief ten laste van Roelef Berents te Cropswolde, zijnde een gereserveerd eigendomsrecht over zijn plaats, groot 1100 car. gld. d.d. 11-5-1708 en volgens cessie van 19-7-1717 à 4 ½ %; een verzegeling ten laste van Hendrik Joosten te Delfzijl, zijnde een gereserveerd eigendomsrecht over zijn schip en veer, groot 240 gl. d.d. 13-1-1709, volgens cessie van 21-6-1751; een vierde in 2000 gl. kapitaal ten laste van Hindrik Hillebrants zijnde restante koopschatspenningen van zijn aangekochte kamers buiten der Aa, groot 500 gl. volgens verzegeling d.d. 30-10-1749. Alegonda Maria Huising was nog geld schuldig aan de boedel, omdat de curatoren over haar broer alle schulden van de boedel overgenomen hebben, en verder nog wegens het feit dat zij meer kapitaal uit de boedel genoten had, ook nog meubels gekregen had, haar trouwkosten waren betaald. Daarom zou zij eigenlijk 3110-5-4 gld. aan de boedel moeten terugbetalen. Daarom staat zij aan Homan en Boelens af: een verzegeling wegens gereserveerd eigendomsrecht ten laste van Eppo Hooghuis, groot met de renten 1026-13-2 gld., het recht van gereserveerde eigendom ten laste van Arent Everwijns weduwe wegens haar molen, groot met rente: 1025 gld.; een verzegeling ten laste van de heer Lewe van Middelstum, incl. rente groot 1031-12-7 gld. Totaal: 3380-6-1 gld. met nog 26-19-1 gld. contant geld, blijvende alsnog mandelig een jaar huur i.p.v. rente ten laste van Roelef Beerents.[148] Blz. 358: 1755, 10 mei: H.J. Homan in qlte als gevolmachtigde van Aafke Gerkes en Rijnk Aukes ehelieden, voor de gerechte halfscheid, nogh H.J. Homan en Adrianus Boelens als testamentaire curatoren over Tobias Huising voor ¼ part, Johannes van Kruissen en Maria Huisingh voor de overige ¼ part. Zij verkopen aan Anna Bouwman, weduwe van Derk Ferree, een huis aan de zuidkant van de Haven op vrije eigen grond. De naam van het huis is Het Schippergeselschap. Zwetten, ten noorden: de opslag van het A-diep, oost: Evert Abberingh, zuid: Hindricus Korenmeter, meierwijze, en west: de Dewarsstraat. Het huis is al op 24 maart 1755 verkocht. Verkoopprijs: 3010 car. gld.[149] 1757, 17 januari: Alagonda Maria Huisingh, met haar eheman Johannes van Kruissen, verklaren verkocht te hebben aan Adrianus Boelens en Luirdina Boelens, ehelieden, de halfscheid van de volgende goederen: 1) van een behuizing op de Nieuwe Wegh met een hof erachter, zwetten: ten noorden: de Olde Wegh, ten oosten Tjark Jans weduwe, ten zuiden: de straat en ten westen de stokerij (zie nr 2). Jaarlijkse pacht aan de stad 8 gld. 5 st. Nr 2) van een stokerij op de Nieuwe Wegh. Zwetten, ten noorden: de Oude Wegh, oost: het huis nr. 1, zuid: de straat en west: de kopers met hun aparte behuizing. Jaarlijkse pacht aan de stad: 3.1.4 gld. Nr 3) (nog steeds de halfscheid) van een pakhuis met een hof erachter. Zwetten, noord: de secretaris R.B. Gockinga, oost: brouwer Sissingh, zuid: de Oude wegh en ten westen de weduwe Haltermans, jaarlijkse grondpacht aan de stad 2 gld. 16 st. Nr. 4) van een camer op de Oude Wegh, vrij eigen grond. Zwetten, noord: de brouwer Sissink, oost: de weduwe Grimminga, zuid: de Oude Wegh en west: het pakhuis van nr. 3. Nr. 5) (nog steeds de halfscheid) van een hof met een uitgang aan de Wal, zijnde vrij eigen grond. Zwetten: noord: Jacob Cornellis, oost: Bakker Birze, zuid: monsieur Woldtgraft en west: de heer secretaris R.B. Gockinga. De ander helften van de 5 percelen komen toe aan de broer van Alagonda Maria, Tobias Johannes Huising. Verkoopprijs 3000 gld. Ze gaan daarover vanaf mei 1758 4 % huur in plaats van rente betalen.[150] 1757, 8 juli: Verschenen zijn: Aafke Gerkes geadsisteerd met haar eheman Rijnck Aukes, woonachtig op de Joure in Vriesland. Zij verklaren verkocht te hebben aan de hr. H.J. Homan en Mons. Adrianus Boelens, als testamentaire voorstanderen over de heer Tobias Johannes Huisingh, en Mons. J. van Cruissen en deselves huisvrouw juffrouw Allegonda Huising, zekere vierde part in een trekschuit varende van Groningen op Stroobos en vice versa, getekend met no. 8, waarvan de kopers de andere vierde part toebehoort, voorts met het recht van het veer, de anpart van de paarden en stallinge en al hetgeen daarmee samenhangt. Verkoopprijs 1250 car. gld. De huren ten gunste van de kopers zullen beginnen te lopen op 1 september a.s.[151] 1758, 21 december: Verschenen zijn: Alagonda Maria Huisingh, geassisteert met haar eheman J. van Kruissen, die verklaren verkocht te hebben aan Adrianus Boelens en Luirdina Boelens, ehelieden, de halfscheid van de volgende percelen: 1) de halfscheid van een behuizing op de Nieuwe Wegh, met een hof erachter, zwetten, ten noorden: de Olde Wegh, oosten: Tjark Jans wed., zuiden: de Strate en ten westen de stokerie, doende dit perceel tot grondpagt ‘s jaarlijx aan de Stad 8 gld. 5 st. 2) de halfscheid van een stokerie op de Nieuwe Wegh, naaste zwetten: noord: de Oude Wegh, oost: het huis hiervoor genoemd op no. 1, zuid: de straat en west de kopers met hun aparte behuizing, doende jaarlijks tot grondpagt aan de stad 3 gl. 1 st. 4 pl. 3) de helft van een pakhuis met een hof erachter, tot naaste zwetten: noord: de heer secretaris Gockinga, oost: de brouwer Sissing, zuid: de Oude weg en west: de weduwe Haltermans, aan de stad jaarlijks doende tot grondpagt 2 gl. 16. st. 4) de halfscheid van een camer op de Oude Wegh, vrije eigen grond, naaste zwetten: noord: de brouwer Sissing, oost: de weduwe Grimminga, zuid: de Oude Wegh, west: het pakhuis, genoemd onder no. 3, 5) de halfscheid van een hoff een uitgang hebbende aan de Wal, zijnde vrije eigen grond, naaste zwetten, noord: Jacob Cornellis, oost: bakker Birse, zuid: mons. Woltgraff en west: de heer secretaris R.B. Gockinga. De andere helft is steeds al van de kopers. Verkoopprijs 3000 gl. Een eerste termijn van 1000 gld. is betaald door de kopers. Over de resterende 2000 gl. gaan de kopers voortaan 4 % huur i.p.v. rente per jaar betalen. Op 6-5-1776 is de originele brief vertoond als zijnde voldaan met als dorsale tekst: Binnenstaende capitale restante coopschatspenningen à 2000 gl. met de rente zijn mij door d’erven van A. Boelens voldaan, dient dese voor volle quitancie, Groningen, den 1 maij 1700 sesenseventig. Onder stont J. v. Kruissen. (zie ook hiervoor: 17-1-1757).[152] Opregte Groninger Courant, 4 november 1760: Monsr. A. BOELENS, praesenteerd te Verhuuren een Huys op de Nieuwe-Weg, bewoond door de Commys H. Ubbens, teegens primo May 1761. Blz. 361: 1763, 21 november: Verschenen zijn mons. A. Boelens en L. Boelens, ehelieden, die verklaren verkocht te hebben aan Christina Kempen, woonachtig te Groningen, een behuizinge met een hofje daarachter op vrije eigen grond ten noorden Agter de Muur staande. Het huis is al op 1 november j.l. door de kopersche aanvaard. Zwetten, ten noorden: P. Briedenbag of verkoperen zelfs, oost: de heer Borgemr. Emmen, zuid: de straat, west: de wed. Boekhoff. Verkoopprijs 625 car. gld.[153] Blz. 364: Opregte Groninger Courant, 2 mei 1766: Monsr. ADRIANUS BOELENS en Cons. in qlté, presenteren Ingevolge Raads Authorisatie in dato den 20sten April 1766 op Maandag den 12 May 1766 ‘s avonds om 5 uur, ten Huyze van Jan Breuring op de Nieuwe Weg in de Zwarte Arent, aan de meest biedende publyk te Verkopen: Een Huis staande en gelegen ten Oosten in de Nieuwe Kyk-in-‘t-Jatstraat, zo als breder in de Biljetten is te zien. 1766, 7 juni: A. Boelens in qlte. en consorten in qlte. als bezorgers der Roomsche Armen, verklaarden verkocht te hebben aan Jan Coppelman en Harmtje Geerts, ehelieden, een behuizinge staande in de Nieuwe Kijk in ‘t Jatstraat, doende jaarlijks aan grondpacht aan de stad 1 gl. 5 st. 7 pl. Het huis heeft het recht van mandelige put. Het was voorheen eigendom van Engelina Koning, weduwe van Geert Rupenest. Zwetten, noord: Lucas Lucas, oost: Lucas Lucas en de bediende Mulder, zuid: de wed. van Albert Fockens en west: de straat. Verkoopprijs 530 gld. De kopers hebben 130 car. gld. betaald. De overige 400 car. gld. zullen op het verkochte blijven staan en de kopers gaan daarover 4 % per jaar huur i.p.v. rente te betalen. Jan de Charro heeft dit geld overhandigd aan de verkopers. De kopers gaan voortaan aan hem de rentebetalingen doen. Op 11-10-1780 is de brief afgelost vertoond.[154] Blz. 365: 1767, 2 december: Verschenen zijn: Obbe Jacobs Boekholt en vrouw Peterke Jans Dykema, ehelieden, woonachtig in Winschoten, die verklaren verkocht te hebben aan de koopman Hendrik van Lingen, caverende voor de kinderen van wijlen Jan Augustinus Cramer bij juffvr. Luirdina Boelens in echte verwekt, krachtens testamentaire bepaling van de juffr. Anna Ketelaars, weduwe Wilkens, hun halve trekschuit varende van Winschoten op Groningen en vice versa, met de gerechtigheid van het Veer, getekend met no. 2. Verkoopprijs 3800 gld. waarvan aan de koopman Pieter Volmer en cons. in qlte. als testamentaire voorstanderen over de kinderen van wijlen J. Modderman is betaald 2869-11-4 car. gld. heerkomende wegens een restant koopschat met diens huren en rechtskosten. De verkopers hadden op 7-5-1748 de halve trekschuit gekocht en hadden hem dus nog steeds niet afbetaald. De overige verkooppenningen à 930-8-4 car. gld. verklaren de verkopers ontvangen te hebben.[155] Blz. 366: 1769, 13 maart: Adrianus Boelens, mede namens zijn huisvrouw Emerentiana van Ringh, verkoopt aan Derk van der Graft, mede namens zijn huisvrouw Christina Kempen, een kamer op de Olde Wegh op eigen grond, die door Jan Sygers en zijn vrouw wordt bewoond, zwetten, noord: B. Trap, oost: de wed. Groenmeyer, zuid: de Olde Weg of Strate en west: de verkopers zelf. Verkocht voor 250 gld.[156] 1772, 28 oktober: Alegonda Kluckers, weduwe van Hindrik Vos, verkoopt aan Hindrik Klasens Botterman en Annegyn Smits, ehelieden, een behuizing waarvan verkoopersche den vollen eigendom tot zig heeft bekomen, kragt uitspraak van de heren gecommitteerden d.d. 20-6-1772, staande en gelegen in de Turfstraat bij de Uutenwagt, om de hoek van Agter de Muur, doende jaarlijks tot grondpacht aan mons. Adrianus Boelens, 7 gld. en bij verkoop een jaar grondpacht tot geschenk. Zwetten: noord: de Turfstraat, oost: de heer en mr. Engelma, zuid: de koopman Teunis H. ten Cate en west: de straat Agter de Muur genaamt.[157] Blz. 368: Groninger Courant, 24 okt. 1775: H. Coops in qlté, presenteert volgens Raads Authorisatie, in dato den 29 September 1775 ten Huize van de Wynhandelaar J. O. Harteken in de Groote Toelast op Donderdag den 26 October 1775 ‘s avonds om 5 uur, publyk by Strykgeld te Verkoopen: 1) Een rojale Behuizinge met een Hof er agter, staande ten Noorden op de Nieuwe Weg, zoo laatstelyk door Mons. A. Boelens is bewoond geweest, doende ‘s Jaars aan de Stad tot Grondpagt 8 gl. 5 st. 2) Een Behuizinge ten Westen aan het bovengemelde zynde een Jenever Stokery met deszelfs Gereedschap en Geregtigheden, met een Pakhuis en Stal, doende ‘s Jaars te zaamen tot Grondpagt aan de Stad 3 gl. 1 st. 4 pl. 3) Een groot Hof ten Noorden over de Oude Weg , doende ‘s Jaars aan de Stad tot Grondpagt 2 gl. 1 st. 4) Een Kamer staande op de Oude Weg op vrye eigen Grond, doende ‘s weeks tot Huure 10 st., kunnen de bovengemelde porcelen drie dagen voor de Verkoopdag des morgens van 9 tot 11 en des nademiddags van 2 tot 4 uur, in ogenschyn worden genoomen. 1776, 11 augustus: Verschenen: Hindericus Barnewolt. Hij transporteert aan Mons. Antoni van Ringh in qlte. als voormond over het minderjarige dochtertje Anna Boelens bij wijlen Ariaan Boelens in egte geprocreert (sic) de somma van 900 car. gld. zijnde een restant kapitaal doende 4 % die hij had uitstaan over de behuizinge cum annexis met een kamer ten zuiden eraan vast, staande ten zuiden in de Torftorenstraat door Tecla Ridderinga, nu getrouwd aan J. Bonthuis, op 17-8-1750 van Barnewolt gekocht. Van Ringh betaalt dus de 900 car. gld. aan Barnewolt en het echtpaar Bonthuis gaat voortaan de rente aan Van Ringh betalen ten behoeve van zijn kleindochter Anna Boelens.[158] Noot 1567: GrA toegang 1534, inv. nr. 4105, fol. 73v Blz. 371: 1783, 27 juni: Verschenen zijn: D[octo]ren W. Cremers en J. Pathuis, mede namens de heer A.P. Tinga, als voorstanderen over de minderjarige kinderen van wijlen Dr Gaspar Joseph Draper en mevrouw Agatha Maria Tinga, ehelieden. Zij verkopen aan de zilversmid Hinderikus Hubert en juffrouw Alagonda Boelens, ehelieden, een hof met een zomerhuis, daarin staande, gelegen buiten de Oosterpoort, aan het Diep, doende jaarlijks tot grondpacht aan de heer G. Vosding 2 gld. 5 st., hebbende als zwetten: noord: het Diep, oost: olderman Kuipers, zuid: Frans Derks en Luitje Korenmeeter, en west: olderman Suithof. Verkoopprijs 150 car. gld. Dit bedrag is voldaan.[159] 1786, 3 mei: Hendericus Hubert en Alegunda Boelens, ehelieden, verkopen aan Jan Pieters Suthoff en Elijsabeth Derks, ehelieden, een hof met een zomerhuis erin, staande en gelegen buiten de Oosterpoort, aan het Diep, doende jaarlijks aan G. Vosding tot grondpacht 2 gld. 5 st. Zwetten, ten noorden: ‘t Diep, ten oosten: Olderman Kuipers, ten zuiden: Frans Derks en Luitjen Korenmeeter, ten westen: Jan P. Suthoff. Verkocht voor: 150 car. gld.[160] Blz. 372: 1793, 20 maart: Verschenen is Hindericus Hubert, mede namens zijn vrouw Alagonda Boelens, die verkoopt aan mejuffer Frederica Amsingh, waarvoor W. Hoving compareerde, een hof gelegen in de Bloemstraat, zijnde het eerste hof ten oosten in de doorgaande steege; zwetten: ten noorden: de raadsheer J. Woldring, oost: J.R. Oortsema, zuid: Garbrant Blijdzema en juffrouw Schaapschoe, west: de steeg, doende aan de stad tot grondpacht jaarlijks 7 gld. 4 st., voorzien van een zomerhuis en een stookhuis. Verkocht voor 325 gld.[161] 1793, 2 juli: Verschenen zijn Lambertus van Giffen en Grietje Ebbens, ehelieden, die verkopen aan de zilversmid Hendrikus Hubert en vrouw Aldegunda Boelens, ehelieden, een hof met de hofciradien, gelegen op vrij eigen grond, ten noorden aan de Kruithuis Laane; zwetten: noord: Jacob Bakker, oost: de koopman Hermannus Kijff, zuid: de Kruijthuijs Laane en west: de koopman Harmannus Schuijling. Verkocht voor 600 car. gld.[162] 1794, 9 mei: Jacobus Geertsema en Gesina Suitmans, als ondertrouwde bruidegom en bruid, lenen van Hendricus Hubert en Alegonda Boelens, ehelieden, 1200 gld., waarvoor zij jaarlijks 3 ¾ % rente gaan betalen. Jan Geertsema en Catarina Tebing, ehelieden, lieten zich in als borgen voor de betalingen en aflossingen.[163] Blz. 373: 1797, 10 juni: Verschenen: de burger Harmannus ter Wolbeek, woonachtig te Groningen. Hij laat zich in als zelfschuldige borg (ter securiteit van de stad Groningen) voor de goede administratie van de burger Henricus Hubert als commissaris van wees- en huwelijkszaken, en zulks ter somma van 2000 car. gld. Hij stelt zich daarvoor aansprakelijk met al zijn goederen. In de kantlijn: Ten gevolge dispositie van den Burgemeester der Stad Groningen van den 21 juli 1808 is Harmannus ter Wolbeek van nevenstaande borgtogt ontslagen.[164] 1799, 8 november: De koopman Harm Geerts Smit, te Onderdendam, leent van Hindericus Hubert en Alegunda Boelens, ehelieden te Groningen, 500 gl. Hij gaat jaarlijks 4 ½ % rente betalen.[165] 1800, 3 oktober: De metzelaars baas Harm Dopheide en Aaltje Meijers, ehelieden, woonachtig te Groningen, lenen van de silversmit Hindericus Hubert en mejuffrouw Alegunda Boelens, ehelieden, 300 car. gld. Zij gaan jaarlijks 4 ½ % rente betalen.[166] 1801, 14 november: De silversmid Hindrikus Hubert en vrouw Alegonda Boelens, ehelieden, verkopen aan de Medicinae Doctor Bernardus Paping en Anna Elizebet Maria van Kruissen, ehelieden, een hof met de hofcieraden op vrije eigen grond, alhier ten noorden aan de Kruithuis Lane. Zwetten, noord: Jacob Bakker, oost: koopman Harmannus Kyff, zuid: de Kruithuis Lane en west: de koopman Harmannus Schuiten. Verkoopprijs: 600 car. gld.[167] Blz. 374: 1802, 20 augustus: Joseph Enter, woonachtig te Groningen, voor zichzelf en als boedelhouder van wijlen zijn ehevrouw Susanna Bolmans, leent van de zilversmid Hindericus Hubert en Alegunda Boelens, ehelieden, een som van 600 car. gld. waarover hij jaarlijks 4 ½ % rente gaat betalen. Mede verscheen de koopman Gerardus Hermannus Ruiding, die zich als borg inliet.[168] 1803, 7 november: Verschenen: Hindericus Hubert en Alegunda Boelens, ehelieden. Zij lenen van R. de Marees van Swinderen als voormond over de minderjarige kinderen van de heer Overste O. Lewe en wijlen mevr. A.J. van Swinderen 3000 gld. waarover zij jaarlijks 4 ½ % rente gaan betalen. Op 21 mei 1807 is was deze schuld voldaan.[169] 1804, 12 november: Verschenen zijn: Nicolaus Thomas en Anna Thebinga, ehelieden, die verkopen aan de commissarissen dezer Stads Weeskamer H. Braam, P. van Bergen, H. Hubert en E. Abbring, een behuizing, staande en gelegen ten westen in de Pelsterstraat op vrije eigen grond, zwetten: noord: een behuizing van het Mennoniten Kerkgenootschap, oost: de straat, zuid en west: de behuizing van het Stads Magazijn, west ook nog: de plaats bij de Mennonitenkerk. Verkoopprijs 1800 gld.[170] 1804, 15 november: Verschenen zijn: de kastelein Wilhelmus Warren en Maria Tombrink, ehelieden in Groningen. Zij lenen van de burger Hendericus Hubert en mejuffrouw Alagonda Boelens, ehelieden, 1000 car. gld. Ze gaan 5 % rente betalen.[171] 1805, 17 juni: Verschenen: Jan Berents Schukken (hij heet eigenlijk Schukking) en Dievertje van der Vliet, ehelieden. Zij zijn schuldig aan de zilversmid Hindrikus Hubert en juffr. Alegonda Boelens, ehelieden, 1350 gld. Ze gaan jaarlijks 5 % rente betalen. Verder compareerden Berent Jelles Schukken en zijn vrouw Auke Jans Smit en Cornelis van der Vliet en zijn vrouw Jantje Mesenbroek. Deze mensen (waarschijnlijk wederzijdse ouders) blijven garant staan voor de betalingen en aflossingen, ieder echtpaar staat garant voor de helft van het bedrag. Op 5 mei 1808 was er 350 gld. afgelost. De resterende 1000 gld. is voldaan door Anna Messenbroek. H. Hubert en zijn vrouw quiteren de schuldenaren.[172] 1807, 20 april: H. Hubert als successeur van P. Cremers, H. Coops, F. Witte mede caverende voor Ph. Crone als successeur van J. Beringh en B. ter Veer als successeur van A. Buissink, te zamen administrerende de goederen der vijff R.C. gemeentens. Zij hebben het recht gekregen op een behuizing te verkopen op schade en bate van H. ter Wolbeek, F.D. ter Wolbeek en H. ter Wolbeek als gesamentlijke respraesentanten en erven van wijlen hunne ouders D. ter Wolbeek en G. Wilkens. Zij verkopen aan Roelof Woldendorp en Jantje Geerts, ehelieden, een behuizinge en grote opene plaats, staande en gelegen ten zuiden in de Turfstraat, waar voor desen de ruiterwagt heeft uitgehangen, doende jaarlijks aan de heer Veldtman tot grondpagt 6 car. gld. Zwetten: oost: Vinkhuis, west: Sladoot, zuid: de straat en noord: Ter Huizen. Verkoopprijs 1325 gld. De kopers betalen 325 gld. Over de resterende 1000 car. gld. gaan de kopers 5 % huur i.p.v. rente betalen.[173] 1808, 23 april: Verschenen zijn: mej. H. Wiggerinck, weduwe van D. Wreesman, en zover nodig, gesterkt met haar zoon A.W. Wreesman en haar dochter T. Wreesman. Zij verkopen aan de zilversmid H. Hubert en Alegunda Boelens, ehelieden, de eigendom van een hoff, daarin een somerhuis Lett. A.A. nr. 11, en een menigte bomen, staande en gelegen in Marwitsdwenger, doende jaarlijks aan de stad tot grondpacht /3-7- hebbende als zwetten, noord: de Heer raadsheer ten Berge, oost: de Molenberg, zuid: de weduwe J. Wreesman en west: de walle. Verkoopprijs 625 gld.[174] 1808, 4 augustus: Verschenen zijn: de weesheer H. Hubert en P.H. Crone als bij testamentaire dispositie van wijlen Joseph Bering voorstanderen over de nog minderjarige zoon van wijlen Johanna Catharina Bering bij wijlen Antoni Wijnands in echte verwekt, mej. Johanna Josepha Wienands en H. Schuiten, ehelieden, en W.A. Crone als aangestelde voorstander over de kinderen van wijlen Anna Geertruida Bering bij P.H. Crone in echte verwekt, te zamen erfgenamen van wijlen genoemde Joseph Bering en Maria Durville in leven ehel. volgt verdeling van de boedel van laatstgenoemd echtpaar.[175] 1808, 29 oktober: Verschenen zijn: Hermannus Ruiding en Hinderica Hubert, ehelieden. Zij hebben ontvangen en op rente genomen van Hindericus Hubert en Alegonda Boelens, ehelieden, een som van 499-19-6 guldens, waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen.[176] 1809, 16 lentemaand: Verschenen zijn: De koopman Petrus van Loo en mejuffr. Anna Maria Koers, ehelieden, die verklaarden ontvangen en op rente genomen te hebben van de weesheer H. Hubert en mejuffr. Alegonda Boelens, ehelieden, een som van 1000 gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen.[177] 1810, 31 wijnmaand: Verschenen is: Wernerius Antonius Crone als testamentaire executeur van wijlen Aalderikus Meddens en mede caverende voor zijne mede executeuren Bernardus Meddens en Johannes Priester. Hij heeft van de weesheer Henricus Hubert en Alegonda Boelens, ehelieden, ontvangen de restante koopschatpenningen van 2200 gld. die hij nog te vorderen had van Jan Engels en zijn vrouw ingevolge koopbrief d.d. 3-11-1803. Het echtpaar Hubert krijgt nu het gereserveerd eigendomsrecht van het onroerend goed dat Engels gekocht had. Jan Engels en zijn huidige echtgenote Cornelia Schoonbeek gaan volledig accoord met deze cessie. Zij gaan voortaan i.p.v. 4 ½ % rente 5 % per jaar betalen.[178] 1811, 29 januari: Verschenen zijn Antoni Keun als boedelhouder van wijlen zijn ehevrouw Anna Beuvings. Hij verklaart ontvangen en op rente genomen te hebben van Hendericus Hubert en Alagunda Boelens, ehelieden, een som van 199 gld. 19 st. 5 duiten, heerkomende wegens een bij dezen aan Antoni Keun wederom overgegevene obligatie gedateerd 1 maart 1800, ten laste van hemzelf en zijn overleden vrouw, waarover hij belooft jaarlijks 4 ½ % rente te zullen betalen.[179] Blz. 375: 1781, 20 november: Monsieur Abraham van Ringh verklaart schuldig te zijn aan de zilversmid Henricus Hubert, nomine uxoris, als voormond over Anna Boelens, minderjarige dogter van wijlen Adrianus Boelens en Emerentiana van Ringh, de som van 1100 car. gld. zijnde restant van een kapitaal à 1500 gld. dat hij aan de zilversmid volgens een handschrift d.d. 29-12-1775 schuldig is. Hij belooft dit kapitaal met een rente van 3 ½ % op 1 mei a.s. te zullen voldoen.[180] Blz. 376: Weeskamer, toegang 1462, inv. nr. 127, 1788, 7 augustus: Mr Johan Bernard Beckering verschijnt als gemachtigde van zijn vrouw Anna Boelens. In aanwezigheid van de gecommiteerden van de weeskamer heeft hij uit handen van Henrikus Hubert als voormond, bij absentie van Jacob Iwema Boelens als voogd, volledige overlevering gekregen van alle goederen, blijken en effecten, waarop zijn vrouw recht heeft uit de nalatenschap van haar ouders. Er is een eindafrekening gemaakt en het positief saldo is 681 gld. 7 st. 1 pl. ‘welke penningen comparant beloofde ten eersten aan de voormond Henrikus Hubert te zullen voldoen’. De voorstanders worden bedankt. Niet duidelijk is of hij het geld aan Hubert geeft omdat deze altijd voor Anna gezorgd heeft, of dat het een formaliteit is, dat de voormond eerst het geld moet krijgen en dat dan vervolgens overhandigt aan de pupil of haar gemachtigde. Blz. 383/384: 1770, 26 januari: Egbert Berents en nomine uxoris heeft laten citeren Jacob Imema (sic) en nomine uxoris onder Bedum. Jacob moet op 5 mei 1770 aan Egbert aflossen en betalen een som van 150 car. gld. kapitaal met de verschenen rente van dien, die hij volgens verzegelde rentebrief schuldig is. Van de kant van de eiser werd een verbaal ingediend door advocaat Westerhoff. De gedaagde protesteert tegen de eis, maar is afwezig. Het gerecht bevestigt de eis van Egbert Berents.[181] 1770, 18 mei: Weer Egbert Berents, mede namens zijn vrouw, tegen Jacob Iwema en zijn vrouw. Jacob moet binnen 21 dagen zijn schuld van 150 car. gld. plus 12 gulden, zijnde twee jaar rente, voldoen. Op 12-2-1770 is de wedman al gaan aanzeggen dat er een betalingsachterstand was. Als er niet op tijd betaald wordt, vindt beslaglegging plaats op de bezittingen van Jacob en zijn vrouw. Jacob bevestigt dat hij de betalingsachterstand heeft, maar vraagt een half jaar uitstel van betaling. De eiser vindt dit te lang, maar de 3 weken worden verlengd naar 8 weken.[182] 1770, 22 juni: Harm Geerts Smit heeft laten citeren Jacob Imema, roggemulder te Bedum. Hij moet een specificatie van kosten overleggen, maar hij is afwezig.[183] 1770, 16 november: Cornellis Pieters, eiser, heeft laten citeren Jacob Jacobs Ywema, mede namens zijn vrouw; hij kondigt aan dat Jacob op 4 febr. 1771 aan hem 150 car. gld. zal moeten betalen met de rente van dien, die hij volgens obligatie schuldig is. Namens de eiser werd een verbaal ingeleverd door Dr R.F. Nauta en de advocaat Leuring. Jacob bevestigt dat hij het geld schuldig is.[184] 1770, 30 november: Berend Jans verschijnt als eiser. Hij heeft cessie van Cornellis Willems en Aafke Reinders. Hij laat citeren Jacob Jacobs Ima, ook namens zijn vrouw. Binnen 21 dagen moet Jacob aan de eiser voldoen een som van 100 car. gld. met nog 12 gld. verschenen rente, die hij krachtens een obligatie en schriftelijke hand tegen 20 oktober 1770 had moeten betalen. Als hij niet betaalt, vindt beslaglegging plaats.[185] 1776, 5 april: De heer R.J. Lewe van Middelstum, als administrator van de kerkegoederen van Bedum, treedt op als eiser tegen Jacob Ima. Hij moet binnen drie weken aan de eiser 20 gld. betalen, zijnde 4 jaar heemhuur van 5 gld. per jaar, voor het laatst op mei 1775 verschenen. Jacob is de huur verschuldigd omdat hij gebruiker is van een heem dat in bezit is van de kerk van Bedum. Als hij niet betaalt, vindt beslaglegging plaats. Jacob is zelf ook aanwezig en vraagt enig uitstel van betaling. Jacob krijgt 5 weken uitstel van betaling.[186] 1777, 6 mei: Pieter Dojes verschijnt. Hij is enig erfgenaam van Doje Roelefs en Aeltje Pieters. Hij laat citeren Jacob Jacobs IJma mede namens zijn vrouw. Binnen 3 weken moet Jacob aan Pieter 100 car. gld. betalen, met nog 36 gld. rente, zijnde 9 jaar, onder aftrek van hetgeen waarvan hard bewijs is dat het betaald is. De schuld is van een obligatie. Als hij niet betaalt, wordt beslag gelegd op zijn goederen. Deze beslaglegging laat verder nog onverkort het recht dat de eiser houdt op de rentebetalingen en op de borg die onder aan de obligatie vermeld wordt. Jacob geeft het toe. Hij moet inderdaad binnen 21 dagen betalen.[187] Blz. 395/396: Over Willem Boelens (1800-1845) kreeg Otto Nienhuis in 2010 een tip van Henk Hartog, redactielid van GroninGen. De heer Hartog was bezig met een onderzoek in de archieven van de armenzorg van de Stad Groningen. Daar stond veel informatie over Willem Boelens. In het Boelensboek wordt vermeld dat hij in 1845 is overleden in het ziekenhuis in Groningen, maar dat hij vermoedelijk pas kort vóór zijn overlijden in de stad terecht zou zijn gekomen, waar hij in zijn jeugd in het weeshuis opgenomen was geweest. Over zijn leven vanaf het moment dat hij uit het weeshuis wegliep in 1815 tot zijn overlijden in 1845 was ons verder niets bekend. Door de vondst van Henk Hartog werd dit gemis wel heel royaal goed gemaakt en wij zijn hem daarvoor zeer dankbaar. Waar het in het archief van de armenzorg om ging, dat was de vraag wie de kosten van het ziekenhuis voor Willem Boelens zou gaan betalen. De armenzorg van de stad was daartoe niet verplicht omdat hij niet in Groningen geboren was, maar in Farmsum. Farmsum viel onder de gemeente Delfzijl. Echter, de katholieken in Farmsum gingen in Appingedam naar de RK-statie om hun kinderen te laten dopen. In Delfzijl was geen RK-parochie. Er zijn veel brieven geschreven in 1845 tussen de armenzorg van Groningen, Appingedam en Delfzijl over wie nu de kosten van het ziekenhuis voor Willem Boelens zou moeten betalen. In deze correspondentie komen we vanuit de armenzorg van de Stad te weten wat de voorgeschiedenis van Willem was, en dat was even schrikken! Toen hij door toedoen van de armenzorg in het ziekenhuis werd opgenomen, waar hij overleed, was hij pas een paar maanden op vrije voeten na een gevangenisstraf van 9 jaar. Op basis van de gegevens die door de heer Hartog werden verstrekt, zijn door mij ook andere archieven bezocht en zijn nog veel meer gegevens boven tafel gekomen. Duidelijk is dat Willem gerommeld heeft met pensioenen en onterecht gelden heeft geïnd. Ik vermoed dan ook dat enkele inschrijvingen in de stamboeken van het 8e regiment infanterie (dat op het moment dat Willem aanmonsterde in Groningen gelegerd was) van een ‘Willem Boelens’ geboren te Appingedam hem betreffen, hoewel zij ogenschijnlijk niet van dezelfde persoon zijn. Op de in de stamboeken aangegeven geboortedata zijn in de doopboeken van Appingedam en Farmsum geen dopen te vinden met de door de militair opgegeven namen van de ouders.[188] Maar in het hierna volgende beperken we ons tot zekerheden. Brief van het armbestuur van de stad Groningen: 1845, 26 juli: door de RK-diakonie van Groningen is in het Stadsziekenhuis geplaatst: Willem Boelens, die als domicilie van onderstand Appingedam zou hebben. Men verzoekt het stadsbestuur van Groningen het bestuur van Appingedam hierover te berichten. De kosten voor de verpleging zouden dan door het armbestuur van de gemeente Appingedam betaald moeten worden. Bijlage: inlichtingen omtrent Willem Boelens, hij zou geboren zijn te Appingedam op 13 januari 1800 en gedoopt te Appingedam in de RK-kerk. Zijn huidige beroep is kramer en hij is ongehuwd. In 1814 is hij vrijwillig in dienst getreden bij het leger als tamboer. Dan volgen heel gedetailleerde gegevens: In 1814 vrijwillig in dienst getreden tot 1820, toen naar de Oost Indien vertrokken als soldaat tot 1829, weder hier te lande gediend tot in 1832, in al zijnen diensttijd nergens vier jaren garnizoen gehouden, gepensionneerd met f 144 gagement, van 1832 tot 1836 gewoond te Harderwijk twee jaren en te Arnhem even zoo lang; bij arrest van het Hof van Assises voor de provincie Gelderland van 8 Junij 1836 veroordeeld o.a. tot tien jaren tuchthuisstraf van welke straf hij van den koning een jaar afslag heeft verkregen; van 1836 tot 5 Julij 1845 gevangen gezeten te Leeuwarden. Sedert [dien] met eenige geringe koopmanschap rondreizende en den 21 Julij ziek te Groningen gekomen; door de criminele veroordeling heeft hij het pensioen verloren. Ouders: Jacobus Boelens en Anna Sprettinga (sic), beide overleden. Hij heeft een akte van ontslag uit de gevangenis te Leeuwarden. Reactie uit Appingedam 1845, 11 augustus: betreffende het domicilie van onderstand van W. Boelens. Men heeft de doop gevonden in het RK-doopregister van Appingedam van Wilhelmus, zoon van Jacob Jacobs en Joanna Jans, en daar gezien dat hij in Farmsum geboren is, dat valt tegenwoordig onder de RK-gemeente (parochie) te Delfzijl. Men heeft navraag gedaan, en gezocht, maar men vond geen sporen van hem in Appingedam. Op 17 januari 1800 is gedoopt ‘een zekere Willem, zoon van Jacobi Jacobs (de Latijnse genitief) en van Johannae Jans, waarvan de moeder tot de hervormde gemeente behoorde’. Mocht hij dit zijn, dan is hij te Delfzijl geboren, maar in Appingedam gedoopt omdat er toen geen RK-kerk was in Delfzijl. Inmiddels is er wel een RK-kerk te Delfzijl en Willem moet vanuit dat armbestuur onderhouden worden, als Farmsum zijn geboorteplaats was (een extract uit het doopregister is toegevoegd). Advies van de administratie van de Algemene Onderstand uit Groningen, 1845, 27 augustus aan burgemeester en wethouders: Men moet contact opnemen met de gemeente Delfzijl, zij zijn de gemeente van onderstand. Reactie uit Delfzijl, 1845, 12 september: Men bestrijdt dat het onderstandsdomicilie van Willem Boelens Delfzijl zou zijn. Bijlage: brief van het RK-armbestuur van Delfzijl 1845, 8 september: Het moet nog maar bewezen worden dat de Willem Boelens die in het ziekenhuis ligt dezelfde persoon is als de Wilhelmus die in januari 1800 in Appingedam gedoopt is. Maar mocht dat zo zijn, dan nog is de RK-armzorg van Delfzijl niet zorgplichtig voor hem, daar ten tijde van zijn geboorte deze parochie nog helemaal niet bestond en dat de RK inwoners van Farmsum en die van Appingedam tot 1818 gezamenlijk onder de RK-gemeente van Appingedam vielen. De katholieken van Delfzijl/Farmsum hebben al die jaren geld gestort in de armenkas van de RK-parochie van Appingedam. Hij kan dus echt niet ten laste komen van Delfzijl. Ook zijn ouders waren geen lid van de RK-parochie te Delfzijl en zijn ook bij niemand bekend. Brief uit Groningen, 1845, 17 september: men verklaart dat het doopextract toch echt van Willem moet zijn omdat het geheel overeenstemt met de ‘opgaven door hemzelven gegeven’. Het doet niet ter zake onder welke RK-parochie Willem indertijd viel. Het gaat om de burgerlijke gemeente waar hij geboren is en dat was Delfzijl, dus moet Delfzijl voor zijn verzorgingskosten opdraaien en moet dan zelf maar zien bij welk RK-armbestuur zij de kosten verhalen.[189] Uit het archief van de gevangenis in Leeuwarden: 1836, 3 november: Aankomst van Willem Boelens, 35 jaar, geboren te Appingedam, gepensioneerd militair, van Arnhem te Leeuwarden. Te Arnhem was hij wegens ‘valschheid in authentiek en publiek geschrift door het valschelijk namaken van handtekeningen’ veroordeeld tot tepronkstelling, brandmerk en 10 jaar, vrijgelaten 5 juli 1845.[190] 1835, 4 september: Van de officier van Justitie te Eindhoven wordt een opsporingsbrief gestuurd aan het Vredegerecht in Boxmeer. Het is een verzoek om op te sporen en te arresteren: H.J.T. Meulman en W. Boelens. Waarschijnlijk betreft het hier één en dezelfde persoon. Als ene Meulman met deze voorletters verzoekt om een attestatie da vita (een bewijs van nog in leven zijn, benodigd voor een pensioen-uitkering), dan moet hij onmiddellijk gearresteerd worden. Signalement van Hermanus Johannes Theodorus Meulman, geboren te Groningen 17 dec. 1798. Op 22 maart 1821 met het schip Franklin uit Texel als militair naar Oost-Indië vertrokken. Gepensioneerd als Oost-indisch militair. Lengte: 1 el, 7 palm, 5 duim, 2 streep (1m75). Gezet van postuur, blond van haar, scheen te ‘laboreeren’ (=sukkelen) aan een oogziekte en droeg daarvoor veelal een groene lap voor de ogen. Hij is in gezelschap van een vrouw die kleine waren te koop heeft. Het afgelopen jaar heeft hij valse pensioenen en gagementen beleend. Een te Utrecht op naam van Jan van der Beek onder welke naam hij door de officier van justitie aldaar op 8 dec. 1834 is gesignaleerd. Een keer te Deventer op naam van Reinier Poelema. Tegen hem is op 23 maart j.l. door de rechter van instructie te Deventer een bevel van geleide verleend. Signalement van Willem Boelens, groot van persoon, lichtbruin van haar, ogen, ziekachtig, een weinig pokdalig, oud 37 jaar. Hij is op 2 aug. 1810 opgenomen in het weeshuis te Groningen en op 26 aug. 1814 vrijwillig in militaire dienst gegaan. Hij loopt thans rond met een Oost-Friesche vrouw, genaamd Anne, zijnde klein van postuur, welke kleine galanterie-waren, garen en lint te koop heeft. Hij heeft zich geruime tijd te Groningen en Gelderland opgehouden. Hij heeft valse pensioen-akten beleend, ten name van Willem Boelens. Hoogstwaarschijnlijk betreffen beide signalementen één en dezelfde persoon.[191] Gegevens over zijn proces: 1836, 22 februari: Het betreft de kamer van raadpleging. Gezien en gelezen de procedure ter instantie van het Openbaar Ministerie door den heere Regter van Instructie bij deze Regtbank geïnstrueerd, tegen de beklaagden:
de eerste (dus Boelens) van het willens en wetens gebruik maken van valsche pensioen acten en van valschheid in twee notariele acten door op eenen valschen naam twee procuratien te passeren voor verschillende notarissen en dezelve te onderteekenen. de tweede (Theisman) van het willens en wetens gebruik maken van eene vervalschte en twee valsche pensioenacten. de derde (Van der Stok) van valschheid in openbaar geschrift door het vervaardigen van valsche pensioenacten en door het vervalschen van eene echte pensioen-acte en de vierde (Bennink) van medepligtigheid van ‘t misdrijf ten laste van den eersten beklaagden gebragt. Overwegende dat uit de instructie dezer procedure voldoende gronden zijn geresulteerd om den eersten beklaagden Willem Boelens te verdenken
Dat hij zich voorts niet heeft ontzien op den 25 dier maand onder den naam van Jan van der Beek een procuratie op meergemelden S.S. Groen om des zelfs pensioen te ontvangen, te passeren voor den te Utrecht residerenden notaris Jan Hendrik Grootveld en deze acte met opgemelde naam te onderteekenen.
Dat voorts op den vierden november 1834 voor den Heere Notaris Mr M.J. van Löbensels te Zutphen heeft gepasseerd eene procuratie op voornoemden J. Meeksenaar om het hem bij gezegde pensioenacte toegekende gagement te ontvangen, zijnde die volmagt door hem beleden onder en geteekend met den valschen naam van Klaas Jansen.
Hoewel de tekst nu verdergaat over de andere verdachten, vermeld ik het toch maar, ze werkten nl. samen. Overwegende dat alsmede genoegzame gronden aanwezig zijn om den tweeden beklaagden Jacob Frederik Theisman verdacht te houden
Overwegende dat wijders ook uit de bekentenis van den derden beklaagden Cornelis van der Stok, genoegzame vermoedens resulteren dat deze zich heeft schuldig gemaakt aan het vervaardigen der vooromschrevene door de twee eerste beklaagden gebezigde valsche pensioen-acten en vervalschen van eene ten behoeve van den beklaagden J.F. Theisman. Overwegende dat mitsdien de drie eerste beklaagden met grond verdacht worden gehouden en wel: Willem Boelens van valschheid in openbaar en authentiek geschrift door het passeren van twee notariele procuratien onder valsche namen en dezelve met die valsche namen te onderteekenen en van het willens en wetens gebruik maken van de negen vooromschrevene valsche pensioen-acten of adviesbrieven zijnde er nog daaren boven twee zoodanige stukken bij de arrestatie in deszelfs bezit gevonden en hij bij ordonnantie der Raadkamer van de Regtbank te Groningen onder de stukken ervintelijke bereids ter zake van ‘t willens en wetens gebruik maken van zoodanige valsche acte is gerenvoyeerd geworden. De beklaagde Jacob Frederik Theisman van het willens en wetens gebruik maken van de twee voormelde valsche en eene vervalschte pensioen-acte en eindelijk [=tenslotte] de beklaagde Cornelis van der Stok van valschheid in openbaar en authentiek geschrift door het vervaardigen ten behoeve van den eerste beklaagden, van de door dezen op verschillende plaatsen uitgegevene valsche pensioen-acten en van die nog in deszelfs bezit gevonden, voorts ten behoeve van den tweeden beklaagden van twee valsche pensioen-acten en het vervalschen van eene echte acte. Overwegende dat deze misdaden bwezen zijnde lijfs en infamerende straffen tengevolge kunnen hebben overeenkomstig het gestatueerde bij de artikelen 147 en 148 van het strafwetboek. Overwegende dat wijders de instructie der Procedure niet de minste vermoedens van schuld tegen den vierden beklaagden heeft opgeleverd, en deze alzoo buiten verder regterlijk vervolg behoort te worden gesteld. Gezien de aangehaalde wetsbepalingen voorts de artikelen 128, 133 en 134 van het Wetboek van Lijfstraffelijke Inrigting, Beveelt mits dezen dat ter zake voor omschreven zullen verblijven in arrest, voorts overgebragt worden naar zoodanige plaats als het Hooggeregtshof in ‘s Hage zitting houdende goedvinden zal te bepalen de beklaagden en gedetineerden
Gelast wijders dat de stukken dezer procedure zullen worden verzonden aan den Heere Procureur Generaal bij ‘t Hooggeregtshof. Verklaart eindelijk dat er geene termen aanwezig zijn om den beklaagden Bernardus Bennink ter zake voormeld verder in rechten te achtervolgen. Aldus gedaan en gewezen binnen Zutphen ter Kamer van Raadpleging gehouden op maandag den 22 februarij 1836[192] Opgestuurd wordt de procedure zoals die gevoerd wordt tegen Willem Boelens of H.J.T. Meulman, Jacob Frederik Theisman, Cornelis van der Stok, en Jan Berend Bennink, de eerste drie zijn in het huis van arrest te Zutphen, de 4e is op last van de rechter van instructie ontslagen. De stukken zijn geordend. Genoemd worden twee valse pensioen-acten die te Deventer en Enschede gebruikt zijn, en die niet aan ‘den heer Clifford’ vertoond zijn. De valsheid zal wel al genoegzaam blijken uit de overige door ‘Zijne Excellentie’ afgelegde verklaringen. 1836, 30 mei: Zutphen den 30 mei 1836 (La C no. 453): Men zendt stukken van het Hooggerechtshof terug en men zendt de acte van beschuldiging tegen Willem Boelens, Jacob Frederik Theisman en Cornelis van der Stok. Zij zijn diezelfde ochtend (hedenmorgen) naar het huis van arrest bij het Hof van Assises (te Arnhem) overgebracht. Stukken die genoemd worden: het relaas van de insinuatie der Stukken, de ordonnantie tot dagvaarding van getuigen.[193] ‘s Gravenhage, den 12 October 1836. Hiernevens heb ik de eer U Wel Ed. Gestr. te doen toekomen de processale stukken in de zaak van H. Burgers, H. van den Toorn, J.H. Pagenkamp, W. Boelens, J.F. Theisman en C. van der Stok. Met kennisgeving tevens, dat het verzoek om gratie, door of van wege gemelde personen aan Zijne Majesteit den Koning gedaan, is van de hand gewezen. Getekend De Prokureur-Generaal bij het Hooggerechtshof.[194] 1836, 8 juni: Willem wordt veroordeeld samen met Jacob Frederik Theisman, 33 jaar, gepensioneerd militair, geboren en laatst wonende te Arnhem, en Cornelis van der Stok, 27 jaar, schrijver, geboren te Schoonhoven, laatst wonende te ‘s-Hertogenbosch. Willem is 35 jaar oud, geboren te Appingedam, en is zonder vaste woonplaats. De getuigen zijn (ik vermoed dat zij de slachtoffers zijn van de valsheid in geschrifte, die door de verdachten gepleegd is): Jonkheer George Gerard Clifford, minister van staat te Arnhem, Alexander Izac Prins, koopman te Arnhem, Willem Fredrik Kronenberg, zonder beroep, Reinier Kronenberg, beiden wonende te Deventer, Frans van Ootmarsum, knoopmaker te Zwolle, Cornelis de Looze, hospitaalmeester te Groningen, Jacob Kok, koopman te Tiel, G. Simons Proue, commissionair, Maurits Jacob van Löbensels, openbaar notaris, beiden wonende te Zutphen, Adrianus Resselink, zonder beroep, wonende te Doesburgh, Isac Manuel Wolff, koopman te Elburg, Cornelis Nagel, kassier te Enschede, Alexander Bombach, koopman te Renkum, en Theodorus Johannes van Eysden, zaakwaarnemer te Zutphen. De acte van beschuldiging is het gevolg van een arrest van het Hooggerechtshof in ‘s Gravenhage, kamer van beschuldiging d.d. 12-3-1836, door de heer Procureur-Generaal opgemaakt. Het misdrijf wordt genoemd: valschheid in authentiek en publiek geschrift door het valschelijk namaken van handtekeningen (signatures), ook Jacob Theisman wordt hiervan beschuldigd. Behalve dit misdrijf wordt de derde verdachte, Cornelis van der Stok, ook ten laste gelegd: het valschelijk namaken en vervalschen van geschriften (écritures). Ook worden ze veroordeeld wegens het daadwerkelijk en doelbewust gebruiken van die vervalsingen. De wet schrijft voor dat zij zouden moeten gebracht worden naar ‘een plaatse waar men gewoon is binnen de stad Arnhem executie van Crimineele Justitie te doen, en aldaar op een schavot, met roeden te worden gegeesseld, daarna gebrandmerkt, met de letters TF, voorts gecondemneerd, tot een confinement in een rasp of tuchthuis voor eene tijdsduur van vijftien jaren niet te boven gaande, en in een boete, ieder van vijftig gulden, met verdere verwijzing van de beschuldigden solidair in de kosten der procedure desnoods executabel bij lijfsdwang, als mede met bevel dat een extract uit ‘s hofs condemnatoor arrest zal worden gedrukt en aangeplakt te Arnhem, Appingedam, ‘s-Hertogenbosch, Elburg, Renkum, Zutphen, Doesburg, Tiel, Deventer, Zwolle, Utrecht en Enschede. Ze moeten ook een half uur tentoongesteld worden aan het publiek met een papier op de borst waar met grote leesbare letters hun misdrijf op te lezen is. Het brandmerken wordt uiteindelijk alleen met de letter F voorgeschreven. Het geselen wordt niet in meer in de veroordeling genoemd. Willem wordt veroordeeld tot 10 jaar cel, samen met Cornelis van der Stok. Jacob Theisman wordt veroordeeld tot 5 jaar cel. De overige straffen blijven gehandhaafd, dus de boete van f 50 en de betaling van de rechtskosten. Om de gerechtskosten te bepalen die ook ten laste van de veroordeelde komen wordt voor Willem het volgende staatje toegevoegd: Staat van kosten, gevoerd bij de rechtbank te Zutphen d.d. 29-2-1836: f 67.95 arrest van renvooy en insinuatie der acte van beschuldiging aan beschuldigde: f 12.95 laatst verhoor van beschuldigde: f 0.70 Dagvaarding van getuigen en insinuatie van derzelver namen aan beschuldigde: f 8.21 Taxe aan getuigen op heden: f 107.10 De griffie voor geleverde extracten: f 0.97 Totaal: f 197.89 De volgende dag, 1836, 9 juni gaat de commies-griffier van de arrondissementsrechtbank te Arnhem, naar het huis van bewaring aldaar. Willem verschijnt voor hem en de griffier maakt een akte op waarin Willem verklaart in cassatie te willen gaan tegen dit vonnis.[195] De gegevens betreffende deze zaak zijn weergegeven min of meer in de volgorde waarin de verschillende details tot ons kwamen. Iedere vondst riep weer nieuwe vragen op. Of Willem inderdaad de jaren van 1820 tot 1829 in Indië heeft doorgebracht, zoals hij beweerd had tegen de medewerker van de armenzorg in Groningen, is zeer twijfelachtig. Bij het Nationaal Archief in Den Haag heb ik daar intensief naar gezocht en dit is op niets uitgelopen. Wél is 100 % zeker dat hij in de periode van 1836 tot 1845 in de gevangenis heeft gezeten in Leeuwarden. Toen hij vrij kwam was hij al ziek en heeft geprobeerd een schamel bestaan op te bouwen met een markthandeltje in de stad Groningen, waar hij na enkele maanden overleed. Blz. 413: 1701, 23 april: Derck Spronk als last en procuratie hebbende van zijn twie meerderjarige sonen Hermannus en Johannes Spronck in dato den 20 febr. 1700, en als legitimus tutor van zijn twie minderjarige sonen Arnoldus en Gerhardus Spronk. Hij maakt een accoord met zijn kinders stieff bestemoeder Gesina Beuckers wed. Boelens, wegens de nagelaten goederen van zijn kinders grootvader ende grootmoeder wijlen Enno Luirts Boelens en Jantjen Geerts. De afkoop geschiedt voor 400 car. gld. Derck verklaart het geld ontvangen te hebben. Zijn kinderen kunnen nu verder nergens meer aanspraak op doen aangaande de nalatenschap van hun grootouders.[196] Blz. 414 (en 436): 1702, 9 maart: De deugdzame jonge dochters Johanna en Adriana Boelens zijn verschenen, ten eenre, en de brouwer Albertus Boelens, ter andere zijde. Zij verklaren dat zij ‘wel hebbende nagesien den inventaris van de boedel van wijlen haar vader Enno Luirts Boelens. Aan Albertus valt ten deel het part dat zijn zusters hebben in de vaste goederen van hun vader, benevens al het brouwersgereedschap en de tapperijen, met alle vorderingen en schulden van de boedel, hij belooft dat hij hen voor altijd zal vrijwaren van de schulden van de boedel van hun vader. Aan de dames valt ten deel het aandeel van Albertus in al het huisgeraad, contanten, goud, zilver, tin, linnen, wollen, mout en hop, benevens alle crediten.[197] 1702, 9 maart: Vrouw Geesjen Beukers geassisteert met haar tegenwoordige eheman de E. Harke Hammink, ter eenre, benevens des comparants voorsoon de brouwer Albartus Boelens. Zij maken een accoord en scheiding. Geesje cedeert aan haar zoon haar anpart in de behuisinge en brouwerije staande bij ‘t enge van der A, met alle effecten en annexen en de tapperijen, brouwersgereedschap, kuipen, vaten en voorts alle vaste goederen in de stad of elders gelegen, ‘t zij hetselve bij haar comparante ende haar vorige eheman d’E. Enno Luirts Boelens mandeligh is beseten, angecoft of ook op comparantinne vererft ofte van de andere mede erfgenamen gecedeert.’ Albartus belooft ‘wederom’ alle lasten en schulden van de boedel te zullen voldoen, in het bijzonder hetgene de andere mede-erfgenamen nog mogten pretenderen. Hij cedeert aan haar al zijn aandelen in alle crediten, huisgeraad, hop, mout, meubels, zilver, goud, linnen, en tinnen.[198] 1713, 26 mei: Gesina Hamminck, alsmede François Farnelius en Catharina Hamminck, egtelieden, voor de gerechte helfte erfgenamen tot de goederen door haar overleden vader Harco Hammnck nagelaten, welke bekenden ende beleden voor haer ende haere erfgenamen, na examinatie van de inventaris in dato den 9 junij 1712 overgegeven in der minne geconvenieert en overeengekomen te zijn met vrou Gesina Boeckers [sic] weduwe van de eerste compranten overleden vader Harco Hamminck als boedelhouderse van desselfs nagelaten goederen, invoegen dat vrouw Gesina Boeckers alle bezittingen en schulden die haar overleden man nalaat, aan zich behoudt; ‘waer tegens Gesina Boeckers soo mede compareerde, annam inwendigh ses weeken an Gesina Hamminck te voldoen de somma van twee hondert vijftigh car. gl., mits dat Gesina Boeckers mede sal moeten voldoen de rouw van Gesina Hamminck soo nogh onbetaelt en op ‘t inventarium bekent, als mede an François Farnelius en Catharina Hamminck inwendigh gelijcke ses weeken 300 car. gld. Daarmee verklaren ze dat genoegdoening gedaan is en verder mag Gesina Boeckers (moet Beuckers zijn) alles behouden. ‘Blijvende ten laste der eerste comparant Gesina Hammincks haer quota in sodaen reversaal, als an Raadshr. Mepschen weduwe ten kisten pandt is versettet’.[199] Blz. 416: 1714, 3 maart: Gecompareert: Hindrick Cloppenborgh en Jantien Boelens, egtelieden; zij lenen van Jantien Boelens, weduwe Conincx 180 car. gl., waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. 1721 den 7 Jan. is de originele deses ter Stadts Secret. gecancelleert en gequiteert vertoont.[200] Blz. 420: 1683, 6 december: Verschenen zijn: Derck Spronck, wijnhandelaar, en Margreta Boelens, echtelieden. Zij lenen van de Hr. Doctor Theod. Feltman en vrou Helena Alegonde Mettingh, zijn huisvrouw, de som van 1000 car. gld. Ze beloven jaarlijks 5 % rente te gaan betalen en blijven garant met heel hun bezit. In het bijzonder met een kistenpandt ‘an welgemelte dr. Feltman overgelangen, haere versegelinge tot laste van Gartien Deckers en consorten houdende, en bij Geert Alverinck, Frerick Efsinck en advocaat B.D. Ten Veenhuis neffens Gartien Deckers, te samen caverende voor Hindrick Reinties wed. belijet’.[201] Blz. 421: 1704, 31 december: Verschenen zijn de curatoren over de boedel van wijlen meester Geert Havestadt. Zij treden mede op namens de curatoren van het natuurlijke dochtertje van wijlen G. Havestadt. Hij had aan dit kind gelegateerd een legaat van 30.000 car. gld. met een behuizing en halve inboedel. Volgt een opsomming van de toebedeling. O.a.: een kapitaal à 1000 gld. over Derck Spronck met een jaar interest dat op 25-11-1705 komt te verschijnen.[202] Blz. 421: Overlijdensdatum Arnoldus Spronck: 26 oktober 1741. Blz. 422: Gerardus Spronck: wordt bij de Jezuïeten Franciscus genoemd: is aangenomen als scholastiek in Trier in 1704, was priester in Münster en is overleden in Büren (D) op 16 maart 1736.[203] Blz. 424 en 434: 1701, 5 juli: Luirt Boelens verklaart ‘dat hij niet alleen hadde geaccordeert en getransigeert met zijn oom de E. Arent IJsvogel wegens sodane praetensie als hij vermeende aen hem geschapen te zijn op de boedel van zijn moeij wijlen Maria Boelens gewesen ehevrou van genoemde IJsvogel, maar dat deselve daarenboven aen hem hadde gedaan, volcomen aflossinge en overleveringe van alle sodane goederen en effecten als welgemelte zijn oom eenigsints in zijn bewaringe off administratie hadde gehadt, soo dat den comparant verclaerde van het een en het ander ten vollen gecontenteert ende voldaan te zijn, doende zijn oom door desen bedanken ende absoluitelijk quiteren.[204] 1707, 12 februari, moet zijn: 17 februari Blz. 424/425: Augustinus Boelens had een buitenechtelijke relatie met Peternelle Claessen uit de Schuitenmakersstraat. Hieruit is een dochter geboren. Zij is gedoopt in de Nieuwe Kerk op 2 maart 1679. Haar naam is Magdalene.[205] Blz. 426: 1704, 29 juli: ‘De eersame doghteren Johanna en Ariana Boelens, gesusteren, verschijnen. Zij lenen van de ook ‘eersame doghter’ Aeltien Clasen 1000 car. gld. zijnde rest van meerder, heerkomende wegens overdracht van winckel en winckelwaaren, die sij comparanten verklaerden tot haer vollencomen contentement ontfangen en overgenomen te hebben. Ze gaan 4 ½ % rente per jaar betalen. De originele brief is op 29-7-1706 getoond ter secretarie en was toen afgelost.[206] 1722, 11 november: Verschenen zijn: Johanna Maria Boelens en Adriana Barbara Boelens, mede als lasthebbers van hun neef Johannes Spronck. Zij verkopen aan Popke van Bolhuijs en Jantien Baas, egtelieden, voor hun zoon Jannes van Bolhuijs, hun mandelige behuizing waar in ieder 1/3 part toekomt, staande en gelegen ten zuiden an ‘t Bottermarckt bij ‘t Kleine Koldegat op eigen grond, waaruit echter jaarlijks moet worden betaald aan de rentmeester der predicanten goederen 6 embder gulden, zijnde 6 car. gld. 15 st., hebbende ten noorden Het Marckt bovengenoemd, ten oosten Jacob Waerhuisens wed., ten zuiden Jan Gerrijtsen Cremer en ten westen Gerrit Bus, Jan Hubert en Jannes Entinck als zwetten. Verkoopprijs: 2975 car. gld. Hierop is 800 car. gld. betaald. De rest wordt in twee termijnen betaald: op 1 nov. 1723 1175 car. gld. en op 1 mei 1724 nog 1000 car. gld. Albertus Boelens laat zich in als borg voor het geval zijn zusters iets nalatigs verweten zou kunnen worden. In de marge: 1731 den 31 maij is originele deses alhijr ter stads secretarie met dorsale quit. vertoont, als volgt: Binnengenoemde laaste termijn van de coop van ‘t huis ter somma duisend car. gl. is ons ondergeschreven door de copers Popko van Bolhuis en Jantjen Baas, egtelieden, binnengenoemd, voldaan en betaald. Groningen, den 2 maij 1724. Onderstont: Johanna Maria Boelens Adriana Barbara Boelens.[207] Blz. 433: We hebben nog iets gevonden in het archief van de Verenigde Oostindische Compagnie betreffende Ludolf Boelens. Ludolff Boelens uit Greuningen. Datum indiensttreding: 1694, 7 januari. Datum uit dienst: 1698. Functie bij indiensttreding: bosschieter (d.i. een ervaren matroos, ook belast met het afschieten van een kanon). Reden uit diensttreding: gerepatrieerd (teruggekeerd naar Nederland en afgemonsterd). Uitgevaren met het schip: Drie Kronen. Waar uit dienst: Lands Welvaren (naam van een schip). Hij had een schuldbrief: Een werknemer van de VOC kon een schuldbrief / obligatie ondertekenen tot maximaal ƒ 300, afhankelijk van de rang. De schuldbrief was veelal op naam gesteld, maar overdraagbaar en werd aan de toonder uitbetaald. Ludolff voer voor de kamer van Amsterdam. 1694, 7 juni Het schip kwam aan op de Kaap en bleef daar tot 23 juni, datum waarop het naar Batavia vertrok, waar het op 18 augustus 1694 aankwam. Volgens het soldijboek eindigt de uitreis aan de Kaap. Enkele details uit zijn schuldbrief: 7 januari: Aan de Compagnie over 2 maenden gagie 12 gl. per maand: / 24.00.00 dito: aen de compagnie over schuld aen Pieter Pieters / 200.--.-- Martij 26: aen Jan Hanse van Vagus (?) of Bagus, bosschieter, over gemijnd goedt / 4.5.-- April 18: aen Jan Reijnier Haringh van Wesselborn, bosschieter, over gemijndt goedt / 4.5.-- Totaal: f 232.10.-- 1695 november: f 58 betaelt aen Jacob Fijnaets vold. interesse over f 290: f 58.--.-- 1698 ...... f 96 betaelt aen Jacob Croeger wegens deselve van f 200 voldaen van deses op (fo 301) f 96 Hij verdiende f 12 per maand aan gage. De boekhouder schrijft op Junijus 7 1694: Sedert 7 januarij passado (afgelopen 7 januari) dat met dit schip uijt Tessel zijn gezeijlt tot dato deser wanneer op de rede van de Cabo de bonesperance/Gode heb loff/ zijn gearriveert, de boeken gesloten werden. De regels gaan nog door tot 28 juni 1698.[208] Blz. 438: 1706, 23 oktober: Verschenen zijn: Jan Gosselinck en Helena Geurs, ehelieden, en Geertruit Wighmans, weduwe van Christiaen Sijmons. Zij verklaren verkocht te hebben aan de brouwer Albertus Boelens hun mande behuizing met het plaatsje of hofje daarachter, staande en gelegen aan de oostzijde op de Laane op pachtgrond, alwaar het Prinsenhoff uithangt, doende jaarlijks aan pacht een Embder gulden. Zwetten: ten noorden: Hans Huirlinck, ten oosten: Hindrick Backer, ten zuiden: Pauwel Drosscher, en ten westen de Laane. Verkoopprijs: 400 car. gld. en twee ducaten.[209] Blz. 438/439: 1711, 16 januari: Verschenen is: Albartus Boelens die verkocht heeft aan Lammegien Harmens, weduwe van Jacob Kuip, zijn behuisinge staande bij Dra op pagt grond, doende jaarlijks 8 gld. 15 st. pacht, alwaar ‘t Amelant uithangt, ‘met ‘t geene daer an aert en nagelvast word bevonden, exempt het geene de huirder op de plaetse geplant heeft’. Zwetten: ten noorden en westen: ‘t opslagh van ‘t Diep, ten oosten: de taalman Bijmholt, ten zuiden: gemelte Bijmholt en consorten. Verkoopprijs: 1700 car. gld. Bij de aanvaaring op 1 mei a.s. zal de koopster 700 car. gld. betalen. Van de overige 1000 car.gld. zal de koopster voortaan tot de dag van aflossing 4 % als huur van het verkochte betalen. Zolang de 1000 gld. nog niet betaald is, mag zij van geen andere brouwers bier kopen, noch binnenlands noch buitenlands, alleen bij de brouwerijen ‘daer den verkoper het selve ordonneert om van gehaelt en getapt te worden, mits goede bieren leverende’. Als de koopster van deze regel afwijkt, moet ze 1200 car. gld. bijbetalen i.p.v. 1000 car. gld. In de kantlijn: 1729 den 13 sept. is de originele deses alhijr ter stadts secret. met dorsele quitancie geheel voldaan vertoont.[210] 1711, 4 mei: Geert Wilkens en Elsjen Andries, echtelieden, lenen van Albartus Boelens 700 gl. Ze beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te betalen. Voor de betalingen blijven zij garant staan met heel hun bezit.[211] 1711, 6 mei: Verschenen is de E. Fredericus Halsema, die verklaarde geleend te hebben van Albartus Boelens de som van 1000 car. gld. en beloofde daarvan jaarlijks 5 % rente te zullen betalen. 1726, den 29 junij is de originele deses met dorsele quitancie geheel voldaan en geannuleert vertoont.[212] Blz. 439: 1712, 30 december: Frerick Tuist verkoopt aan Albertus Boelens zijn behuizinge staande en gelegen op de Laane, vrij en eigen grond. Verkoopprijs 970 car. gld. De aanvaarding heeft al in mei plaatsgevonden. De helft van het geld is toen betaald. Een vierde deel is vervolgens op Allerheiligen betaald, het laatste vierde part zal in mei 1713 betaald worden.[213] 1714, 17 september: Albertus Boelens verpacht aan Hr. Adriaan Ten Haghuijs en mevrou Johanna Catharina ten Haghuis geb. van Rietvelt, echtelieden, voor 24 achtereenvolgende jaren zijn plaetse tot Westerbroek, bestaande in een behuisinge, bomen en plantagien, graften en cingels, benevens 46 ¾ grasen en 43 roden lants met een tuintje en een bosje, voorts geregtigheden, van jachten en visscherije, alsmede eenige landerijen tot Scharmer gelegen. Het hout van het bosje onder Westerbroeck gelegen, dat tegenwoordig verkocht is, blijft eigendom van de verpachtenaar. Alle bomen, planten en plantagien op ‘t verpagtede staande, zullen aan de pachtenaren komen. Sullende door de pagtenaren de behuisinge en hovinge door den verpagtenaar wordende bewoont en gebruikt, op Allerheijligen anstaande, de landerijen op Ludgerij en ‘t Buirenhuijs op Maij 1715 worden angevaart; en de huire tot maij 1715 verschijnende, verblijven aan de verpagtenaar. Dit alles is in pacht overgedragen voor de som van 4250 car. gld. De verpachtenaar heeft 1250 car. gld.ontvangen, de rest wordt in drie termijnen betaald, de laatste termijn op Allerheiligen 1715. Na verloop van de pachtjaren zal de verpachtenaar of zijn erfgenamen ‘de vrije keur’ hebben ‘om na ommekomst van gem. pagtjaren gemelte plaetse invoegen boven genoemt, te mogen redimeren, sonder nogtans dat de selve haar sal mogen worden opgedrongen of daer toe geconstringeert te konnen woren, mits in cas van redemtie, dat alsdan de interessen der pagt penningen op 5 % jaarlijx en de jaarlijxe huire op 3 % sullen worden gerekent; en het surplus der interessen nevens de pagt pennn. en alle melioratien [verbeteringen], inmiddels an ‘t verpagtede wordende gedaen, waer van de opstellinge door de pagtenaars of hare successoren gemaekt, vollenkomen gelove sal meriteren, in een termijn kost en schadeloos sullen worden voldaen en betaelt. En is hiervan den stock gelegt na maniere van Selwerder lantregt gebruickelijck voor drie erfgesetenen desselfs gerigts, als waren de E. Harmen Muller, de E. Jacobus Bier en de E. Hindrick Meijer.[214] 1715, 19 juli: Verschenen zijn: Abraham Doesburgh en Sara Hindricks, zijn huisvrouw, alhier in de Pelster Strate woonachtig. Zij lenen van Albartus Boelens een som van 200 car. gld. waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Zij blijven garant met heel hun bezit voor een goede betaling van de verplichtingen. Mede is verschenen Jan Doesburgh die zich inlaat als zelfschuldige borg bij wanbetaling. Op 3-4-1731 is het origineel vertoond op de stadssecretarie en bleek de lening te zijn afgelost.[215] 1716, 16 april: Verschenen zijn: Alexander Wigbolt de Coninck en de deughsame jonge dogter Elisabet de Coninck, zijnde broeder en suster; zij lenen van Albertus Boelens 100 car. gl. en van Jan Gerhardus Betinck 100 car. gl., maken samen 200 car. gld., waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Op 8-5-1749 is de originele deses alhier ter stads secretarie met dorsale quitancie voldaan vertoond en gecancelleerd.[216] 1717, 4 mei: gecompareerd zijn: Johan van Denderen en Elsebeen Feijckens (tekent: Elsabe Fyeijken), echtelieden, die geleend hebben van Albertus Boelens 300 car. gld. en beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te betalen.[217] 1718, 22 april: Verschenen: Jan Hindrick Jullens, gesworen onser Stadt en mede assessor der Generaliteits Chrijgs Gerigte; hij verkoopt aan mons. Albertus Boelens een hooge behuisinge met vier kamers en een hof daarachter, zijnde vrije eigen grond, hebbende een uitgang achter in de steeg, en aan de oostzijde van de eerste kamer een gemeenschappelijke gang (een kamer is een klein huisje en een gang is een soort steeg, brandgang), staande en gelegen ten zuiden buiten A-poorte, met de belasting van 7 gld. grondpacht die jaarlijks aan de gemene armen wegens een kamer aan de oostkant van gemelde kamers moet worden betaald, hebbende ten noorden het diep, ten oosten de mande gang, en ‘t hof van Kalkar met een mande schutting, ten zuiden de steeg en ten westen ontvanger Grashof. De verkoper krijgt nog de huur van de kamers tot mei 1718. Het hof is reeds voor enige tijd door de koper aanvaard. Verkocht dit alles voor 700 car. gld. Het geld zal op 1 mei 1718 betaald worden.[218] 1719, 29 maart: Alexander Wigbolt de Coninck en Elijsabeth de Coninck, zijnde broeder en suster, lenen van Albertus Boelens 200 car. gl. en gaan daarover jaarlijks 5 % rente betalen. Op 8-5-1749 is het origineel vertoond op de stadssecretarie waaruit bleek dat de schuld voldaan was.[219] 1721, 13 oktober: Verschenen: Henricus Nannens, die verkoopt aan Albartus Boelens 11 grazen land buiten de Apoort, ongeveer bij De Drentse Laan gelegen, hebbende ten noorden de erfgenamen van de Hr Borgemeester van Julsingha, ten oosten de weg, ten zuiden het provincieland en ten westen de Togtsloodt. Het lopende jaar huur komt ten goede aan de koper. Verkoopprijs: 360 car. gld. Deze is ten volle betaald.[220] Blz. 440: 1722, 17 augustus: Verschenen: Jacobus Hillers voor ¾ part, Menno ter Horst en Lijsebeth Groningers, egtelieden, Hindrik Groningers en Maria Reinders, zijn huisvrouw, en Catharina Groningers; verder nog Menno ter Horst en Hindrick Groninger als volmachten van hun broer Derck Groninger. De laatste comparanten zijn kinderen van wijlen Margareta Raters. Zij was erfgenaam van Ursula Raters, gewezen huisvrouw van Jacobus Hillers en dus de laatsten samen voor ¼ part. Zij verkopen aan Jannes Augustinus Keuter en Beerta Brouwers ‘tegenswoordig bruidegom en bruidt’ hun behuizing staande op de Lane, doende jaarlijks 18 st. grondpacht, met de plaatse daarachter en een kamer daarnaast met een washuis en schuur, neffens een put en regenwatersbak; zwetten, noord: het Gasthuis en Helinga ergenamen, oost: Artillerie Meester de Mepsche, zuid: Albert Stenhuis wed. en west: de Laane. Oplevering: 1-9-1722. Verkoopprijs: 2250 car. gld. De kopers gaan in twee termijnen betalen, de eerste termijn bij de oplevering en de tweede termijn (1750 car. gld.) op 1-11-1723. Mochten ze dit niet kunnen opbrengen, dan gaan ze over deze schuld vanaf 1-11-1723 jaarlijks 5 % rente betalen. Menno ter Horst en consorten verklaren dat hun oom Jacobus Hillers het vierde part van de koopschatspenningen waarvan aan hen de eigendom is toebehorende, mag ontvangen en dat hij daarvan de revenuën mag genieten, zolang hij leeft, ingevolge het huwelijkscontract tussen hem en zijn echtgenote Ursela Raters. Verschenen is verder: Albartus Boelens, die zich inliet als zelfschuldige borg voor de betaling van de koopschatspenningen en huur. Op 5-1-1726 is het volgende toegevoegd: Alsoo de E. Alb. Boelens voor binnenstaande koopschatt a twee duisent twee hondert en vijftigh car. gld.en de huire van dien sigh als borge heeft ingelaten en dewijle daar om niet meerder koomt te resteren dan een duisent car. gld waarvan ik ondergeschr. volgens getransfigeerde versegelinge cessie hebben bekomen soo verklare kragt deses gem. A. Boelens van sijn voornoemde borghtogt ten vollen te ontslaan sonder uit dien hoofde eenige actie off praetensie op den selven te behouden. Onderstond: Anna Ketelaars, weduwe Wilkens.[221] 1722, 3 september: Gecompareerd zijn: Nicolaes Davion en Margareta ter Swaagh, egtelieden, die geleend hebben van Albartus Boelens 300 car. gl. Ze gaan daarover jaarlijks 5 % rente betalen. Verschenen is ook Getruit Annes, weduwe van Louis Davijon, die zich inliet als zelfschuldige borg voor de betalingen van rente en aflossingen. Op 23-3-1728 is de schuldbrief volledig afgelost.[222] 1722, 12 september: Verschenen zijn: Johannes Augustinus Keuter en Beerta Johanna Brouwers, egtelieden, die lenen van Albartus Boelens de som van 600 car. gld. waarover zij geen rente zullen betalen. Zij beloven voortaan al hun bieren af te nemen bij Albartus Boelens en die te tappen, tot het moment dat de 600 car. gld. zullen zijn terugbetaald en Albartus zal zijn ontslagen van zijn borgtocht die hij t.b.v. de comparanten op zich genomen heeft voor de koopschatspenningen van 2250 car. gld. voor onroerende goederen van Jacobus Hillers en consorten (zie hiervoor). Mocht blijken dat de comparanten toch bier tappen van een andere brouwer, dan worden de 600 car. gld. direct opeisbaar met interest van 5 % vanaf nu.[223] 1723, 11 mei, 2e regel: zie bij zijn zusters = zie bij zijn ouders; noot 1891: rekestboek deel 25 1723, 2 juli: Verschenen zijn: de heer Johan Walman en mevrou Ellegonda Meinardi, anders Walman, egtelieden. Zij lenen van Albartus Boelens 400 car. gld. en gaan daarover 5 % rente betalen. Op 26-7-1731 bleek de schuldbrief voldaan te zijn.[224] 1723, 3 juli: Hetzelfde echtpaar leent nog van Albartus Boelens 600 car. gld., ook tegen 5 %. Op 21-7-1732 bleek de brief voldaan te zijn.[225] 1723, 24 november: Verschenen zijn: Johannes Augustinus Keuter en Beerta Brouwers, egtelieden. Zij lenen 600 car. gld. van Albartus Boelens en beloven daarvan jaarlijks 5 % rente te betalen. Het echtpaar verbindt zich ertoe om alleen van Boelens of diens rechthebbenden bieren te tappen en hun bieren ‘in te leggen’.[226] 1726, 10 september: Verschenen: Anna Maria Nannens, wed. Bolten, die leent van Albertus Boelens 1000 car. gld. Zij belooft jaarlijks 4 ½ % rente te gaan betalen.[227] Blz. 446: 1736, 25 september: Jan Nieman en Elsijn Jurriens, egtelieden, verkopen aan Albertus Boelens, hun behuizing en hovinge, die nu door henzelf worden bewoond en gebruikt met de kamer daarachter staande, die door Toncko Heeres wordt bewoond. Ten noorden: de Fijolenstraat, ten oosten Jan Remmes Touwslaeger, Jan Rentsema, Augustinus Holtkamp, Jan Dankvoort en Jan Eldercamp, kuiper, ten zuiden: de planketting ten laste van Jacob Arents Huisinga en ten westen de planketting ten laste van Jan Nijenhuis hoendercoper. Met een vrije uitgang in de Nieuwe Ebbingestraat en een vrije plaatsien om de misse te smijten (dus een mestvaalt), alles eigen en vrije grond, met nog de losse plaat en het rooster in de haard van de slaapkamer en de losse plaat in de keuken met de losse planken in de bottelderije en spijskamer en het zomerhuis en het behangsel van de kamer, verder alles dat bij het huis hoort, behalve de losse plaat in het zaal. Verkoopprijs: 2140 car. gld. Het moet in twee termijnen betaald worden. De verkopers moesten nog een restant koopschatspenningen betalen à 1400 gulden met 84 gulden rente. Dit bedrag moet meteen na het passeren van de akte betaald worden aan de ontvanger Van Troijen (kennelijk had die het huis eerder verkocht aan Nieman en zijn vrouw).. De laatste 656 gld. moeten uiterlijk op 1 mei 1737 betaald zijn. Het huis zal aanvaard worden op 23 oktober 1736 en de kamer die door Toncko Heeres wordt bewoond op 1 november 1736.[228] 1738, 15 april: Verschenen zijn: Henricus Berlage, med. Doctor, en juffrouw Anna Maria Bedum, egtelieden, Henr. Gelsing, Theodorus Gelsing en mevr. Gerarda Maria van Grootveld, egtelieden. Zij verklaren schuldig te zijn aan Albartus Boelens 1000 gld., zijnde een restant van 3500 gld. kapitaal ten laste van mevr. A. M. Nannens wed. van de heer Dominicus van Bolten d.d. 2-9-1726. Jaarlijks gaan zij 4 % rente betalen.[229] Blz. 448: Bij: 1748, 19 oktober: Albertus had al in 1736 een huis gekocht in de Violenstraat (zie in deze aanvullingen). Blz. 449/450: Noot 1922: het extract uit het RK-doopregister van Sappemeer d.d. 22 dec. 1773 is geen verdwaald stuk, maar betreft de doop van Gesina Steenvoort, die in 1796 met Josephus Franciscus Rijkholt trouwde. Zie haar overlijdensakte Groningen 14 juni 1849. Blz. 452: 1741, 23 mei: Gecompareerd: Peter Nauws en Engeline Sligterman, ehelieden, die verklaren schuldig te zijn aan brouwer Ignatius Boelens en Bregitta Pauls, ehelieden, 205 car. gld., heerkomende 100 car. gld. wegens verschoten penningen en 105 car. gld. wegens geleverde bieren. Ze gaan 3 ½ % rente betalen en mogen alleen maar bieren van Boelens tappen.[230] Blz. 453: 1743, 13 maart: Verschenen zijn: doctor H. Berlage in qlte. als voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Rudolph Bauknegt bij wijlen Ludowina Pauwels in echte verwekt, mons. Ignatius Boelens nomine uxoris alsmede Theodorus Cloosterhuijs nomine uxoris, als mede-erfgenaam van hun tante Catharina Pauwls. Zij verklaren aan hun mede-erfgenaam uit de boedel van Catharina Pauwels gecedeerd en getransporteerd te hebben en tot zijn erfportie overgedragen te hebben hun aangeërfde plaats bij de Hoornsedijk gelegen, die door Jan Abels meierwijze wordt gebruikt. Deze plaats is hen ten deel gevallen volgens scheidbrief d.d. 17-12-1742 die opgemaakt is tussen deze comparanten en hun oom Harmannus Pauwls. De koopman Jan Pauwls, hun mede-erfgenaam krijgt de boerenplaats en brengt daarom in de verdeling in een bedrag van 5325 car. gld.[231] 1744, 6 november: Verschenen zijn: de koopman J. Pouwels, de medecinae doctor H. Berlage en de brouwer J. Boelens [=I. Boelens] in qlte als voorstanderen over de twee minderjarige dochters van wijlen de koopman Rudolph Bouknegt bij wijlen vrouw Ludowina Pouwels in egte verwekt, de medicinae doctor G. Draper caverende voor zijn huisvrouw Maria Bauknegt. Zij verkopen aan Peter Steven Wolthuis, caverende voor zijn moeder Metje Mestink wed. van Steven Jans Wolthuis, 3 ½ deimt land 14 roeden in de Scheemderhamrik door Claas Hebes (die in zijn huurjaren zal continueren) gebruikt jaarlijks voor 24 gl. Dit land heeft als zwetten: noord: het Eexter Kerkenland, oost: de Heereweg, zuid: Harm Roelfs en cons., en west: Harm Hindriks Kuiper. De verkopers hebben de aankomstbrief d.d. 31 december 1718 bij zich. Verkoopprijs: 675 car. gld.[232] Noot 1937: deze informatie betreft niet Hermanus, maar zijn broer Bruno Pauwels. Blz. 454: Opregte Groninger Courant, 25 maart 1749: De Brouwer J: BOELENS [d.i. Ignatius] presenteert vry uyt de Hand te Verkopen, of teegens May 1749 te verhuuren, zyn wel-betimmerde Behuyzinge met een Royaal Hof, groot plus minus 40 Roeden, daar agter met Kamer en Stallinge, Jaarlyks Huure doende 30 gl: ter Zyden, staande en geleegen in de Fioolen-Straat op Vry Eygen Grond. Emand tot Huur of Koop geneegen zynde gelieve zig by Bovengemelte J. Boelens te addresseeren, zal zig in alle billykheyd laaten vinden. Hij biedt hier het huis van zijn overleden vader aan. idem, 11 april 1749: De Brouwer J. BOELENS praesenteert te Verhuuren, uyt de Hand 8 Graasen Land , geleegen buyten Steentil-Poort aan ‘t Diep by de Moolen. idem, 6 febr. 1750: waar toegevoegd wordt: Bovengenoemde woond aan der A teegens over de Vis Banken. 1749, 6 mei: Verschenen is de brouwer J. Boelens [=I. Boelens], die verkocht heeft aan de heer doctor Frederick Sibinga, die mede optrad namens zijn vrouw Harmanna Maria Wildervanck, zijn behuizinge, hovinge met een kamer daaraan staande, door Pieter Meijer wordende bewoond, hebbende ten noorden de Fiolenstraat, ten oosten: Jan Hemmes touwslager, Hindrik Meijer, Harmannus ter Winkel, Harm Vriese en Berent Drews, ten zuiden: de plankettinge tot last van de weesheer Alingh en ten westen de plankettinge tot laste van de erfgenamen van de weduwe Nijenhuis. Met een vrije uitgang in de Nieuwe Ebbinge Straat en een vrij plaatsijn om de misse te smijten (om de mest te droppen), alles op vrije eigen grond, zoals hij het heeft geërfd van zijn vader. Hij heeft een aankomstbrief van 2 september 1736. De huur van de camer komt voortaan ten voordele van de kopers. Verkoopprijs 2050 car. gld. Duizend car. gld. is al betaald. De rest volgt per 1 november 1749. Op 6 november 1749 was alles voldaan. Dit is duidelijk het huis waar vader Albertus Boelens gestorven is (zie blz. 448 in het boek).[233] 1751, 7 januari: Verschenen is: monsieur Ignatius Boelens die verkoopt aan Jacobes Buirema een huis aan de westzijde van de Laan op vrije eigen grond met een mande put mandelig met de coopman Derk Jans Bakker, met een vrije doorgang in de mandelige gang. Zwetten: noord: de genoemde gang, oost: de Laan, zuid en west: coopman Derk Jans Bakker. Het huis is in mei 1750 aanvaard. Verkoopprijs: 650 car. gld. Verkoper heeft 150 car. gld. ontvangen. Over de overige 500 car. gld. gaat de koper jaarlijks 4 % huur in plaats van rente betalen.[234] Opregte Groninger Courant, 13 juli 1753: BEKENTMAKINGEN. De E J BOELENS [=de ed. J. (Ignatius)] in qlt. presenteert te Verhuuren 8 Grasen Weyde Land , geleegen buyten de Steentil Poort by de Pelmoolen om te aanvaarden op Gregory, zynde den 12 Maart, 1754. Jemands gadinge zynde, kan Monsr. J. BOELENS of Th. Kloosterhuys daar over aanspreeken. Blz. 456: 1757, 29 april: Mons. Ignatius Boelens en als last hebbende van zijn huisvrouw juffrouw Brigitta Pauwels, benevens monsieur Theodorus Cloosterhuis en juffrouw Catharina Elizabeth Pauwels, ehelieden, hebben voor de tijd van negen jaar verpacht aan Hindrik Houwink en Albertien Hillebrants, ehelieden, hun 11 ½ grazen land buiten de Steentil Poort in de Bourmande in twee stukken bij Jan Roelefs meijerwijze worden gebruikt, jaarlijks voor 90 gld. Zwetten: noord: Monsieur Zuidema en Warner Menger, oost: het maar, zuid: Roelef Hindriks en de Menisten soons buiten het Kleine Poortien en west: Tjark Willems weduwe. De pachtjaren zijn begonnen op Gregorij 1757 en zullen eindigen op Gregorij 1766. De pacht is geschied voor 2726 gld. Het geld wordt in drie termijnen betaald, de eerste termijn is reeds ontvangen door de verpachters. Na afloop van de 9 jaar zullen de verpachtenaren het verpachte land wel mogen redimeren of inlossen, zonder echter daartoe verplicht te kunnen worden, mits dat de pachtenaren daarvan een half jaar van tevoren worden verwittigd. In dat geval zullen de verpachtenaren de betaalde pachtsom in één bedrag moeten terugbetalen, vermeerderd met alle kosten ter verbetering van het bezit die door de pachtenaren gemaakt zijn, plus alle overige kosten.[235] 1758, 26 juni: Theodorus Cloosterhuis en Catharina Pauwels, ehelieden, verklaren verkocht te hebben aan hun zwager en zuster Mons. Ignatius Boelens en Brigitta Pauwels: de halfscheid van 8 grazen land buiten de Steentil Poort aan het Damsterdiep bij de Pelmolen in twee stukken gelegen, wordende bij Sicke Joesten meijerwijze gebruikt en waarvan de kopers de andere helft in bezit hebben, verkocht voor 1234 car. gld. 11 ½ st., ten tweede: de gerechte helft van plm. 60 grazen land bij de Drentsche Laane gelegen, wordende gebruikt bij Jacob Jacobs wed. en waarvan eveneens de andere helft aan de kopers is toebehorende, verkocht voor 400 car. gld. Dus de totale koopsom is 1634-11-4 car. gld.[236] 1759, 10 mei: Verschenen zijn: Mons. Ignatius Boelens en juffrou Brigetta Pauwels, ehelieden, die verklaren verkocht te hebben aan de Heeren Raadshr. Jan van Hoorn, rentemr. Wicher Wichers, ontvanger J. Huisinga voor hem zelf en in qlt. voor mevr. de weduwe van de hr. Capitain van Oostbroek, beide gezamelijk en mr. Harm Lauwes, ieder voor een gerechte vierde part, hun 8 grazen land gelegen buiten de Steentil Poort, ten zuiden aan het Damsterdiep in twee stukken, die tegenwoordig door Sicke Joesten meijerwijze worden gebruikt. Zwetten, ten noorden: het Trekdiep, ten oosten: ‘t Comptoir der Predikanten goederen, ten zuiden: de Boere mande en ten westen de weduwe Suringa en consorten. Verkoopprijs 2800 car. gld. benevens een gouden ducaton tot present voor juffr. verkopersche. Een termijn van 1600 car. gld. is al betaald. De overige 1200 car. gld. met het present worden in mei 1760 voldaan.[237] 1759, 1 november: Verschenen is Mons. Ignatius Boelens die verklaart het navolgende verkocht te hebben aan mons. Jacob Schuuringe (zo mede compareerde en desen accepteerde met toestemminge van desselvs mombaren de E. Frerik Willem van Nuye, Evert Willems kuijper en Pieters Brunstenge, volgens desselfs afgegevene hand vertekent actum Egtens Hoge Veen den 15 Julij 1759). Het betreft een veiling van een behuizing, zijnde een brouwerij, staande ten oosten aan de A tussen de Huizen op vrije eigen grond, de Fortuin genaamd, met al het brouwerijgereedschap. Verder nog verkocht een behuizinge zijnde een herberg, de Drie Gekroonde Schelvissen genaamd, staande ten zuiden naast de brouwerij hiervoor genoemd, op vrije eigen grond, hebbende beide huizen ten noorden Fokko Hoens weduwe en de koopman Derk Jans Bakker, oost: de Laan en de representanten van Jeipe Nauta, ten zuiden: de representanten van Jeipe Nauta en ten westen: de Aa. Alles kan op 1 november aanvaard worden, mits dat de huurders van de herberg, Roelof ter Horst en vrouw, tot 30 april 1762 in hun huurjaren zullen continueren en zal de huur van nov. 1759 af tot profijt van de koper komen. Verkoopprijs 5700 car. gld. Hierop is reeds 1900 car. gld. voldaan. De andere twee termijnen zullen betaald worden op 1 mei en 1 november 1760, maar als de koper dit wenst, dan kan ook 3000 car. gld. op de brouwerij blijven staan tegen een rente van 4 %. Op 13-6-1765 is de originele brief ter stadssecretarie voldaan vertoond met de volgende kwitantie: Ondergeschreven bekenne in verminderinge van binnenstaande tweede termijn kooppenningen verschen 1mo maij 1760 ontfangen te hebben de somma van agthondert car. gl. waarvoor quteren, actum Groningen den 1 maij 1760, onderstont: I. Boelens. Tweede opmerking: Binnenstaande restant koopschat ter somma drie duisent gulden door J. Schuringh en vrouw na voorgaande opsage sijnde voldaan, met diens hueren in plaats van renten op Alderheiligen 17hondert twe en sestig verschenen quitere absoluit sonder de minste reserve op koperen te behouden, oirconde in mijn vertekeninge in Groningen den 3 Nov. 1762, onderstont: B. Boelens [=Brigitta] voor mie selff en in qlte wegens mijn minderjarige kinder.[238] Blz. 457: 1760, 28 november: Verschenen: Mons. J. Boelens [=I. Boelens], caverende voor sijn huisvrouw Brigitta Pauls, de hr. Med. Doctr. G. Draper, mede caverende voor zijn huisvrouw Maria Bouknegt, Catharina Pauls, wed. Th. Cloosterhuis, tezamen representanten en erfgenamen van wijlen de koopman J. Pauls. Zij verkopen aan Geesien Hemmes, weduwe van Heike Gokkes, in wiens plaats deszelvs zoon Hindrikus Ennes mede compareerde, een kamer staande ten noorden aan het Zuider Diep in Groningen tussen de Nieuwe en Jonkeren Straate booge, wordende voor 10 stuiver per week gebruikt, doende aan de stad Groningen jaarlijks 8 st. 4 pl. grondpacht. Zwetten: noord: Albert Jans, oost: Mons. Akerma, zuid: de straat en west: Harm Settelen. Verkoopprijs 269 car. gld.[239] 1763, 5 april: Verschenen zijn: de Medicinae Doctor Gerardus Draper mede namens zijn huisvrouw Maria Anna Bouknegt en als gevolmachtigde van Catharina Pauwels wed. Theodorus Cloosterhuis, benevens dr. Jan Kuijl van Trojen als gevolmachtigde van Brigitta Pauwels wed. J. Boelens, gesamentlijke erfgenamen van wijlen coopman Jan Pauwels. Zij cederen en transporteren aan Hindericus Sevensteern in qlt. als erfgenaam van wijlen Adriana Betink ter voldoeninge van sodaane goederen als wijlen de coopman Jan Pauls van wijlen sijn huisvr. Adriana Betink ter lijftogt hadde beseten, boven de reeds uitgewesene en gecedeerde obligatien en effecten in gevolge liquidatie d.d. 1-4-1763 navolgende goederen: 1) 5 jukken land te Peterbuuren bij Bronno Gerrits in gebruik 2) twee jukken land te Saaxumhuisen bij Haije Derks meierwijze wordende gebruikt 3) een behuizinge ten oosten in de Pelsterstraat alhier staande wordende door E. van Arkum en vrouw bewoond 4) een restant koopschat van een behuizing in de Oosterstrate groot 1100 car. gld. ten laste van J. Nieborg en vrouw 5) een restant coopschat groot 200 car. gld. van een behuizing in de Nieuwe Kijk in ‘t Jatstraate ten laste van Evert Rensema.[240] Opregte Groninger Courant, 3 mei 1763: De Weduwe van Wylen Monsr. J. BOELENS, praesenteert uit de Hand te Koop haar wel geleegen Huis in Sappemeer aan de Groote Weg, door haar zelfs bewoond , met een groote Schuure, nieuws aangelegt Hof, en een Plaats Land. idem, 25 november 1763: Juffrouw de Weduwe J. BOELENS, praesenteert by Strykgeld en Palmslag te laten Verkopen op Dingsdag den 6 December 1763 voor de eerste maal, en Dingsdag daar aan volgende voor de tweede maal, ten Huyze van de E. Aaldrik Andries Herbergier in Sappemeer, Haare Behuisinge, Schuure, Tuin, en een Plaatse Land, door haar zelfs bewoond en gebruikt; De Conditiën zullen aldaar 3 dagen voor de Verkoopdag te lezen zyn. Blz. 458: 1772, 29 oktober: Brigitta Pauwels wed. Ignatius Boelens verkoopt aan de boekverkoper Jacob Bolt en Jacoba Huisinga ehelieden, plus minus 60 grazen land gelegen aan de Drentsche Laan, zoals die door wijlen haar grootvader Pauwel Janssen op 17 nov. 1705 zijn aangekocht en die zijn overgegaan, eerst op vader Jan Pauwels en vervolgens op de verkoopster en haar zuster Catharina Pauwels door erfrecht. De verkoopster heeft de helft van dit bezit op 26 juni 1758 van haar zuster Catharina gekocht. De grond wordt thans door Harm Buirema en zijn vrouw gebruikt. Verkoopprijs 800 car. gld. Mede zijn verschenen schoonzoon en dochter Jan Rykholt en Adriana Boelens, ehelieden, en zoon Gerardus Boelens, die verklaarden in deze verkoop genoegen te nemen. En alzo wegens de vrije leverantie het stads schultprothocol, ten opzigte van de behuizinge in de Turftoornstraat (door verkopersche en haare kinderen wordende bewoont, en waar over Mons. B. Paping viertien hondert guldens heeft) direct niet kan worden gezuviert, zo laten zij laaste comparanten kinderen van vrouw verkopersche hun ieder in solidum in, als zelfschuldige borgen voor de vrije leveringe. Ook voor alle aanspraken en wel in ‘t bijzonder dat zullen bezorgen bij verkoop en overdragt van gemelde behuizinge gezeide capitaal à viertien hondert guldens worde afgelost, en dus het stads schult prothocol zal moeten worden gezuivert.[241] Groninger Courant, 23 januari 1776: H. Coops in qlté wil verkopen op een veiling in herberg de Sappige Peer in de Guldenstraat een deftige behuizing met een hof erachter, staande ten zuiden in de Turftorenstraat op vrije eigen grond, die tegenwoordig door juffr. de weduwe Boelens wordt bewoond. Blz. 461: 1795, 13 mei: Verschenen is Vr. Adriana Boelens, wed. Jan Rijkholt, voor haarzelf en als gemachtigde van haar vijf meerderjarige kinderen, wegens haar minderjarig kind. Zij verkoopt aan Philip Valois, mede namens zijn vrouw Anna M. Smit, een behuizinge ten noorden in de Groote Crom Elboog op vrije eigen grond, benevens een mandelig gank en vrije toegank tot de putte. Zwetten, ten noorden: Mepschen Gasthuis, oost: Willem Hommes, zuid: de straat en west: Gerardus van den Berg. Verkoopprijs 1100 car. gld. De kopers hebben 100 gld. betaald. De overige 1000 gld. blijven uitstaan over het verkochte en de koper gaat daarover jaarlijks 4 % huur i.p.v. rente betalen. Adriana heeft dit geld ontvangen van Dr Jn. J. Cremers en mevr. A.M. Heerkens, ehelieden. De betaling is als volgt geschied: Driehonderd gulden contant en 700 gld. is voldaan aan de koopman J. Beerling qq. die dit geld nog te vorderen had van Adriana volgens een verzegeling.[242] Blz. 464: 1755, 1 december: Albartus Boelens en Agatha Guidon, eheluiden, verkopen aan Bernardus van der Veen een behuizing in de Oude Ebbingestraat op de hoek van de Butjesstraat op eigen grond staande. Zwetten: noord: de koopman Smit, oost: Ebbingestraat, zuid: Butjesstraat en west het Gasthuis. De verkopers hebben het huis gekregen bij een boedelscheiding waarvan de brief dateert 11-2-1749. Verkoopprijs 3200 car. gld.[243] Opregte Groninger Courant, 6 feb. 1756: Brouwer A. Boelens in qlté te Groningen Tusschen de Huizen wil verhuren 23 grazen land te Uithuizermeeden, tot dusverre door Alje Fockens meierwijze gebruikt. 1757, 28 maart: Verschenen zijn: Albertus Boelens en juffrou Agata Gidon, ehelieden, die verklaarden ‘genegotieert’ te hebben van J. van Kruissen de somma van 1000 gl. waarover zij jaarlijks 4 % rente gaan betalen. Mede verschenen Monsr. Ignatius Boelens en juffrouw Bregitta Pauwels, ehelieden, die zich inlieten als zelfschuldige borgen.[244] Blz. 465: 1761, 1 mei: Verschenen: juffrouw Agatha Maria Guidon, geadsisteerd met haar man Mr. Albertus Boelens, die verkoopt aan mevrouw de weduwe van Raadshr. J. Helmolt 7 grazen weideland, liggende ten noorden aan de Jacobiner Weg, wordende jaarlijks voor 50 gld. gebruikt meierwijze door Jacob Folkers, die in zijn huurjaren mag continueren tot 1 januari 1763. Het land ligt in twee stukken en heeft tot zwetten: noord: mevrouw de weduwe van de Hr. ontfanger Knock, oost: mevrouw kopersche, zuid: de weg, west: de heer Dr. Cremer. Verkoopprijs 1725 car. gld. Een termijn van 700 car. gld. is betaald. De overige 1025 car. gld. zullen op Allerheiligen a.s. worden betaald aan J. van Kruissen en vrouw ter voldoening van zodanig hypotheeq van 1000 guld. als deselve over de verkopersche en haar man hebben.[245] Blz. 466: 1780, 14 november: Verschenen zijn: De Med. Dr. G. Draper, coopman Joseph Bering en Monsr. C. Driewes als door wijlen juffr. M.H. Schultens wed. van coopman J. Pauls bij testamentaire dispositie van 12-1-1768 angestelde curatoren over de kinderen van deszelfs dogter Agatha Guidon en diens eheman A. Boelens. Zij verkopen aan de horlogiemaker Adam Reinders een behuizing ten oosten in de Heerestraat, op vrije eigen grond, die de koper tot dusver al huurde. Zwetten, noord: Christ. Mulder, oost: de backer Bolhuis, zuid: de horlogiemaker Mathias Bosch, en west: de Heerestraat. Verkoopprijs: 3000 car. gld. De koper betaalt 1000 car. gld. en gaat 3 ½ % rente betalen over de resterende 2000 car. gld. schuld. Op 25-6-1788 was de schuld voldaan.[246] 1793, 27 mei: Verschenen is: Monsr. J. Bering als gevolmachtigde van Margaretha Boelens (onduidelijk wie dit is) in qlte. als testamentaire erfgenamen van wijlen Maria Hermanna Scholtens wed. Guidon, ingevolge procuratie d.d. 13-4-1793. Zij cedeert aan mejuffrouw H. C. Eyssonius, wed. vaandrik J. van Giffen, zodane f 933, zijnde 1/3 deel van een restant koopschatspenningen van een behuizing of logement, de Vergulde Helm, staande ten zuiden aan Het Brede Markt, die cedente ten laste van Dina Jans, en als houdende de boedel van wijlen haar eheman Peter Allershof had uitstaan, in gevolge verzegelde koopbrief d.d. 4-5-1759. De weduwe Van Giffen betaalt ten behoeve van Margaretha Boelens een bedrag van f 933 en Dina Jans, weduwe Allershof, is voortaan aan haar geld schuldig.[247] Blz. 497: Het huwelijk van Cornelis Redmers Boelens met Trinje Klaasen was op 5 augustus 1787 voor de predikant te Oostwold en een dag later was het RK-huwelijk vanuit de statie Aduard. De getuigen daarbij waren: Niclaes Warren en Catherina Muller. De kwestie uit 1794 met de erfgenamen van de eerste vrouw van Cornelis Redmers, Trinje Klaasen, is twee jaar later nog altijd niet opgelost. In januari 1796 verklaren de erfgenamen dat ze nog geen inventaris kunnen overleveren van hetgeen ze van hun zuster geërfd hebben omdat alles nog onder de weduwnaar berust. Hij is dus niet toeschietelijk met het uitkeren van het erfdeel. De familie zal waarschijnlijk de helft van de boedel geëist hebben, terwijl het meeste van de kant van Cornelis afkomstig was.[248] Blz. 506: 1713, 28 januari: Gesijna Huisinge, wed. Luirt Boelens, verklaart dat haar vader en moeder Haicke Huisinge en Aeltijn Joesten, egtelieden, an haar en haar eheman salr. Luirt Boelens hadden verschoten een som van 1500 car. gl. in contante penningen, waarvan 345 car. gld. aan Peter Bartels betaald ‘wegens hand’ van 23 en 28 september 1712, dit is een schuldbekentenis, idem 1000 car. gld. aan hen geleend, nogh voor haar ehelieden betaelt 100 car. gl. an Reinje Halsema wegens inkoop van kooren, en nog 55 car. gld. door hen in contant geld ontvangen, tesamen dus 1500 car. gl. waarover jaarlijks 4 % rente verschuldigd is. Het eerste jaar rente is verschenen op 1 november 1713. Haicke Huisinge en zijn vrouw ‘wegens gem. capitaal en renten haer vollen komen regt komen te behouden op de goederen van gemelte Luirt Boelens, ter tijd van volle betalinge toe’.[249] 1718, 26 maart: Verschenen zijn: Gerrijt van Swanevelt en Grietien Hindricks Nieuborgh, egtelieden, ter eenre en Gesina Huisingh wed. wijlen Luirt Boelens voor haer selfs en als legitima tutrix over hare minderjarige kindt bij wijlen haar voornoemde ehman in egte gesprooten ter anderen zijde, ze gaan een erfwisseling aan. De weduwe Boelens transporteert aan Gerrijt van Swanevelt en zijn vrouw haar behuizinge zijnde een brouwerij staande in de Peperstraat op eigen grond, doch bezwaard jaarlijks met een servituut van 5.12.4 gld. aan de rentemeester der predikanten goederen; mede verkocht twee koelkamers in de behuizinge, behalve de brouwketel, kuipen, vaten en verdere brouwergereedschap; zwetten, ten noorden: convoijmeester Hofmans wed., ten oosten de strate, ten zuiden de ganck en ten westen een plaatse ter naaster zwetten; het huis heeft mede het gebruik van de put achter op gemelte plaatse. Gerrijt van Swanevelt en zijn vrouw transporteren aan Gesina ten eerste de behuizing met een hofje daarachter, staande in de Nieuwe Poelestraat op pachtgrond, waaruit jaarlijks tot pacht wordt betaald 3.1.4 gld., hebbende de Oude Weg ten noorden, vrouw Geersema en vrouw Wijrts met een mande muur ten oosten, de Nieuwe Poelestraat ten zuiden, en de olderman Abel Nannens ten westen; ten tweeden de stal en drie kamers, staande op de Oude Weg met het hof en zomerhuis daarachter, te weten de stal met twee kamers op eigen grond, en de middelste kamer op pachtgrond, doende tot grondpacht 2 gl. 16 st.; de stal, kamers en hof hebben als zwetten de brouwer Ottinga zijn hof ten noorden, Jochum Schoenlapper zijn kamer ten oosten, de vaandrigh J. Vos en Frans Harmens haar hoven ten oosten, de Olde Wegh ten zuiden; en nog ten noorden en westen wegens de stall en hoff de Quartier meester Philip Kuipers wed., ter naaster zwetten. Bovendien moeten zij dan nog bijbetalen aan de weduwe Boelens een bedrag van 625 car. gl. Aanvaarding: Allerheiligen 1718. De behuizing in de Peperstraat is geschat op 3000 car. gld. en de stal en twee kamers op de Olde Wegh op 800 gl. Verschenen zijn ook Aijco Huijsing en Aeltien Joesten, egtelieden, vader en moeder over Gesijna Huisingh wed. Boelens, die zich inlieten als zelfschuldige borgen voor hun dochter.[250] Blz. 509: 1742, 5 september: Verschenen is Claas Jacobs Sijlma, voor hemzelf en als wettig voogd over zijn kinderen, die verklaart van de koopman J.A. Cramer, mede namens diens vrouw Luirdina Boelens, te hebben ontvangen 1200 car. gld. zijnde het volle koopschat van zijn verkochte behuizing met annexen staande en gelegen aan de oostkant van Monnekeholm verkocht aan Eelke Sijgers en Trijntjen Wijbes egtelieden, volgens verzegeling van 21 maart 1741. Hij draagt het eigendomsrecht aan Jan Cramer en Luirdina Boelens over. Er wordt niet vermeld dat Jan en Luirdina dit geld nu voortaan te vorderen hebben van Eelke Sijgers en Trijntjen Wijbes, dus het pand komt aan hen.[251] 1743, 7 juni: Verschenen zijn: Hillegien Boons en Peter Scholtens als beneficiaire erfgenamen van wijlen Peter Boons wed. Zij verkopen aan mons. Jan Cramer en Luirdina Boelens een behuizinge met een hofjen daarachter op vrije eigen grond ten noorden Agter de Muire. Het is op 1 november j.l. al door de kopers aanvaard. Verkoopprijs 570 car. gld.[252] 1745, 3 juli: Verschenen zijn: de olderman Gerardus Wassenberg en vrouw Anna Lanckhorst, ehelieden, ter ener; beneffens monsr. Johannes Augustinus Cramer en vrouw Luirdina Boelens, ehelieden, ter andere zijde; ze hebben een verwisseling van hun behuizingen gedaan: Wassenberg krijgt een behuizing van Cramer, staande en gelegen aan de noordzijde vooraan in de Bruggestraat met de pakhuizen daarachter uitkomende bij de Putte op de kuipersplaatse aan ‘t Luttekemestraatje, zijnde alles vrij eigen grond, ‘zoo en in diervoegen de tweede comparanten (dus Cramer) bewonen en gebruiken’; Cramer krijgt een behuizing van Wassenberg, staande en gelegen aan de oostzijde in de Oostertraat op de hoek van de Sappengang, met een hofje achter ter zijde van deze behuizinge gelegen, ook op vrije en eigen grond, ‘zo en in diervoegen de eerste comparanten (Wassenberg) bewonen en gebruiken’. De omwisseling zal geschieden op 1-11-1745. Cramer moet 650 car. gld. bijleggen, omdat het huis in de Oosterstraat meer waard is. Verschenen zijn verder: Aaltjen Arents, wed. Wassenberg, t.b.v. Wassenberg en zijn vrouw en mons. Rudolphus Huisinge, t.b.v. Jan en Luirdina, die zich inlieten als zelfschuldige borgen ten aanzien van de wederzijdse verplichtingen van de partijen.[253] 1745, 26 juli: Verschenen zijn: de koopman Johannes Augustinus Cramer en vrouw Luirdina Boelens, egtelieden, die verkopen aan Kristiaan Lubbers en Clara Boekhorst, egtelieden, hun halve snikke, varende van Groningen op Delfzijl en vice versa, behorende de andere helft aan Walravens weduwe, met het recht van het veer, voorts met het aandeel in de paarden, schuren en stallen ervan en verdere annexen en toebehoren van dien. De verkoopprijs is 1500 car. gld. De kopers gaan daarover jaarlijks 4 % huur betalen.[254] 1745, 7 september: Verschenen zijn: Haijke Konneman en Elisabet Berents, egteluiden, die verklaren schuldig te zijn aan de koopman Johannes Cramer en juffrou Luirdina Boelens, egtelieden, een som van 200 gulden, heerkomende wegens winkelwaren, aan hen en aan de vader van Elisabet, Wessel Berents, geleverd. Ze gaan jaarlijks 8 gulden rente betalen over deze schuld. Op 13-5-1774 was deze schuld afgelost.[255] 1745, 7 oktober: Geert Suilman en Maria Heine, egtelieden, verklaren schuldig te zijn aan de koopman J.A. Kramer en juffrouw Luirdina Boelens, egtelieden, 439 gld. en 10 st., wegens geleverde winkelwaren. Ze beloven jaarlijks 4 % rente te gaan betalen.[256] 1747, 27 februari: Verschenen zijn: J.B. Cramer en Luirdina Boelens, egtelieden, woonachtig in Groningen, die verklaren aan Vlasblom en zoon schuldig te zijn 2000 car. gld. wegens genoten waren, waarover zij jaarlijks 5 % rente gaan betalen. Op 12-2-1749 was deze brief voldaan.[257] Blz. 511/512: Noot 2178: de vrouw van Reinje Tammens, Jemme, had niet het patroniem Scheltens. Zij was een dochter van Jacob Halsema en Catharina, landbouwers op Groot-Halsum te Kloosterburen. Blz. 546: Uit het huwelijk van Catharina Willems met Jacob Jans Bos zijn zes kinderen gedoopt in Uithuizen en uit haar tweede huwelijk met Renje Berents Bos vier kinderen. Blz. 551: Na zijn humanoria-studies gedaan te hebben bij de jezuïeten in Meppen (D), is Freerk Willems Boelens op 6 oktober 1761 aangenomen als scholastiek bij de Jezuïeten in Mechelen; in 1763 is hij naar huis gezonden.[258] Blz. 606: 1892, 9 februari: Verzegeling van de nalatenschap van Ailina (of Heilina) Willems Boelens, weduwe Hendrikus Jurriens Stiekema, overleden te Uithuizermeeden 8 febr. 1892. Op 9 februari 1892, daags na het overlijden, verschenen voor de rechter: Jan Willems Boelens, landbouwer te Rottum, Hendrik Willems Durenkamp, landbouwer te Kloosterburen, als executeurs testamentair van Heilina zich ook noemende Ailina Willems Boelens, weduwe van Hendrikus Jurriens Stiekema, gewoond hebbende en overleden te Uithuizen op 8 feb. 1892. Zij verzoeken de boedel van de overledene te verzegelen. De verzegeling zal nog diezelfde dag om 4 uur plaatshebben. Het sterfhuis aan de Groote Straat te Uithuizen moet verzegeld worden. Daartoe overgaande hebben wij verzegeld: in de voorkamer aan de westzijde, met twee ramen op de Groote Straat en twee ramen op een zijweg uitziende: een kleine roodbruin geverfde broodkast door er zijdelings een wit lint over te spannen zodat de deuren niet kunnen geopend worden; voorts niets meer in de woning aanwezig zijnde dat voor verzegeling vatbaar was, hebben wij summier beschreven: in dezelfde kamer: een klok, drie platen achter glas, spiegel, lamp, vaasjes en ornamenten, negen stoelen, tafel, tapijt, turfbak, mahoniehouten kast met eenige vrouwen kleedingstukken, een eikenhouten kastje met kleedingstukken, in een vaste kast eenig porcelein, twee koffiekannen, twee bedden met dekens en nog eenige vaasjes en ornamenten. in een voorkamer aan de oostzijde met twee ramen op de Groote Straat uitziende: vijf stoelen, een groote en een kleine tafel, een klok, drie platen achter glas, een kachel, en een eikenhouten kabinet waarin eenige beddelakens, linnengoed en vrouwen kleedingstukken, benevens in een blikken doosje een bedrag van f 200 in papier en zilvergeld, een een gouden oorijzer. In de keuken aan de oostzijde, achterkant van het huis: eenig glas en aardewerk, een fornuis en een spiegel In de schuur aan de westzijde, achterkant: eenige aarden potten, turf, brandhout, een trapje, een droogrek op de zoler: tuingereedschappen, een kruiwagen en wat rommel. In de melkkamer, grenzende aan de schuur: negen houten emmers en vaten. In de tuin: drie kippen Verschenen is: Catharina Bos, eerder weduwe van Harmannus Meyer, thans vrouw van Nicolaas Lefferts, zonder beroep te Uithuizen, als enige bewoonster van de woning der overledene. Zij heeft gezworen dat zij niets heeft verduisterd. Als bewaarders van de verzegeling zijn aangesteld Ricardus Meyer, timmerman, en Jan Pomper, rijksveldwachter, beiden te Uithuizen. Ontzegeling, waarin 24 geïnteresseerden. De boedel waarschijnlijk behandeld door de notaris te Uithuizen.[259] Blz. 617: 1879, 30 juli: Strafzaak tegen Albert Roorda, geboren te Burum en Jan Karel Schubart, 26 jaar, geboren te Fransum, beiden arbeiders, zonder vaste woonplaats, wegens diefstal. Het gaat om: een jas, een broek, een wollen hemd, een wollen onderbroek, een blauw boezeroen, een paar blauwe wollen kousen, een paar schoenen, een manshemd, een lege portemonnaie, twee nieuwe bedlakens. Het betreft een diefstal met inklimming op een plaats die niet als bewoond huis wordt aangemerkt en gewone diefstal door beiden en in vereniging gepleegd. Ze hebben meerdere diefstallen gepleegd. Ze hebben op een avond in het voorjaar uit een gesloten hut op het erf ten nadele van de landbouwer K. Wiersum onder Uithuizermeeden een stuk rookvlees weggenomen. Schubart is door een raam naar binnen geklommen en heeft voor Roorda de deur opengemaakt. Schubart heeft verder uit de bewoonde behuizing van de landbouwer G. Wieringa onder Uithuizen op 13 juni een jas gestolen. Roorda heeft die jas overgenomen en gedragen. Verder hebben beiden op 3 juli van het erf van de landbouwer Jan Boelens te Rottum ieder een laken weggenomen. Roorda heeft op 21 juni nog een rood baaien hemd gestolen van het erf van de dagloner J. Rozeboom te Eppenhuizen. Schubart heeft op 29 juni bij de dagloner J. Bos en zijn vrouw H. Wieringa onder Uithuizen een hemd weggenomen. Schubart heeft bekend dit jaar een nacht in de bewoonde behuizing an de landbouwer G. Wieringa onder Uithuizen te hebben doorgebracht en dat hij de volgende morgen de hiervoor genoemde jas heeft gestolen. Roorda heeft ook bekend de jas te hebben overgenomen. Getuige o.a. Geert Wieringa, landbouwer, en Anna Elerie, 16 jaar, dienstmeid bij deze Wieringa, beiden wonende te Uithuizen; voorts als getuige Petronella Boelens, [dochter van Jan Boelens] zonder beroep te Rottum. Anna Elerie heeft gezien dat Roorda de jas droeg. De mannen hadden de nacht van 12 op 13 juni doorgebracht bij Wieringa. Roorda heeft verder bekend dat hij met Schubart op het erf van de landbouwer Boelens in Rottum was en dat ze daar toen ieder een laken hebben weggenomen. Petronella Boelens, dochter van de landbouwer J. Boelens heeft verklaard dat op donderdag 3 juli van het erf van haar vader twee beddelakens vermist werden. Een vrouw Medendorp, arbeidster te Rottum, heeft onder ede verklaard dat zij 's middags de lakens niet meer op het erf bij Boelens gezien had, terwijl ze er 's morgens nog waren. En zo worden zaak voor zaak afgehandeld, alle voorwerpen passeren de revue.[260] Blz. 626: Regnerus Boelens, 35 jaar, landbouwer, wonende onder Douwen Hij heeft op 9 oktober 1920 de berm van de openbare kunstweg onder Douwen bereden met een voertuig, niet omdat hij moest inhalen of iets voorbij rijden. Het was een met twee paarden bespannen wagen waarmee Boelens de hele dag aan het stro rijden was. Boelens voerde tot zijn verdediging aan dat dit al jarenlang zo gegaan is en er nog nooit aanmerking op is gemaakt; dat het ook bij het maken van een wending daar ter plaatse niet anders kan met een bespannen wagen, dat hij anders een eind zou moeten omrijden. Hij krijgt toch een geringe straf opgelegd. Geldboete van f 1.[261] Blz. 628: Henderika A.M. Kramer-Boelens is op 1 december 2010 te Winsum overleden. Cornelis Maria van der Voort is op 12 augustus 2012 te Delft overleden. Blz. 629: Mathias Theodorus Antonius Swart is op 7 juni 2013 te Emmeloord overleden. Theodora Maria Swart-Boelens is in mei 2015 in Tollebeek overleden. Maria Agatha Boelens (nr 10) is op 29 augustus 2014 te Wijchen overleden. Blz. 630: Margaretha Maria Boelens (nr 11) is op 25 juni 2007 te Utrecht overleden. Blz. 631: Theodorus Willem Boelens was ook gemeenteraadslid voor de gemeente Dalen. Johanna Maria Hermina Boelens-Lohues is op 11 april 2015 te Dronten overleden. Blz. 632: Edwin Boelens is getrouwd/heeft een relatie met Corrie Blonk. Zij hebben drie kinderen: Niels (nadere gegevens volgen), Nienke Boelens, geboren 23 oktober 2007 te Dronten, Noortje Boelens, geboren 27 juni 2011 te Dronten. Esmiralda: beroep: verpleegkundige. Zij woont samen met Andries (André) Platte, verkoper, geboren te Elburg op 22 juli 1980, zoon van Jaap Platte en Henny van Riesen. Uit deze relatie: een zoon en een dochter. Blz. 633: Jolanda en Ronald Opstal-Boelens hebben inmiddels drie kinderen. Herman Hermannes Fredericus Boelens is op 27 januari 2009 te Monster overleden. Carolien Boelens heeft een relatie/is getrouwd met met Joep den Brok. Zij hebben twee kinderen. Richard Bernardo Boelens en Claudia van Diest hebben twee kinderen: Niek Boelens (nadere gegevens volgen) en Irene Evita Boelens, geboren 24 mei 2011. Sandra Boelens heeft een relatie/is getrouwd met Mark Scholtanus. Zij hebben een zoon. Blz. 636: Regnerus Alfonsus Jozef Boelens is op 19 november 2016 in Rotterdam overleden. Blz. 637: Regnerus Willem Boelens is op 30 mei 2009 te Monster overleden. Blz. 638: 1896, 2 juli: Gerhardus Wijninga, 19 jaar, geboren te Mensingeweer, boerenknecht, wonende te Wehe. Hij wordt beschuldigd van mishandeling van Antje van der Zweep op het erf van Regnerus Boelens te Douwen onder Leens. Hij had haar een slag op het hoofd gegeven omdat hij boos op haar geworden was want zij had hem geplaagd. Antje verklaart dat zij in de voormiddag van 10 mei j.l. met de beklaagde en de klein-knecht Hendrik Munniksma op het erf waren van de landbouwer Boelens te Douwen, bij wie zij allen in dienst waren. Dat zij tegen Munniksma die een der kinderen in de kinderwagen reed, zei dat hij in de schuil moest gaan, waarop beklaagde aanmerkte dat hij wel over de vonder kon gaan, dat, toen zij hierop zeide dat het beter was dat hij, beklaagde, daarover ging, deze boos is geworden en haar hevig op het hoofd heeft geslagen. Wijninga krijgt een maand gevangenisstraf.[262] 1900, 7 november: Eppe Fokkens, boerenknecht, geboren te Ulrum 9 mei 1883, wonende te Wehe, heeft op 14 okt. 1900 bij de woning van S. de Vries onder Wehe Regnerus Boelens bedreigd met brandstichting van zijn boel “als je mijn geld niet geeft, steek ik jouw boel in brand”. Boelens verklaarde dat de bedreiging op hem den indruk heeft gemaakt van een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke vrijheid en hij er eerst geheel door ‘van streek’ is geweest. Fokkens krijgt 3 weken gevangenisstraf.[263] Blz. 643: Cecilia Martha Maria Boelens is op 23 augustus 2010 te Groningen overleden. Petronella Margaretha Jozephina Boelens is op 17 november 2009 te Groningen overleden. Blz. 645: Ferdinand Petrus Boelens is op 4 december 2013 te Groningen overleden. Blz. 646: Bij nr. 4: Annemarie M.S.: de moeder van haar partner heet: Maria Laurina Klaasman. XII-aq: Olja Stanimirovic (accent aigu op de c) heeft als titels: dr. ir. Haar vader heet Pavle. Bij haar moeder moet ook een accent aigu op de c. Hans en Olja wonen in Leiden. Hans werkt niet meer als wetenschappelijk medewerker. Hij is chemometricus bij Albemarle BV te Amsterdam. Ze hebben nog twee kinderen gekregen, beiden geboren te Haarlemmermeer: 2. Lida Lenka Tosca, geboren op 9 maart 2009 en 3. Fedja Fred Pavle, geboren op 21 mei 2012. XII-ar: 5. Eleonora Laetitia Dorinde (Jildou), geboren Ter Apel 1 september 2007 De roepnaam van Siebrand P.J. is Siebren. Blz. 647: XXII-as: heeft ook een dochter: Sarah Ruth, geboren te Utrecht op 13 juli 2000 Blz. 660: 1901, 23 oktober: Reijnder Kerkhoff, geboren te Eenrum op 13 dec. 1853, dagloner aldaar, wilde op 22 sept. 1901 te Eenrum niet het afgesloten erf van de landbouwer Willem Boelens verlaten (Boelens was huurder van dat erf). Boelens had hem meermalen daartoe gemaand. Willem Boelens en de andere getuige, Henderika Haak, hebben verklaard dat het zo gegaan is. Ook getuige G. Essing verklaart dat het erf van W. Boelens is afgesloten door een gracht en een schutting. Kerkhoff krijgt een geldboete van f 3 en twee dagen hechtenis.[264] Blz. 663: 1921, 3 december: Laurentius Wilhelmus Boelens, landbouwer, geboren op 27 juni 1900, wonende te Broek, heeft op 6 september 1921 onder de gemeente Winsum als bestuurder, gezeten zijnde op een tweewielig motorrijtuig in de hoofdstraat ter plaatse, en wel dat gedeelte vanaf het midden der zoogenaamde boog tot aan het huis van den heer kantonrechter te Winsum, waar het uitzicht door twee kort op elkaar volgende bochten belemmerd is, de weg een hellend karakter heeft, en waar doorgaans veel verkeer is, gereden met grote snelheid waardoor de vrijheid althans de veiligheid van het verkeer in gevaar werd gebracht. Het nummer van de motor was: A3755. De snelheid bedroeg wel 30 km per uur. De genoemde afstand van 125 meter legde hij af in 15 seconden, hij reed 30 km per uur!! Hij moest eerst de bocht bij het gemeentehuis nemen, dan de naar de Dorpsstraat sterk hellende Molenstraat passeren, terwijl hij met onverminderde gang de zeer gevaarlijke bocht bij de kantonrechter nam. De beklaagde ontkent dat hij het verkeer daardoor in gevaar heeft gebracht, omdat hij een ervaren rijder is. Geldboete van f 12.[265] Blz. 664: 1930, 6 oktober: Laurentius Wilhelmus Boelens, geboren te Eenrum op 27 juli 1900, landbouwer, wonende te Eenrum. In de door hem bewoonde boerderij te Eenrum is een geweer aangetroffen. De boerderij en het geweer behoren aan zijn vader, voor wie gedaagde zetboer is; hij verklaart dat zijn vader sedert 1924 te Kloosterburen woont en het geweer op de boerderij is achtergebleven en door hem voor zijn vader wordt bewaard. Hij krijgt een geldboete van f 2 en het in beslag genomen geweer wordt teruggegeven. Boelens had geweigerd het geweer aan de Rijksveldwachter af te geven (het betrof een bevel Inlevering Vuurwapens van het Hoofd van de plaatselijke politie te Eenrum, d.d. 16 mei 1930).[266] 1945: Artikel uit onbekende krant: ‘Geruchtmakende zaak in Kloosterburen’: Voor de politierechter in Groningen stond terecht Taeke R., destijds in dienst bij de landbouwer L.W. Boelens te Kloosterburen, van wie hij de boerderij beheerde (als bedrijfsleider). Hij zou zich op 1-11-1944 een hoeveelheid tarwe en gerst hebben toegeëigend en deze hebben laten vervoeren naar zijn ouders in Friesland. Hij werd ook nog beschuldigd van iets anders: Hij had toestemming van Boelens om een varken voor eigen gebruik vet te mesten, maar hij ruilde het gemeste varken in en begon een tweede varken vet te mesten. Boelens getuigt en verklaart dat hij meermalen producten miste en R. daarvan verdacht. Op Allerheiligen 1944, toen Taeke wist dat Boelens wegens de zondag niet op de boerderij kwam, heeft hij zijn slag geslagen. Boelens had ook ontdekt dat beklaagde het varken dat hij mocht vet mesten, voedde met volle melk van de koeien van Boelens. Aan de verkoop van het gemeste varken verdiende Taeke f 40. Boelens was zeer gegriefd juist omdat hij altijd aan zijn personeel een hoeveelheid tarwe en gerst ter beschikking stelde als gift voor eigen gebruik. Toen de diefstal vaststond heeft Boelens om Taeke en zijn gezin te sparen geen aangifte willen doen. Hij moest de schade vergoeden en de boerderij ontruimen. Maar Taeke begon Boelens te belasteren, hij roddelde dat Boelens grieven zocht om hem van de boerderij te krijgen en een vriendje in zijn plaats te kunnen benoemen als bedrijfsleider. Omdat die lasterpraatjes aanhielden heeft Boelens in juni 1945 toch aangifte gedaan. Getuige Bolhuis, landbouwer te Uithuizen, verklaart dat verdachte op 1 november 1944 bij hem kwam met het verzoek 8 zakken graan naar Molenrij te vervoeren. Hij kon het zelf niet doen omdat het voor katholieken een zondag was. Het graan zou vanuit Molenrij per schip naar Friesland vervoerd worden. Bolhuis vond het vreemd dat Taeke hem vroeg zijn eigen paard te gebruiken zodat niemand zou zien dat het graan van Boelens was. Er waren meer geheimzinnigheden en Bolhuis stelde Boelens op de hoogte. Deze wist nergens van. De zakken waren geadresseerd aan de ouders van de verdachte. Ook Schut, een andere getuige, verklaarde dat hij op de bewuste Allerheiligen zakken graan en aardappelen vervoerd had voor de verdachte (het artikel gaat verder op een volgende pagina, doch deze ontbreekt). Blz. 668: Fredericus Gregorius Maria Boelens is op 30 mei 2009 te Veendam overleden. Cornelia Maria Boelens-Röben is op 28 maart 2017 te Veendam overleden. Blz. 671: Johannes Petrus Canisius Boelens heeft niet de titel doctorandus. Hij heeft dat ook nooit beweerd, de fout is gemaakt door de schrijver. Hij is overleden te Zutphen op 1 februari 2011. Blz. 672: Willem-Ite Boelens is op 2 februari 2015 te Venray overleden. Anna-Petra Boelens-Deenen is op 3 april 2017 te Venlo overleden. Blz. 673: Vilja Boelens is gescheiden van Marthy Coumans. Blz. 674: Laurens Boelens is gescheiden van Caroline Bresson. Blz. 684: Almanak voor de Provincie Noord-Braband, 1843: Policie: Commissaris van Policie: P.J. van Zuijlen. Er waren zes agenten: J. Lensen, P. Sprangemeijer, J. Boelens, H. Goossens, C. Wunderlich, F. Valk. Blz. 686: 1853, 11 februari: voor notaris Molhuijsen te Vught is verschenen Johannes Boelens, koopman, wonende te ‘s-Hertogenbosch. Hij verklaart schuldig te zijn aan Laurens Martinus Spee, koopman, wonende te Horst (L), aanwezig, de som van f 800 wegens een geldlening. Hij belooft 4 % rente te gaan betalen en tot waarborg van de betalingen verleent hij hypotheek op een huis en erf, staande en gelegen te ‘s-Hertogenbosch in de Snelstraat, bij het kadaster bekend sectie G nr. 755, groot een roede, 19 ellen.[267] 1856, 22 april: voor notaris Molhuijsen te Vught is verschenen: Johannes Boelens, koopman, wonende te ‘s-Hertogenbosch, die verklaarde schuldig te zijn aan Christianus Franciscus Martinus Spee, koopman, ook te ‘s-Hertogenbosch woonachtig, een som van f 600. De rente bedraagt 5 %. Het betreft een geldlening. Tot zekerheidsstelling der betalingen verleent Jan Boelens hypotheek op een huis en erf staande en gelegen in de Snelstraat en bij het kadaster bekend onder sectie G nr. 755, groot een roede, 19 ellen.[268] 1858, 29 juni: zelfde notaris: Jacobus (sic) Boelens, zonder beroep, en zijn huisvrouw Johanna Consent, koopvrouw, beide te ‘s-Hertogenbosch. Zij verklaren hoofdelijk schuldig te zijn aan de heren Christianus Franciscus Martinus Spee en Jacobus Christianus Johannes Spee, kooplieden te ‘s-Hertogenbosch, handelende onder de firma Gerardus Jacobus Spee senior. Het gaat om f 1700 en het is een geldlening. Het echtpaar Boelens-Consent belooft binnen 12 jaar het geld te hebben terugbetaald. Zij verlenen hypotheek op hun huis en erf staande en gelegen te ‘s-Hertogenbosch aan de Snelstraat.[269] Blz. 687: 1877, 5 mei: Een advertentie van Anna Boelens-Consent[270]:
Blz. 698: 1863, 18 december: Willem Boelens, 22 jaar, kleerkooper, geboren en wonende te 's-Hertogenbosch. Hij wordt ervan beschuldigd op 9 december van de soldaat van het 5e regiment infanterie Josephus Bueters (verderop staat Buters) te hebben gekocht een kapotjas, behorende tot de kleding van die soldaat, zonder toestemming van de officier of op ander openbaar gezag. Op 31-12-1863 was de rechtzitting. Hij wordt schuldig bevonden en krijgt een boete van f 10 opgelegd. Verder moet hij de rechtskosten betalen: f 0.88. De jas moet aan het militair gezag worden terruggegeven. Dit vonnis is gewezen op 14-1-1864.[271] 1869, 20 december: De notaris SCHEEFHALS te Uden, zal op Maandag 3 en Dingsdag 4 Januarij 1870, telkens des voormiddags te 10 uren te beginnen, ten herberge van J. DONKERS te Uden, in de Zwaan, ten verzoeke van W. BOELENS, uit 's Hertogenbosch, PUBLIEK VERKOOPEN: Zwart en blaauw Laken, Baai, Bever, blaauw Dimet, ruwe Katoen en Baseroenegoed, wollen Châles en wollen Doeken, allerhande soorten van Kleedjesstoffen, zwarte Lustre en Camelotte, Pilou, Manchester, wollen Manufacturen, geruit en ander Beddenbont, Wollen en Katoenen Dekens, Buckkin, Duffel, Moskowa's en gevuld Beddengoed, gemaakte Tijken en Kleederen, eene groote partij witte en gekleurde Katoenen Lappen en hetgeen verder zal worden ten berden gebragt. Zegt het voort.[272] Blz. 699: 1876, 4 november: De Duitser (zie hierna) die j.l. zondag te Zevenaar is aangehouden, had zich, naar men verneemt, schuldig gemaakt aan het ontvreemden van verschillende goederen toebehoorende aan den koopman J. Boelens (=Joannes Wilhelmus, Willem, zie ook hierna) die in de herberg van Van Schaik te Utrecht aan de Leidsche weg zijn intrek had genomen; onmiddellijk werd hij bij zijn aankomst in Zevenaar gearresteerd en naar hier gebracht.[273] 1877, 16 januari: Een mededeling over Philip Schnierer die in Den Bosch gedetineerd was. Hij zal op 22 januari in Amsterdam terecht staan omdat hij ervan verdacht wordt een aantal blauwe kielen ontvreemd te hebben in de herberg van Van Schaik te Utrecht, ten nadele van W. Boelens te 's-Hertogenbosch. Hij was in Den Bosch al berecht en vrijgesproken, maar de officier van justitie is in hoger beroep gegaan. Willem Boelens was dus met zijn handeltje in Utrecht (waar zijn broer woonde) en aldaar beroofd.[274] Blz. 702: De tapperij/het café van Bernard Boelens was op de hoek van de Markt en de Markstraat. Het pand is in 1906 gesloopt. In de nacht van 11 op 12 februari 1877 zijn door het kapot slaan van een ruit inbrekers binnengekomen en hebben drie zilveren horloges ontvreemd. ’s Nachts is het pand onbewoond volgens dit artikel.[275] Blz. 726: Er staat een artikel in de krant van 29 september 1892 over een fanfare in Velddriel die weer nieuw leven ingeblazen is. Een hele beschrijving van hun optreden waarbij met name de nieuwe petten genoemd worden die geschonken waren door Jan Boelens uit Den Bosch. Blz. 730: Petronella Henrica Antonia Boelens is niet op 14 februari maar op 15 februari 1942 overleden. Blz. 734: Noot 2928: de brand was op 22 oktober 1930 Blz. 735: Anna en Willem Claessen-Boelens verhuizen niet pas in 1893 naar de Orthenstraat. Ze wonen al in dat huis bij de geboorte van de oudste dochter op 1 juni 1889. Blz. 746: Betreffende Walterus Brouwers: In 2014 kreeg ik via zijn kleinzoon Wim Brouwers uit Vlijmen meer informatie over de man die ‘met de noorderzon vertrokken’ was zoals altijd in de familie Boelens gezegd werd. Wim had een en ander in Amerika uit laten zoeken. Walterus geeft vrijwel altijd als geboortejaar 1880 in plaats van 1878. Zijn naam wordt in Amerika: Browers. Wim Brouwers: In 1899 krijgt hij een tijdelijk paspoort voor Amerika. Op 10-9-1900 wordt hij uitgeschreven uit ‘s-Hertogenbosch en vertrekt naar West-Vlaanderen. Op 14-11-1901 weer ingeschreven Orthenstraat B107a, Pensmarkt B35. Op 26-4-1905 uitgeschreven naar Tegelen. Op 20-4-1906 uitgeschreven naar Helmond (??). Op 8 juni 1906 gezin ingeschreven in ‘s-Hertogenbosch met uitzondering van Walterus. Markt B19 (vanuit Tegelen). Source: Canadian Passenger Lists, 1865-1935: From Liverpool to Quebec arrived May 1906. William Browers, 28, married, from Holland, destination Winnipeg, Man. Source: Border Crossings: From Canada to U.S., 1895-1954: 2 Aug 1906 @ Winnipeg, Manitoba. Walter Browers, 27, Male, Single, Farm laborer, from Holland, Dutch, last resided in Winnipeg, final destination St. Thomas, North Dakota, never in the U.S. before, port of landing Quebec, May 13 1906, SS. Empress of Britain. Op 7-3-1907 wordt Walterus weer ingeschreven bij zijn gezin in Den Bosch. Op 23-4-1907 uitgeschreven uit 's-Hertogenbosch, naar Nijmegen. Hij is dus tussendoor weer naar Nederland gegaan. In het trouwboekje van hem en Cato Boelens staat voorin met potlood de datum 24 decembr. 1907. Ik veronderstel dat dit de datum is waarop hij definitief vertrokken is naar Amerika. Tijdens zijn korte huwelijk (1902-1907) is hij dus twee keer naar Amerika geweest. US Census Records 1910: residing at 322 W 52nd St. New York City, Browers, Walter, Lodger, Male, White, 30, Single, born in Holland, immigrated in 1906, alien status, meat butcher. Op 14-11-1913 trouwt een Walter Browers, 32 jaar, in Chicago (Illinois) met May Elizabeth Christian, 31 jaar. Op 2-9-1915 trouwde hij in Cuyahoga (Ohio) met Marie Schönberger, een in 1897 geboren Oostenrijkse vrouw, dochter van Carl Leonhardt Schönberger en Thekla Heitel. Op 14-5-1919 komt hij aan op Ellis Island als lid van een scheepsbemanning (steward) vanuit Nuevitas (Cuba). Als chief steward reist hij in deze periode tussen verschillende havens op en neer. Adres 1920: bron Wim Brouwers: 601 West 182d Street, New York City In dec. 1920 vraagt hij een ‘Emergency Passport’ aan. Hij verklaart in 1899 naar Amerika geëmigreerd te zijn (waarschijnlijk was dit zijn eerste kennismakingsreis). Op 6-11-1918 is hij genaturaliseerd Amerikaans staatsburger geworden (U.S. New York City Supreme Court). Hij verliet de V.S. op 19-5-1920 en kwam aan in West Hartlepool, Engeland, op 10-12-1920. Hij wordt in Engeland gestationeerd en vraagt zijn paspoort aan te vullen (een zgn. Seamans Identification Certificate) om tussen Engeland, België en Holland te mogen reizen (visiting relatives). Hieruit blijkt ook dat hij in aktieve dienst was bij de Naval Reserve. Dit werd op 12-11-1917 omgezet in aktieve dienst bij de U.S. ‘E. J. Derber has received information from his daughter Mrs. Nina Derber Browers, that she and her husband are sailing for Paris, France to attend the American legion convention. Mr. and Mrs. Browers plan to visit Holland, Belgium, Switzerland, Germany and France. They will return to the United States Nov. 4, and will visit Mr. Derber during the Christmas holidays.’ Source: Oshkosh Daily Northwestern 13 Sep 1927 page 12. Op 1-11-1927 komt hij aan in de haven van New York, afkomstig uit Le Havre; de naam van het schip is Tuscania. Hij is getrouwd. Adres: 43 East 27th Street, New York. Bij hem is Nina E. ‘Browers’, geboren in Oshkosh (Wisconsin) op 11-9-1890. Zelfde adres als hij. Op 9-2-1928 komt hij aan in de haven van New York, afkomstig uit Nassau (Bahamas). De naam van het schip is Munargo. ‘To Take Charge of Restaurant. Nina E. Derber Browers, wife of the chef at the Princess Anne Hotel, and well known in this city, has opened a restaurant at 720 Main street next to the Maury Hotel. The interior of the building has been completely renovated and new and modern furnishings installed. Mrs. Browers and her husband have been residing in this city since March 1, of this year at which time Mr. Browers resumed his former position as chef at the Princess Anne which he vacated some time previous. Mrs. Browers is active in the American Legion Auxiliary affairs being a member of Old Glory Naval Post No. 48 of Brooklyn, N.Y.’ Source: The Free Lance-Star, Fredericksburg, VA, Saturday, Nov. 30 1929. Ook deze Nina Derber is een onwettige echtgenote. Alles bij elkaar zien we dat Wout in Amerika drie keer trouwt. Al deze huwelijken zijn onwettig, want hij is nooit gescheiden van Cato Boelens in Nederland. Waarschijnlijk is hij in Amerika van zijn twee eerste echtgenotes daar ook niet gescheiden. De staten waar de huwelijken plaatsvonden liggen ver uiteen… US Census Records 1940: Assembly District 20, Manhattan, leeftijd: 59 jaar, weduwnaar, kamerhuurder, geboren 1881 Holland. De huisbaas heet Gilbert Schacht, 37 jaar, geboren New York. Adres: 306, East 124th Street. Hij heeft public emergency work gedaan? Hij is zonder werk? Registratie dienstplicht voor de Tweede Wereldoorlog: Adres in 1942: 306 East 124th Street, New York City; als persoon die ‘always knows’ zijn adres geeft hij Jos. Schacht, die op hetzelfde adres woont als hij. Als naam van zijn werkgever: Eddy Byrne, 770 Columbus Avenue, New York City. Het adres van zijn werk is: 1327- 3d Avenue, New York City. Op 29-5-1953 komt hij aan in de haven van New York. Hij is dan afkomstig uit Antwerpen, de naam van het schip is Tervaete. Op dat moment is hij weduwnaar. Zijn adres in Amerika is: 75, Union Street, Saratoga Springs (staat New York). Hij is overleden op 3 november 1957 in het ziekenhuis van Albany (NY). Hij is begraven in St. Peter’s kerkhof in Saratoga Springs. Zijn graf krijgt geen grafsteen in eerste instantie. Maar in de zomer van 1958 wordt er door de gemeente Saratoga Springs een aanvraag ingediend voor een grafsteen. Deze wordt gehonoreerd. Hij krijgt de steen op grond van het feit dat hij in een ongemerkt graf ligt, terwijl hij toch als ‘chief commissary steward’ werkzaam geweest is en aldus beschouwd kan worden als ‘former member of the Armed Forces of the United States’. De steen moet bezorgd worden bij James A. Hyde, 13, Greenridge Place, Saratoga Springs, NY. Deze zal zorgen dat de steen op het kerkhof komt. Blz. 757: Een leuk artikel in de krant:[276]
Blz. 770: Josephina Johanna Klerks is op 23 juli 2007 te ’s-Hertogenbosch overleden. Johanna Petronella Cecilia Maria Boelens is op 23 oktober 2008 te Vught overleden. Petronella Theodora Maria Boelens is op 3 juli 2016 te ’s-Hertogenbosch overleden. Blz. 778: Rian Valerie Boelens is makelaar en woont in Voorburg (ZH). Zij is getrouwd aldaar op 18 juni 2011 met drs Jasper Gerard Dijk, teamleider adviseurs bedrijven bij Rabobank, woonachtig te Voorburg, geboren te Den Haag op 28 augustus 1981, zoon van Jurjen Kasper Dijk en Brenda Jacobs. Rian en Jasper hebben twee kinderen. Blz. 785: 1919, 6 november: Christianus Boelens, geboren te ‘s-Hertogenbosch op 10 juli 1888, zeilmaker, wonende te Arnhem, thans gedetineerd in het huis van bewaring te Groningen, heeft op 29 sept. 1919 te Groningen een doos met ‘kleedingstukken’ van Johannes Cornelis Simon weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging is geput, dat de beklaagde het ten laste gelegde heeft gepleegd, derhalve werd hij vrijgesproken.[277] Blz. 791: Johanna (Annie) Scholte-Boelens is op 29 april 2015 te Enschede overleden. Blz. 792: Ludewea Adriana Wilschut-Boelens is op 8 juni 2018, vermoedelijk te Ede, overleden. Wilhelmina (Miep) Boelens is op 29 april 2014 te Ulft overleden.
Boek II Blz. 810: Bernard Boelens was een echte handelaar. In 1895 heeft hij een partij van allerlei soorten inkt opgekocht en biedt hem te koop aan in de krant[278]:
Blz. 815: 1908, 27 april: Er brak brand uit in een magazijn van Bernard Boelens, dat hij huurde. De verhuurder was Leo van Vugt, firmant van ijzerwarenhandel George van Vugt aan de Hoge Steenweg. Het magazijn lag achter de woning van Van Vugt aan de Hoge Steenweg. Het was opgesplitst in twee delen. Een deel was bereikbaar vanuit het pand aan de Hoge Steenweg. Het achterste deel had de ingang aan de erachter gelegen Suikerstraat en was verhuurd aan Bernard die daar een opslag had. Een groot deel van de manufacturen en andere ongeregelde goederen van Bernard viel ten prooi aan de vlammen. De vlammen vonden ‘een gretige voorraad’ in de manufacturen. Ook het gedeelte van Van Vugt zelf liep grote schade op. Men was bang dat het vuur zou overslaan naar de arbeiderswoningen aan de Scheidingsstraat. Mannen hadden al met water staan spuiten en toen de brandweer na een half uur verscheen, was het vuur snel onder controle waardoor alleen de magazijnen volledig uitbrandden. Ook het kantoor van Van Vught werd verwoest en de achterzijde van zijn woning liep grote schade op. De schade voor zowel Boelens als Van Vught was enorm. Gelukkig dekte de verzekering de schade.[279] 1909, 25 mei: Bernardus Adrianus Boelens, koopman, 42 jaar, geboren en wonende te 's Bosch. Hij wordt ervan beschuldigd dat hij in de vroege morgen van 26 april te Boxtel Wilhelmina van Oorschot, huisvrouw van de Langenberg, heeft mishandeld door haar opzettelijk gewelddadig met een houten schraag te slaan en haar te schoppen. De rechtbank wil hem schuldig verklaren en veroordelen tot een boete van f 25; en bij wanbetaling tot een hechtenis van 50 dagen. Rechtzitting 5 juni 1909: Wilhelmina verklaart dat zij onenigheid kreeg met Bernard over hun staanplaatsen op de jaarmarkt te Boxtel. Hij sloeg haar met een schraag in haar zij, dat veroorzaakte veel pijn. Andere getuigen: verklaren hezelfde. Het schoppen is niet bewezen, daar wordt hij van vrijgesproken. Hij wordt schuldig bevonden aan mishandeling. Veroordeeld tot een geldboete van f 30. De boete moet binnen twee maanden betaald zijn, anders gaat hij 60 dagen de cel in. Wilhelmina heeft nog een schadevergoeding van f 10 geëist omdat zij op de Boxtelse jaarmarkt en op de Tilburgse en twee Boxtelse weekmarkten haar beroep van koopvrouw niet heeft kunnen uitoefenen vanwege het schoppen van gedaagde tegen haar onderbeen. De dokter had haar gezegd dat ze rust moest houden. De rechtbank vindt haar eis ongegrond.[280] 1910, 10 september:[281]
Blz. 816: Eind van de 6e alinea: ‘De andere marktkooplieden vonden dit een rare gewoonte en iedereen wist dat ze dat deed’. Bij een herschikking van de tekst is deze zin blijven staan. Hij had verwijderd moeten worden en heeft geen betrekking op het voorafgaande stukje. Blz. 817: 1916, 2 februari:[282]
1916, 7 februari:[283]
Blz. 822: De op één na laatste regel: het adres was wel Nieuwstraat 4, maar achter die voordeur is een opgang naar het bovenhuis boven Hinthamerstraat 30, het filiaal van de winkel van haar oudste zoon Christ, die aan de overkant woonde. Blz. 841: Nr. 27: definitief Sjef Strijbosch Blz. 842: 1920, 27 januari: Een opvallende advertentie laat zien dat Christ Boelens in het Tweede Korenstraatje (Karrenstraat) niet alleen in textiel handelde. Blz. 844: Op Hinthamerstraat 45 was niet eerst een café gevestigd. 1937: De notariële akte bevindt zich toch nog in de familie. Hij is gedateerd 25 okt. 1937; de akte is verleden voor notaris Rits te ’s-Hertogenbosch. Christ koopt het onroerend goed van de erfgenamen van de ongehuwd overleden Elisa Maria Mulder. Vanaf sept. 1929 huurde hij het pand van haar en had recht van eerste koop. Blz. 858: Antonius N.J. Crefcoeur is op 25 december 2014 te ’s-Hertogenbosch overleden. Blz. 859: 1e alinea: het werkwoord ‘bombarderen’ is niet correct. De wijk heeft zwaar geleden onder beschietingen en granaatvuur. Blz. 862: Pieter van Helden is op 29 januari 2007 te Fort Lauerdale overleden. Blz. 865: drs Oliver B.A. Boelens is getrouwd te Beek-Ubbergen op 20 juni 2008 met drs Marieke Berends, internist-oncoloog in opleiding, geboren te Tilburg op 8 februari 1976, dochter van Marius Berends en Wil Verbruggen. Oliver en Marieke hebben een dochter: Fenne Paula Boelens, geboren te Nijmegen op 21 december 2008 en een zoon Sam Marius Ben Boelens, geboren te Nijmegen op 8 juni 2010. Ze wonen in Nijmegen. Op 1 mei 2015 promoveert Oliver Boelens tot doctor in de geneeskunde met het proefschrift: The Anterior Cutaneous Nerve Entrapment Syndrome, a protocol for diagnosing and treating patients with abdominal pain due to ACNES. De voornamen en geboortedatum van Gwenneth zijn onjuist: Gwenneth Patricia Pauline is geboren op 12 september 1980. Zij is beeldend kunstenaar. Gwenneth heeft sinds 2000 een relatie met Nicolaas Jacobus (Nickel) van Duijvenboden, auteur, geboren op 12 maart 1981 te Amsterdam, zoon van Mattheus van Duijvenboden en Johanna Maria Passchier. Gwenneth en Nickel wonen in Amsterdam en hebben een zoon. Johanna Boelens-Kusters is op 8 juli 2009 te Boxtel overleden. Blz. 869: Ries van Meel is op 25 januari 2008 in Almunecar (Spanje) overleden. Zijn vrouw Wiliane Boelens is op 5 juni 2008 in Motril (Spanje) overleden. Blz. 873: Adrianus C.C.J. Boelens is op 16 december 2007 te Nijmegen overleden. Blz. 876: Martje en Benny Ambrosius-Boelens zijn op 28 september 2007 in Den Bosch getrouwd en hebben inmiddels drie kinderen. Blz. 877: Anna Maria Boelens-de Jong is op 19 februari 2014 te ’s-Hertogenbosch overleden. Blz. 878: Ruud Boelens is in 2003 gescheiden van Henny van Gemert. Ruud is op 21 december 2008 te Jakarta (Indonesië) getrouwd met Pingkan Emanuelle (Emmy) Sumampow, geboren te Jakarta op 17 juni 1977, dochter van Dengah Sumampow en Sylvia Bernardo. Christ Boelens (XIII-p) is mede-eigenaar groothandel laboratoriumapparatuur. De roepnaam van zijn zoon Christianus is Kick. Leon Boelens (XIII-q) is overleden te Drunen op 18 september 2018. Blz. 879: Toine Boelens en Marga van de Veerdonk zijn op 20 aug. 2004 gescheiden. Marga van de Veerdonk is op 21 juli 2008 te Berlicum overleden. Toine Boelens is op 11 maart 2008 te Etten-Leur hertrouwd met Maria Petronella Jacoba (Marion) Brand (eerder gehuwd met Ruud Antonissen), administratief medewerkster, geboren te Oud en Nieuw Gastel op 10 juni 1964, dochter van Jan Brand en Elisabeth Petronella Dirken. Blz. 916: Johanna Catharina Petronella Boelens is op 14 mei 2010 te Vught overleden. Blz. 923: Jan Smit was enkele jaren fractieleider van D’66 in de gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch. Maria Johanna Antonia (Riet) Boers-Boelens is overleden te ’s-Hertogenbosch op 29 juni 2014. Blz. 925: De familie Van Dijk-Boers is in 2011 verhuisd naar Eckelrade (L). Blz. 926: Marjoleine Disch is in 1965 geboren. Blz. 927: Peter van Hellenberg Hubar is overleden te ’s-Hertogenbosch op 31 januari 2016. Blz. 931: 1939, 19 mei: Het schip heette de ‘J.P. Coen’, niet de ‘Amsterdam’ Blz. 932: Op 28 januari 1942 is Ambon door de Japanners bezet. Blz. 935: Aanvullend onderzoek is in 2010 gedaan bij het NIOD en bij de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen: Het hospitaalschip waarmee Ben van Hainan naar Hong Kong vervoerd is, heette de Gerusalemme. Op 22 oktober 1945 kwam hij in Hong Kong aan en is overgebracht naar het P.O.W. Reception Centre Military Adm. op Kowloon-side. Zijn stamboeknummer was 95386. Aan boord had hij 2 Austr. ponden gekregen en hij kreeg b.v. op 2 november 15 Hong Kong-dollar. Dit soort kleine betalingen waren er vaker. Het is niet zo dat hij in de winter van 1945/1946 als onafhankelijk individu veel rondgetrokken heeft. Hij bleef ‘bij de troep’. Het is zelfs de vraag of hij nog wel terug geweest is op Ambon. De repatriëring was op 5 februari 1946 vanuit Singapore. Met de boot ms Alcantara komt hij op 28 februari aan in Southampton. In Nederland is hij opgevangen en onderzocht in het repatriëringskamp in Austerlitz. Daar is nog de diagnose amoeben en chronische malaria gedaan. In 1983 heeft zijn weduwe f 7500 uitgekeerd gekregen als terugbetaling van gemist soldij. Ook de inboedel van zijn woning op Ambon is volledig verloren gegaan. Blz. 941: Joop Boelens en Jos Bressers zijn op 17 mei 2010 in Vught getrouwd. Blz. 945: Ton Boelens en Els van Lierop zijn op 14 september 2010 gescheiden. Blz. 952: Gert-Jan Boelens is op 6 april 2019 te ’s-Hertogenbosch (Engelen) overleden. Blz. 953: Marco Boelens is op 18 aug. 2007 gescheiden van Ellen van Boekel. Hij is getrouwd op 9 mei 2009 te ’s-Hertogenbosch met (en gescheiden van) (2) Annabel Caroline Gerrard, directie-secretaresse, geboren te Farnborough (Kent) (GB) op 7 dec. 1971, dochter van Allen Gerrard en Annelise Horndasch. Zus en broer, Joy en Rik Boelens, zijn zelfstandig ondernemer. Joy is getrouwd op 6 juni 2014 te Vught met Daniël Cornelis Heinrich van den Aker, controleur/monteur en verkoper brandbeveiliging, geboren te ’s-Hertogenbosch op 27 mei 1986, zoon van Henri van den Aker en van Hendrika Schoonus. Joy en Daniël wonen in Vught en hebben twee kinderen. Rik Boelens is op 18 mei 2018 te Tilburg getrouwd met Jaimy van Schijndel, horecamedewerkster. Kinderen, beiden geboren te Tilburg: Jorrit Hubertus Martinus Boelens, geboren op 9 februari 2016 en: Mats Hubertus Martinus Boelens, geboren op 14 september 2017 Blz. 954: Overlijdensdatum Johanna Anthonia Poot moet zijn: 10 februari 1975. Blz. 955: De vroegere huurder van het pand in de Visstraat moet wel erg boos geweest zijn dat hij door Antoon Boelens uit het pand gezet is. Hij plaatst een advertentie in de krant van 27 december 1920: Blz. 958: Ans Strijbosch-Boelens is op 4 mei 2011 te Ammerzoden overleden. Blz. 960: Riek Boelens-Steijlen is op 14 juni 2014 te Breda overleden. Blz. 961: Johanna Josepha Antonia Maria (Anne) Boelens en Peter Domingus Timisela zijn op 5 januari 2005 gescheiden. Zij is op 9 september 2014 te Oosterhout overleden. Blz. 962: Mark Boelens heeft een relatie met Rianne Antonia Geertruida Elizabeth van Amstel, geboren te Oss op 20 februari 1984, dochter van Anthonius Christianus van Amstel en Regina Geertruida Hendrika de Kleijn. Mark en Rianne hebben een dochter: Liza Regina Maria Boelens, geboren te Veghel op 14 oktober 2010. Mark is ondernemer en Rianne is secretaresse. Blz. 963: Antonius Wilhelmus Maria Boelens (XII-q) is op 8 november 2013 in Turnhout (B) overleden. Blz. 964: Inge Boelens is niet meer getrouwd met Peter Willemen. Gabry Boelens is niet meer getrouwd met Jeroen van Vessem. Steven Boelens heeft een relatie met Margreet Kerkmeer (2013). Christianus Wilhelmus Maria Boelens (XII-r) is op 23 aug. 2009 te Bilthoven overleden. Blz. 966: De dansschool van Landmeter was niet gevestigd aan de Oude Dieze, maar op Verwersstraat 73. Blz. 968: Onderaan: Lennenheim, moet zijn Leuvenheim (Nederland) Blz. 969: Johanna Frederika Maria (Annie, Ans) van Beckhoven-Boelens is op 12 augustus 2017 in Tilburg overleden. Johannes Antonius Maria (Jan) van Beckhoven is op 16 september 2018 in Tilburg overleden. Femke Johannes Johanna Boelens is op 21 juni 2015 te Etten-Leur, haar laatste woonplaats, overleden. Blz. 970: Paul Johann Wolff is op 28 april 2015 te Waddinxveen overleden. Bernardus Adrianus Christianus (Ben) (XII-s) ontving in juni 1942 van het Arbeidsbureau, vanwege de Arbeits-Einsatz, zoals hij zelf schrijft, ‘een treinkaartje naar Duitsland. Op de bewuste datum ben ik, na afscheid genomen te hebben van vrienden en kennissen, inderdaad naar het station gegaan en door de uitgang er weer uit, waar vader in de auto op mij wachtte om mij naar een voorlopig onderduikadres te brengen en wel bij neef Ben Boelens (Bernardus Adrianus, blz. 858) aan het Hinthamerpark in Den Bosch. Van juni tot maart 1943 heb ik bij Ben en Mientje een beste tijd gehad, temeer daar ik verliefd werd op Marietje Bechtold, die op het pleintje aan de overkant woonde, haar vader was aannemer als ik goed herinner, en bevriend met Ben. In maart moest ik weg naar het vaste adres in Hank in de Biesbosch, dat in oktober 1944 frontgebied werd, een gevaarlijke en spannende tijd voor mij. Marietje heeft mij in Hank nog enkele maanden boeken gestuurd (Antoon Koolen e.d.), totdat zij het in de zomer 1943 uitmaakte tot groot verdriet van mij. Via een zgn. Biesbosch-linecrossing ben ik in februari 1945 thuis gekomen. In 1952 ben ik in Rotterdam bij de Sociale Dienst als maatschappelijk werker gaan werken. Ik had o.a. als wijk het zgn. Nooddorp, vlakbij het vliegveld en had daar een groot moeilijk gezin. Voor die gezinsleden ben ik enkele malen bij de Gebr. Boelens in de Lijnbaan (zie blz. 898 e.v.) geweest waar ik dan gratis tweedekeus ondergoed voor dat gezin kon halen.’ Bernardus Adrianus Christianus Boelens is op 4 december 2016 te Alblasserdam overleden. Hendrina van Wijland is op 12 december 2015 te Zwijndrecht overleden. Blz. 971: Elise Boelens. Beroep echtgenoot: verkoopleider. Twee kinderen. Birgit Boelens, doctorandus, kunsthistorica. Beroepen: P & O adviseur Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam, projectmanager/tentoonstellingsmaker Wereldmuseum Rotterdam. Haar echtgenoot, titel: BMA, beroep: directeur Muziekschool van de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam. Hans Boelens, tweede huwelijk op 15 september 2000 te Alblasserdam met Maria Anna Jacoba (Marja) Verkerk, administratief medewerkster, geboren aldaar op 14 februari 1962, dochter van Maarten Verkerk en Trijntje Guldenmeester. Uit dit 2e huwelijk geen kinderen. Adriana A.A. Boelens-Almekinders is op 8 november 2010 te Etten-Leur overleden. Onderaan: nr. 4: Wim Boelens, beroep chauffeur, is op 18 februari 1999 gescheiden van Rian Husson. Sinds 14 maart 2001 woont hij samen (samenlevingsovereenkomst d.d. 6-12-2002) met Maria Adriana Catharina van Unen, medewerkster huishoudelijke dienst, geboren te Zundert op 30 april 1954, dochter van Adrianus Cornelis van Unen en Antonia Boomaerts. Blz. 972: Hélène Adriana Maria Boelens heeft op 3 februari 2012 te Schiedam het geregistreerd partnerschap met Anitra Pieterse laten omzetten in een huwelijk. III-ab: Arjen Boelens, zelfstandig ondernemer, project (services) manager in de energiemarkt, wonend te Nieuw Amsterdam, trouwt op 28 mei 2011 te Emmen met (2) Diana Wanders, geboren te Bad Salzig (Duitsland) op 22 januari 1964, dochter van Gerrit Wanders en Henriette van Waardenburg. Nikita Sofie Boelens is geboren op 25 februari 1986, haar beroep is psychiatrisch verpleegkundige (specialisme verslavingszorg), woonachtig te Papendrecht. Sinds 2 juni 2011 (samenlevingscontract 26 maart 2013) heeft zij een relatie met Adriaan Hendrik (Arjen) Vastenhout, verkoper, geboren te Papendrecht op 31 december 1984, zoon van Hendrik Vastenhout en Maria Klazina Karreman. Uit deze relatie: een dochter. XII-u: Wilhelmus Jacobus Bernardus Boelens is op 29 november 2011 in Breda overleden. Blz. 973: Op 20 januari 2018 is Monique van den Belt, de vrouw van Mark Boelens (XIII-ad) in Terheyden overleden. Zij hebben nog een jong overleden dochtertje gehad: Kimberley Boelens, verdere gegevens ontbreken. Blz. 974: Christianus Boelens is op 25 maart 2009 in Breda overleden. Blz. 983: 1869, 8 oktober:
In de Boelensboeken wordt het feit dat Mathijs Boelens broodslijter was onderbelicht. Hij kocht brood in bij bakkerijen in Oisterwijk en Boxtel en stond ermee op de markt of verkocht brood vanuit de kelder onder Markt B 19 en later de Kolperstraat en het Tweede Korenstraatje, waar hij woonde. In 1887 schrijft hij een ingezonden stuk in de krant waarin hij het opneemt voor zijn vak.[285] 1888, 29 juni: Advertentie van Matthijs Boelens:[286]
Mathijs handelde in van alles, want in 1891 treffen we een advertentie van hem aan als hij in het Tweede Korenstraatje woont.[287]
Blz. 998: De gebr. Van der Meulen hadden geen meubelzaak, maar een kolenhandel. In feb. 2012 verwierf het Stadsarchief Den Bosch een serie foto’s uit 1905. Hierop zijn het huis en de ernaast gelegen zaak in de St. Josephstraat duidelijk te zien. Blz. 1039: Elisabeth Boelens-de Jonge is op 22 januari 2012 te Dordrecht overleden. Noot 3467: GASH = SASH Blz. 1042: Carolina Smulders is op 9 september 2007 te ’s-Hertogenbosch overleden. Blz. 1045: Joke Boelens-Groot is op 22 mei 2012 te Limmen overleden. Blz. 1126: regel 6: Hij was nog niet teruggekeerd naar de V.S., want hij komt daar aan op 20 juli 1896 met het schip de Spaarndam. Het was vertrokken uit Boulogne/Rotterdam. (bron: www.castlegarden.org). Blz. 1128: Ommelander Courant, 23 juni 1797: GELYKHEID VRYHEID. De REPRESENTANTEN van het VOLK der OMMELANDEN tusschen de Eems en de Lauwers aan alle hunne Medeburgeren Heil en Broederschap! Naardien de Gecommitteerden, belast met het formeren van een Plan eener Generale Representatie voor deze Provincie, reeds ter Staatsvergadering van den 12 Jan. jongst, het dieswegens door hun vervaardigt, en door den druk gemeen gemaakt en onlangs door ons by ieder Collect in de Ommelanden ter lezing en examinatie gelegd Concept-Reglement hebben overgegeven, ten einde hetzelve agtervolgens den uitdrukkelyken inhoud der Artikelen door het Volk van de Stad Groningen, de Oldambten, het Gorecht, Hoogezand en Sappemeer aangenomen en voor gemelde Reglement gepraefigeert, en waarby de Representanten van het Vrye Volk der Ommelanden ingevolge de magt hun by hunne Instructien verleent, op den 20 Nov. 1795. mede zyn toegetreden, ter beoordeeling goed-of afkeuring van het Volk dier onderscheidene Districten dezer Provincie werde gebragt, - Dan door die van de Stad, ofschoon slegts een dezer Districten uitmakende, het effect dezer zoo plechtig aangenomene artikelen en conventie, in weerwil van allen onzen en uwen aardrang, zynde opgehouden, tot zoo lange wy op de adressen door die van den Oldamte, het Hogezand en Sappemeer op den Landsdag van den 2 dezer ingediend, waarby dezelve op de dringendste wyze inroepen het effect dezer ingegaane en alle Districten even zeer verbindende Conventie, en op den gedurigen en herhaalden aandrang onzer Ommelander Mede Burgers, na alle wegen en middelen welke zouden kunnen dienen om die van de Stad terug te brengen van hunne afwykingen van het gestipuleerde, en te houden aan de strikte nakoming van hunne ingegane verbintenis, vrugteloos te hebben ingeslagen, zyn genoodzaakt geweest aan ons Mede Lid te declareren: dat wy de staatsgewyze deliberatien over deze Materie houden voor afgebroken, het welk is geschied op den Landsdag van den 12 dezer. Zoo is het, dat Wy getrouw aan onze grondbeginzelen, last en verplichtingen, overtuigd van het recht onzer vry en onafhangelyk verklaarde Mede Burgers van die gedeelten en Districten dezer Provincie, welke tot nu toe van alle deliberatien over hunne eigene en de gemeene Staats belangen syn uitgesloten geweest, en niets vuriger wensende dan om eens eindelyk te zien leggen de grondslagen van eene op Gelykheid en Vryheid gevestigde Volks-Regering, welke tot nu toe slegts in schyn heeft bestaan, hebben besloten alle onze Stemgerechtigde Mede Burgeren in de Ommelanden uit te nodigen en Opteroepen, gelyk wy oproepen by dezen, alle Manspersoonen welke den Ouderdom van volle 25 jaaren hebben bereikt en met Hoofdgeld by het Collecte te boeke staan, tegens Maandag den 3 July eerstkomende, om als dan een ieder in zyn Carspel Kerk, des voormiddags te 9 uuren zich te vervoegen, ten einde hunne stemmen ter goed- of afkeuring van gezegde Reglement uit te brengen. En op dat zulks in eene geregelde orde moge afloopen, zullen door de samen gekomene Stemgerechtigden uit hun midden by meerderheid van stemmen door den oudsten en jongsten der dan aanwezenden intenemen, twee stemopnemers worden verkozen, door welke de stemmen over het Reglement zullen worden ingenomen. En zullen de stemgerechtigden hunne goed of afkeuring van hetzelve door VOOR of TEGEN moeten te kennen geven, en de Stemopnemers gehouden zyn, de alzoo uitgebrachte stemmen nauwkeurig op te tekenen, en na afgelopene stemming de stemlysten te vertekenen en aan ons den volgenden dag te doen ter hand stellen; ten einde, nadat het volksbesluit uit de ingezondene stemlysten door ons zal zyn opgemaakt, daar van aan den Volke kennis te kunnen geeven. En op dat deze onze welmening tot een ieders kennis kome, zal deze van alle Predikstoelen in de Ommelanden worden afgekondigt, en voorts aangeslagen daar het behoort. Aldus gedaan in het Ommelander Huis, binnen Groningen op Dingsdag den 20 Juny 1797. Het derde Jaar der Bataafsche Vryheid.
Ter Ordonnantie der Representanten voornt.
Blz. 1135: 1818, 15 juni: De schout Kornelis Jacobus Boelens te Hogemeeden, heeft op 9 april 1818 klappen gehad van Hendrik Pieters Roo, 37 jaar, geboren te Noordhorn, wonende te Aduard, arbeider van beroep. Diezelfde dag heeft Roo ook de Vrederegter van het Canton Zuidhorn ‘in den bedrijve zijns amts door woorden en gebaarden’ gehoond en beledigd. Boelens heeft hij mishandeld en geslagen volgens de dagvaarding, maar de rechtbank acht hem aan dat feit niet schuldig. Hij krijgt een maand gevangenisstraf en wordt veroordeeld tot betaling van de rechtskosten.[288] 1818, 13 juli: Diefstal ten huize van K.J. Boelens te Aduard. Beschuldigde: Jan Hendrik Lodewijk, zich eerst hebbende genaamd Hendrik Jans Lodewijk, 66 jaar, geboren te Esdorf in Hannover, zonder beroep, laatst zich hebbende opgehouden in Groningen. Hij heeft een roodbont doekje gestolen toebehorende aan de inwonende knecht bij Boelens, Anne Dates, alsmede een ploegijzer en meer ijzerwerk toebehorende aan K.J. Boelens. Hij krijgt twee jaar gevangenisstraf en wordt gelast de rechtskosten te betalen.[289] Blz. 1150: Op 11 december 1830 is Catharina Martha Boelens (wed. Sluiter) bevoegd verklaard als vroedvrouw (bron: Geneeskundig Jaarboekje voor het Koningrijk der Nederlanden en zijne overzeesche bezittingen 1865). 1839, 6 december: Catharina Martha Boelens, weduwe Jan van Sluiter, vroedvrouw, wonende te Winschoten, voor haar en haar twee minderjarige kinderen Margaretha en Johanna, is naast anderen gerechtigd in de nalatenschap van Johannes Sluiter en Johanna Margaretha Krijns. Deze erfgenamen zijn samen met de erfgenamen van Wilhelmus Lucas Sluiter en Hinderica Berends Luchter voor de andere helft gezamenlijk in het bezit van onroerende goederen (behuizinge en beklemd land) onder Wierum en Hoogkerk en huizen te Groningen. Er is een akte van inventarisatie bij notaris J.J. Cremers opgemaakt op 9 okt. 1839. Er kunnen geen gelijke kavels gemaakt worden voor een boedelverdeling. Daarom wordt toestemming gevraagd de goederen te verkopen. De machtiging wordt verleend.[290] Aanvulling op voetnoot 3850: In het begraafboek van de Hervormde gemeente Aduard, inv. nr. 11, staat inderdaad duidelijk vermeld: ‘1812, 26 februarij is gestorven Gesijna Geertruida Boelens, zonder beroep, out vier jaar en 10 maant, van Den Ham.’ Blz. 1151: Op 10 december 1843 is Gesina Martha in het Binnengasthuis in Amsterdam opgenomen, samen met haar twee kinderen Frederikus Wilhelmus (*1837) en Margaretha Catharina (*1841). Zij is alleen voor de kerk (en niet voor de wet) getrouwd met Kulman. Dit huwelijk vond plaats in 1836 te Heide (Hanover, Duitsland). De gemeente Groningen wordt aangeschreven door de armenzorg van Amsterdam om de kosten van verpleging te betalen. De gemeente Groningen verwijst door naar de gemeente Aduard, de geboorteplaats van Gesina Martha.[291] Blz. 1154: 1828, 31 maart: Pieter Jacobus Boelens krijgt op 11 januari 1828 te Hoogkerk een pak slag en raakt daarbij gewond. De dader is Hendrik Joukes de Groot, 25 jaar, geboren te Amsterdam, woonachtig te Aduard, zonder beroep. Hij krijgt een maand gevangenisstraf en een boete van f 8 plus de gerechtskosten.[292] Blz. 1160: 1849, 6 juli: Kornelis Jacobus Boelens, broodbakkersknecht, wonende te Uithuizen, meerderjarige zoon van Pieter Jacobus Boelens, wonende te Aduard, bij wijlen Mica [sic] Cornelis Boelens in echte verwekt. Hij is het afgelopen jaar meerderjarig geworden en vordert rekening en verantwoording van zijn vader inzake de nalatenschap van zijn moeder. Daar heeft hij tot nu toe tevergeefs op gewacht. Hij heeft geen kans om in der minne die rekening en verantwoording te bekomen en moet zijn toevlucht nemen tot het gerecht, maar hij is te behoeftig. Hij overlegt een certificaat van de burgemeester van zijn gemeente waaruit blijkt dat hij zich in armoedige omstandigheden bevindt. Hij wil kosteloos procederen, hetgeen door de rechtbank wordt geaccordeerd.[293] Blz. 1162: 1886, 21 augustus: Verschenen zijn: Kornelis Jacobus Boelens, bakker en landbouwer te Kloosterburen, Okke Jacobs de Jonge, landbouwer en Jan Luitjes Faber, landbouwer, allen wonende te Kloosterburen. Ze zijn benoemd als deskundigen om te waarderen de onroerende goederen behorende tot de huwelijksgemeenschap tussen Grietje Johannes Feddema, landbouwster te Kloosterburen en wijlen haar echtgenoot Lammert Willems Feddema, overleden te Kloosterburen. Zij leggen de eed af dat zij de taxatie eerlijk zullen verrichten.[294] 1912, 19 oktober: Eise Renje Boelens, vroeger bakker, thans zonder beroep te Kloosterburen. Hij legt de eed af dat hij deugdelijk aangifte heeft gedaan voor de memorie van successie van de nalatenschap van zijn moeder Petronella Eises Feddema, gewoond hebbende en overleden te Kloosterburen op 2 mei 1912.[295] Blz. 1163: 1885, 6 februari: Cornelis Boelens, bakker te Kloosterburen verklaart ‘dat zijne minderjarige dochter Agatha Boelens reeds van hare jeugd af in een staat van krankzinnigheid heeft verkeerd, die in den laatsten tijd zoodanig is verergerd dat hare opneming in een geneeskundig gesticht voor Krankzinnigen noodzakelijk is’. Dr. J.L. Muller te Wehe, geneesheer, verklaart op 6 februari 1885 dat Agatha aan krankzinnigheid lijdt, gepaard gaande met hevige aanvallen van kwaadaardigheid welke in de laatste weken zoodanig in hevigheid is toegenomen, dat de onverwijlde opname in een krankzinnigengesticht van Agatha Boelens in ‘t belang van haar zelven en van derden noodzakelijk is. Zij wordt voorlopig geplaatst in Coudewater te Rosmalen.[296] Blz. 1163-1164: 1915, 9 oktober: Jacobus Kornelis Boelens, 45 jaar, broodbakker te Kloosterburen heeft op 20 juli 1915 rogge vermengd met andere stoffen en in de vorm van brood als paarden- of veevoeder gereed gemaakt. Er is geconstateerd dat er in de schuur die bestemd is voor verkoop en aflevering van voederbrooden, behoorende bij de broodbakkerij van den beklaagde te Kloosterburen, vijf heele brooden aanwezig waren waarvan bij onderzoek door de verbalisant bleek dat ze voor minstens de helft uit rogge bestonden; Boelens verklaarde dat het zijn broden waren en dat hij ze bereid had om verkocht en gebruikt te worden als voederbrooden, dat de brooden voor ongeveer 2/3 deel uit minderwaardige rogge en voor ongeveer 1/3 deel uit maismeel bestonden. Hij verschijnt op de terechtzitting en bekent. Dit is een overtreding van de verordening van de territoriale bevelhebber in de provincien Friesland, Groningen en Drenthe die verbiedt dat rogge gebruikt wordt als voer voor paarden en vee. Geldboete van f 3.[297] Blz. 1169: Er is iets meer bekend geworden omtrent Otto Johannes Boelens: 1880, 5 juni: Otto Johannes Boelens, veearts, wonende te Herveld, gemeente Valburg, leent f 600 à 5% rente per jaar, van Rinte Sierts Dallinga, landgebruiker te Bellingwolde, als vader-voogd.[298] 1881, 3 januari: Otto Johannes Boelens verkoopt voor f 800 een huis te Beerta. Hij had de grond gekocht op 11 december 1878 via notaris A.J. de Sitter te Winschoten en had er het huis op laten bouwen. Er was sprake van beklemrecht.[299] Blz. 1176: Onderschrift foto: de man die het paard vasthoudt is niet Petrus Boelens. Deze staat op de foto links van hem in witte bedrijfskleding, het betreft: Petrus Carlestinus Johannes Boelens. Blz. 1180: Catharina Maria Celina Boelens-Visser is op 6 juni 2008 in Hilversum overleden. Blz. 1181: Frank Boelens en Manon Pessel hebben een zoon: Senn Luca Boelens, geboren te Amsterdam op 14 juli 2007; en: X-g: Brandsma = Bandsma; en: Esther Boelens en Erik Nienhuis hebben inmiddels drie kinderen Blz. 1185: Jacobus Willibrordus Boelens (VII-d): 1884, 21 februari: Schoonmoeder en stiefschoonvader hebben op 11 februari een huis gekocht aan de Grote Straat in Bedum: een behuizing met open grond, staande en gelegen op eigen grond, kad. bekend gem. Bedum sectie D nrs 124 en 125, groot 2 are 14 centiare. Dit huis wordt geruild tegen het pand waar Jacob zijn bakkerij heeft. Willem Hendriks Kaauw en Bonna Everts Wieringa betalen f 400 bij omdat het pand van Jacob meer waard is. Het pand van de bakkerij heeft een oppervlakte van 5 are 20 centiare.[300] Blz. 1190: 1852, 3 augustus: Artikel in de Groninger Courant: In den voormiddag van vrijdag l.l. ontstond er onverwachts brand in eene koolstroobult, gelegen tegen de behuizing van den landbouwer Jacobus Boelens, te Noordhorn, met dat ongelukkige gevolg, dat dezelve zich oogenblikkelijk aan de belende muur mededeelde. Hoewel de brandspuiten uit Zuid- en Noordhorn al spoedig kwamen opdagen, gelukte het hierdoor de binnenbehuizing alleen te mogen behouden, doch zijn de schuur, karn- en melkenkamer, benevens de keuken, het grootste gedeelte van de 80 aldaar aanwezige voeren hooi, de aanwezige gerst en koolzaad, benevens onderscheidene goederen eene prooi der vlammen geworden. De behuizing is voor f 8000 verwaarborgd, doch de goederen niet. 1863, 30 december: Machtiging onderhandse verkoop t.v.v. Jacobus Willebrordus Boelens, weduwnaar van Anna Derks van Oosten, en andere familieleden, inzake 50 ha. beklemd land, vaste huur f 400 waarvan 4 ellen worden afgestaan aan de Staat der Nederlanden en wel het perceel kadastraal bekend Zuidhorn sectie E 292. Jacobus Willibrordus Boelens, weduwnaar van Anna van Oosten, landbouwer te Noordhorn, voor zichzelf en als vader en voogd over Maria en Folkera, Willem Ites Poelma, landbouwer te Mensingeweer als toeziend voogd, Catharina Boelens, vrouw van Martinus Boelens, landbouwer in Den Horn, Margaretha Boelens, zonder beroep te Noordhorn, Cornelia Boelens, zonder beroep te Noordhorn, Pieternella Boelens, vrouw van Johannes Niesemulder, landgebruiker te Niehove, Agatha Boelens, zonder beroep te Noordhorn, Martha Boelens, zonder beroep te Noordhorn, Anna Boelens, vrouw van Derk Fleerkamp, koopman te Noordhorn. Het perceel wordt gewaardeerd op f 101.44. Toestemming wordt verleend.[301] Blz. 1199: 1863, 19 januari: De kinderen van Jan Jacobus Boelens en Alegonda Klasens Witsenboer, ehelieden, gewoond hebbende te Aduard en aldaar overleden, verzoeken bevel tot publieke verkoop van:
Blz. 1200: Maria Jans Mattheijer moet zijn Maria Jans Mattheijes. 1840, 8 mei: Nicola Boelens, zonder beroep te Aduard, weduwe van Gerrit Strieper, timmerman te Aduard, thans gehuwd met Hendrik Poort, kleermaker. Verder: Gerrit Strieper, zonder beroep, wonend te Hoogemeeden, toeziend voogd in dezen wegens het eigenbelang der moeder en wettig voogdesse, als voogd over Geertruida, Alegonda, Johannes en Alberdina Margaretha Strieper, minderjarige kinderen van Gerrit Strieper, overleden, bij Nicola Boelens. Er is een bevel tot verkoop huis nummer 38 te Aduard. Akte van inventarisatie bij notaris mr. F.J. Abresch te Zuidhorn (geen datum vermeld): o.a. een behuizing nummer 38 met heem en hof, staande en gelegen te Aduard, doende ’s jaars tot grondpacht drie gulden dertig cents. Veiling zal plaats vinden t.o.v. notaris Abresch. Het huis moet worden verkocht om een goede boedelverdeling met de kinderen te kunnen maken.[303] Blz. 1208: 1859, 3 maart: Johannes Rudolf Groothuis, 34 jaar, schoenmaker, geboren te Groningen, wonende te Zoutkamp, heeft op 26 december 1858 aan de Groote Markt te Groningen zijn huisvrouw Adelgonda [mooie verschrijving] Boelens aangegrepen, bij herhaling moedwillig geslagen en haar daardoor ‘eenige ligte kwetsuren’ toegebracht. Vonnis: gevangenisstraf in eenzame opsluiting te ondergaan voor de tijd van zes maanden, en een geldboete van f 6 en de kosten van het geding à f. 4,45.[304] 1867, 8 juni: Alegonda Boelens, dienstmeid, wonende te Groningen, is op 24 mei 1857 te Groningen gehuwd met Johannes Rudolphus Groothuis, schoenmaker, thans verblijf houdende te Spijk; dat vanaf hun huwelijk haar echtgenoot zich niet alleen heeft overgegeven aan een losbandig en wellustig leven en al hun have en goed heeft verteerd, maar daarenboven zich niet heeft ontzien haar meermalen te slaan en te stooten en andere feitelijkheden van boosaardigheid jegens haar te plegen, zoodat haar leven bij hem niet meer veilig was. Dat hij onder anderen op 26 december 1858 aan de Groote Markt haar moedwillig heeft aangegrepen, geslagen, gestooten en daardoor enige ligte kwetsuren toegebragt, waardoor hij op 3 maart 1859 tot een gevangenisstraf van 6 maanden is veroordeeld; dat zij nadien als dienstbode in hare behoeften heeft voorzien en hoewel thans feitelijk van hem gescheiden, zich niet veilig acht voor zijne vernieuwde aanvallen ter eeniger tijd en daarom het in haar belang oordeelt tegen hem te procederen tot scheiding van tafel en bed. Zij wil als verblijfplaats kiezen het huis van Dr. R. J. Tellegen, waar zij als dienstmeid woonachtig is. De rechtbank gelast de oproeping van beide echtgenoten op 28 juni 1867.[305] Blz. 1211: 1892, 1 september: Geziena Blaauw, verlaten huisvrouw van Jan Boelens, 50 jaar, koopvrouw, geboren en wonende te Groningen; zij heeft op 6 juli 1892 een stel ijzeren inhoudsmaten van 5, liter, 2 liter, 1 liter en ½ liter verduisterd, die haar ter leen waren gegeven door Christina Wiggerman, weduwe E.D. Reiber. Zij had ze verkocht voor f. 0,40 aan Rozette Vissel [=Vossen?], koopvrouw te Groningen, en dat geld verteerd. Het leverde haar 14 dagen gevangenisstraf op, plus veroordeling in de kosten van het geding à f 1.60. Geziena woonde in huis bij Christina Wiggerman.[306] 1901, 5 augustus: Geziena Blaauw, zonder beroep, weduwe Jan Boelens, geboren te Groningen op 17 dec. 1841, zonder vaste woon- of verblijfplaats, thans gedetineerd te Groningen. Zij heeft in de morgen van 5 juli 1901 te Groningen aan het Zuiderdiep een emmer weggenomen, toebehorende aan de bakker Hendrik Straat. Verder heeft ze op verschillende tijdstippen in de maanden juni en begin juli 1901 in de woning van R. van Oost (slaapsteehouder in de Raamstraat) en zijn echtgenote weggenomen twee wit katoenen beddelakens, een katoenen boezelaar, een koffiekommetje, een porceleinen kopje en schoteltje, een punchglas, een gekleurde houten nap, een mansboezeroen, een manshemd en een blauw boezeroen. De spullen waren eigendom van Van Oost en zijn vrouw Jacoba Kroeze. Jacoba verklaarde dat Geziena verblijf hield in hun slaapstede. Geziena heeft de spullen verkocht. Kopers van de verschillende voorwerpen: Jansje van Coevorden, Hendrika Douma, Salomon Dwinger en Rozette Vossen. Het is een ‘voortgezette handeling’, dus een recidive. Ze krijgt een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd.[307] Blz. 1222: De roepnaam van Theodora Nicolai Smit was Dora. Blz. 1223: 1868, 9 januari: Dora Smit, vrouw van J. Boelens, 35 jaar, geboren en wonende te Groningen, zonder beroep, heeft op 24 november 1867 in de Achterdemuur te Groningen en dus in het openbaar Elsien Tekelenburg boosaardig de woorden “hoer en lel” toegeschreeuwd. Er waren verzachtende omstandigheden “de onenigheden tusschen de beklaagde en de beleedigde, aan de gesprookene woorden voorafgegaan”. Vonnis: boete van f. 3 plus de kosten van het geding à f. 3,11. Als ze de geldboete niet betaalt, gaat ze één dag de gevangenis in.[308] Blz. 1228: 1889, 22 juli: De arrondissementsrechtbank in Leeuwarden veroordeelt Johannes Hendrikus Boelens, 37 jaar, arbeider, gedetineerde. Op 20 juli had hij ‘op de openbare straat’ te Heerenveen aan ‘eenen voorbijganger om eene aalmoes’ gebedeld. Hij is op heterdaad betrapt door een veldwachter. Johannes wordt veroordeeld tot 11 dagen hechtenis en drie jaren plaatsing in een rijkswerkinrichting. De beklaagde heeft opgegeven dat hij nog wel enige arbeid kan verrichten en zijn houding en uiterlijk voorkomen duiden aan dat hij tot werken in staat is. De overtreding is dus bedelarij.[309] Blz. 1229: 1918, 2 mei: Johannes Hinderikus Boelens, geboren te Groningen op 3 juni 1852, zonder beroep, wonende aldaar, thans gedetineerd in het huis van bewaring te Groningen, heeft te Groningen op 6 april 1918 op het Akerkhof en zichtbaar van die straat af, aan voorbijgangers in bedelende houding om een aalmoes gevraagd onder het uitspreken van de woorden: “gedenk den blinden man”, zijn hand naar het passeerend publiek heeft uitgestoken en alstoen een geldstuk op die wijze ontvangen. Hij is tot werken in staat. Het leverde hem een hechtenis op voor de tijd van veertien dagen.[310] Blz. 1230: 1904, 4 mei: Martha Alagonda Boelens, huisvrouw van Johannes Stompe, geboren te Groningen op 22 okt. 1859, wonende te Helpman, heeft op verschillende tijdstippen in de maand maart 1904 te Groningen uit de winkel van Heino Hermannus Brucherus Stuivinga 1 kg. meel, een pakje margarineboter, ½ kg. rijst en nog een pakje margarineboter gestolen. Stuivinga verklaarde dat hij in zijn winkel een bak heeft waarin allerlei kruidenierswaren ingepakt ter aflevering en verzending gereed liggen en daarop een plank waarop pakjes margarine zijn geplaatst. Hij verklaart hoe en op welke data hij dingen miste. Dat hij het vermoeden kreeg dat de verdachte het gedaan had omdat hij de vermissingen constateerde op momenten nadat zij in de winkel geweest was. Zij kwam iedere morgen en avond in zijn winkel om 1 ½ of 2 deciliter jenever te kopen en bleef dan telkens enige tijd alleen in de winkel terwijl de winkelier de jenever ging halen. Hij heeft de politie gewaarschuwd. De rechercheur M. Slag kwam de volgende dag in een kamer achter de winkel zitten. Hij snapt haar en laat haar een zak openen en daarin zaten een pakje margarine en wat rijst uit de winkel. De agent verklaarde dat hij, verdekt opgesteld, de verdachte had zien binnenkomen, dat hij hoorde hoe zij om 1 ½ deciliter jenever vroeg en toen de kruidenier zich verwijderde om hem te gaan halen, hij zag dat de beklaagde van een plank in de winkel een pakje margarine wegnam en dit in haar zak deed, dat hij haar toen had gearresteerd heeft en dat zij bekende ook al eerder diefstallen te hebben gepleegd in die winkel. De rechercheur heeft bij haar thuis een onderzoek ingesteld en de goederen in beslag genomen. Ze is niet ter rechtzitting verschenen. Ze krijgt één maand gevangenisstraf.[311] Blz. 1231: 1889, 7 februari: Itse Oosterhuis, 62 jaar, koemelker, geboren te Marum, wonende te Groningen, Grachtstraat, heeft op 11 dec. 1888 te Groningen Jacobus Theodorus Boelens mishandeld door hem moedwillig met een stok te slaan, ten gevolge waarvan Boelens bloedend is verwond geworden. Oosterhuis krijgt een geldboete van f 25 opgelegd en veroordeling in de betaling van de kosten van het geding à f 2.05.[312] Blz. 1235: Jakobus Hindrik Boelens (IX-h) is op 12 januari 2010 in Haren overleden; Catharina Martha Boelens is op 26 februari 2009 in Ten Boer overleden Blz. 1257: 1869, 25 februari: Henderika Jacoba Boelens, weduwe van Roelf Derks van Oosten, naaister, wonende te Zandeweer, als moeder van Gesiena van Oosten, gedomicilieerd te Zandeweer, doch verblijf houdende in het Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Zutphen. Deze dochter is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank van Appingedam van 23 januari 1868 onder curatele gesteld. Benoeming van een curator en een toeziend curator. Aan vaderszijde verschenen: Theodorus Folkerts van Oosten, landbouwer te Mensingeweer, neef, Johannes Henderikus Swarte, kuiper en wagenmaker, wonend te Mensingeweer, aangehuwde neef, en van moederszijde: Theodorus Roelf van Oosten, dienstknecht, wonende te Bedum, broeder, en Jan Kroonshagen, timmerman te Zandeweer, aangehuwd broeder van de onder curatele gestelde. De twee laatsten worden resp. tot curator en toeziend curator benoemd. Ze leggen de eed af.[313] Groninger Courant, 19 nov. 1819: Den onberispelyken Bestuurder van alles heeft het gewild, dat wy het leven van ons jongste Zoontje JOHANNES TIBERIUS, hebben moeten missen. Het kindje stierf op den 15 dezer, toen het slechts 13 weken oud was. Hier over zyn wy droevig, maar wenschen Gods doen te billyken. Westerwytwert, den 17 November 1819. J. J. BOELENS, KATRINA BOELENS, geboren WIERENGA. Blz. 1261: 1819, 2 december: Willem Jacobs Boelens, 36 jaar, geboren en wonende te Den Ham, landbouwer, heeft op 4 oktober 1819 op Den Ham Derk Jacobs Hamming, landbouwer te Den Ham, moedwillig geslagen en op de borst gestoten. Er zijn omstandigheden welke het wanbedrijf schijnen te verkleinen. Boete van f 2.36 plus de kosten van het gerecht.[314] Blz. 1263: 1857, 23 juli: Er dient een zaak van de landbouwer Willem Antonius Boelens onder Hoogemeeden. Bouwina Lukas Klamer, 24 jaar, geboren te Niekerk, laatst gewoond hebbende te Groningen, dienstmeid, is ongeveer medio januari voor loon in dienst gekomen bij Boelens, zonder dat zij enig geld bezat; ze is in dienst gebleven tot 23 mei 1857. De vrouw heeft geld gestolen. Ze had 50 cent van Boelens geleend omdat ze zonder geld bij hem kwam werken. Ze heeft tijdens haar dienst verscheidene goederen en gouden en zilveren werken gekocht en betaald zonder dat ze een verklaring kon geven hoe ze aan dat geld gekomen was. Tegen iemand bij Boelens thuis heeft ze bekend dat ze f 95 gestolen heeft uit een bureau ‘aan haren meester toebehoorende’. Ook heeft ze nog eens verklaard dat ze f 50 gestolen had. Na haar vertrek uit haar dienst heeft ze al haar spullen meegenomen, maar de daaropvolgende maandag heeft ze nog een zilveren knipbeursje naar het huis van haar voormalige meester gebracht, teneinde daardoor de zaak geheim te houden. Willem Boelens kon de exacte som van het vermiste geld niet noemen. Vonnis: Bouwina krijgt vijf jaar gevangenisstraf. Ze was al eens eerder veroordeeld geweest tot een jaar ‘eenzame opsluiting’ in 1854.[315] Blz. 1265: 1856, 30 april: Beklaagden: Dina Drentje, 23 jaar, dienstmeid, geboren te Aduard, wonende te Zuidhorn; Antonia Mulder, geboren en wonende te Aduard, 28 jaar, gehuwd met Klaas Schuttinga, zonder beroep; en Eske Zevenberg, 33 jaar, gehuwd met Luitje Velting, geboren te Tolbert, arbeidster, wonende te Aduard. Zij hebben in de middag van 11 maart 1856 op de publieke weg te Hoogemeeden, gemeente Aduard, aan Martinus Boelens, zonder bepaald beroep, wonende te Hoogemeeden, gezamenlijk en in vereniging boosaardig toegevoegd de lasterlijke uitdrukking dat hij bij zijn nicht Trijntje Boelens, huishoudster zijns vaders, op het bed had gelegen en dat hij ook de eerste beklaagde Dina Drentje had aangezocht om een oneerbaar leven met haar te leiden. Ieder van de daders krijgt één maand gevangenisstraf, plus ieder een boete van f 25 en de kosten van het geding à f 7.14.[316] Blz. 1265-1266: 1857, 18 februari:
Martinus erkende dat hij met honden in het veld was, maar hij was er niet mee in het veld gekomen. Met andere woorden: de honden waren uit zichzelf naar hem gekomen. Vonnis op 25 februari 1857: Martinus was op 6 oktober 1856 des namiddags omstreeks vier uur op de Lagemeeden in de gemeente Aduard zonder jagtacte of buitengewone magtiging in het veld gekomen buiten de openbare weg en voetpaden met twee honden; de honden liepen los zonder voorzien te zijn van eenen slependen kruisbungel. Martinus krijgt een geldboete van f 10 plus verbeurdverklaring van de honden of f 0.75 te voldoen, plus de kosten van het rechtsgeding à f 3.15½. Zijn vader Willem wordt vrijgesproken omdat niet bewezen is dat hij beschuldigd kan worden van hetzelfde strafbare feit.[317] 1862, 24 januari: Martinus Boelens, 37 jaar, geboren te Aduard, landbouwer op de Hoogemeeden. Op 30 juli 1861 heeft hij een stier ouder dan één jaar laten lopen in een stuk land te Hoogemeeden zonder dat het dier gekoppeld of vastgezet was. Artikel 1 der verordening op het losloopen van stieren in de gemeente Aduard van den 30 Mei 1855, luidende: Geen stier, ouder dan een jaar, zal in deze gemeente mogen losloopen, maar zal of vastgekoppeld aan een ander rund of vastgezet moeten zijn. Hij krijgt een geldboete opgelegd van f 3, plus de kosten van het rechtsgeding à f 0,40.[318] 1863, 27 januari: Martinus Boelens, 39 jaar, geboren te Aduard, landbouwer te Den Horn. Hij had verzuimd kennis te geven, dat Jakob Dinkela en Sijke Venema als knecht en meid bij hem waren komen wonen. Hij had dit moeten opgeven voor het bevolkingsregister van Aduard. Hij had binnen één maand aan het gemeentebestuur moeten kennisgeven van twee in het huisgezin nieuw opgenomen en inwonende dienstboden. Dit was al op 26 juli 1862. Geldboete f 10 plus de gerechtskosten à f 0.40.[319] Blz. 1268: 1870, 30 maart: Martinus Jakobus Boelens, 46 jaar, geboren en landbouwer te Den Horn onder Aduard, heeft een ingezonden brief geplaatst in de Provinciale Groninger Courant van 26 januari 1870. Er is een klacht opgemaakt door de brigadier der rijksveldwacht te Zuidhorn, R. Bolt. Boelens wordt schuldig verklaard aan het wanbedrijf van lastering door in een gedrukt geschrift, dat verkocht en verspreid is geworden, iemand daden ten laste te leggen, die ‘in geval zij plaats hadden, dengene tegen wien zij gedoeld waren, zouden blootstellen aan den haat en de verachting der burgers’. Hij het volgende stuk laten plaatsen: Ter voorkoming van meer laster verklaart de ondergeteekende, dat er ten zijnen huize op den 6e december laatsleden of vroeger of later geene meid door twee timmerlieden, zelfs in de geringste mate, is mishandeld, zooals sedert eenigen tijd door lastertongen wordt over en weer verteld. De geheele historie komt eenvoudig hierop neder, dat de moeder van de meid van losse praatjes ernst heeft gemaakt en aan den brigadier der rijksveldwacht te Zuidhorn, R. Bolt, eene aanklagt heeft gedaan. De brigadier heeft zich bij deze gelegenheid van eene minder gunstige zijde doen kennen, daar hij op eene sluwe wijze heeft getracht aan mijne overige dienstboden verklaringen af te persen, die zij niet konden geven, terwijl hij van mij en mijne vrouw geene notitie heeft genomen. Wanneer de rijksveldwachters op zoodanige wijze iemand in ongelegenheid trachten te brengen, stichten zij meer kwaad dan goed. God en de koning mogen ons voor zulke mannen bewaren! Den Horn, 24 januari 1870, M.J. Boelens. Het met opzet willen beledigen ligt in de gehele strekking van het stuk besloten. Vonnis f 50 boete plus kosten van het geding à f. 2,285 .[320] 1870, 15 december: In een andere zaak wordt Wobbe Oosterhuis, 34 jaar, landbouwer, geboren te Oldekerk, wonende te Hoogemeeden, ervan verdacht op 12 oktober 1870 op het land van Martinus Boelens te Den Horn uit een mand een stuk vuurwerk ‘toebehoorende, hetzij aan de Commissie voor feestregeling bij de harddraverij aldaar, hetzij aan de lastgevers dier Commissie’, weggenomen heeft. De rechtbank heeft niet de overtuiging dat beklaagde arglistig heeft gehandeld, dat is: ‘met den wil om zich bedoeld stuk vuurwerk toeteëigenen’, derhalve vrijspraak.[321] Blz. 1269: 1880, 15 december: Sietse Veldstra, 21 jaar, boerenknecht, wonende Hoogemeeden, geboren in Den Ham, heeft op 21 nov. 1880 te Den Horn Martinus Jacobus Boelens moedwillig aangegrepen, op de grond geworpen en is op hem gaan liggen. Hij wordt veroordeeld wegens moedwillige mishandeling tot 15 dagen gevangenisstraf in eenzame opsluiting te ondergaan, een geldboete van f 8 en de kosten van het geding à f 7.20.[322] 1895, 31 oktober: Hendrik Jonkman, 45 jaar, dagloner, geboren Leek, wonende te Den Horn, Aduard, is op 15 sept. 1895 in de namiddag, zonder daarvoor toestemming gekregen te hebben, in de woning van Martinus Jacobus Boelens te den Horn gegaan en heeft zich niet aanstonds daaruit verwijderd toen zulks hem door genoemde Boelens werd gelast. Het leverde Jonkman een gevangenisstraf op van twee dagen, plus de kosten van het geding à f 5.35.[323] Blz. 1281: 1856, 14 mei: Jacobus Hendericus Boelens, 30 jaar, geboren te Aduard, landbouwer, wonende te Zuidhorn. Hij wordt ervan beschuldigd gezien te zijn op 5 maart 1856 onder de gemeente Zuidhorn met een bruine hond ’s middags omstreeks half een in het open veld zonder dat het dier voorzien was van een slepende kruisbungel. Hij liet de hond loslopen. Geldboete f 10, waarvan 2/3 deel ten behoeve komt van ‘s rijks schatkist, en 1/3 ten behoeve van het fonds tot onderstand van bejaarde en gebrekkige opzieners der jagt en visscherij, hunne weduwen en weezen, verbeurdverklaring van de hond of betaling van f 0.50, plus de kosten van het rechtsgeding à f 5.67½ . Als hij niet betaalt of de hond weigert uit te leveren, gaat hij zeven dagen de gevangenis in. De veldwachter had nog verklaard dat de hond achter de schapen aanliep en dat Boelens hem zeer onvriendelijk had behandeld. De hond liep in het veld volgens Boelens, maar hij was nog jong en ze liepen vlakbij het pad.[324] Blz. 1282: 1865, 25 januari: De familie Visser vraagt een machtiging aan tot publieke verkoop van 3.37.84 ha eigen land onder Lagemeden, kadastraal Zuidhorn sectie D nrs. 168 en 180. Het gaat om: Antje Boss, weduwe van Berend Sjoerds Visser, te Den Horn, voor zichzelf en als moeder en voogdes over haar minderjarige kinderen Trijntje en Sjoerd Visser. Grietje Visser, echtgenote van Jacobus Hendericus Boelens, landbouwer onder Zuidhorn, Jantje Visser, zonder beroep te Oostwold, Hindriktje Visser, vrouw van Geert Schuitema, hoofdonderwijzer te Leegkerk, Willemina Visser, vrouw van Jakob Gerrits Zijlstra, landgebruiker te Oostwold en Writser Boss, wagenmaker te Den Horn als toeziend voogd over de twee minderjarigen.[325] 1871, 7 december: Meester Maurits Clant Bindervoet, 61 jaar, landeigenaar, geboren en wonende te Zuidhorn, heeft op 27 september 1871 op het aaardapelland van H. Meijer een haas geschoten. Hij was aan het jagen met Jan Posthumus, boerenarbeider te Zuidhorn. Er is drie keer geschoten, twee keer door Bindervoet, een keer door Posthumus. De 11-jarige Willem Boelens, die over de langs het land loopende reed [=pad] huiswaarts keerde, is geraakt en verwond. Waarschijnlijk was Jan Posthumus de dader-jager. De schuld van Bindervoet is niet bewezen. Daarom wordt hij vrijgesproken.[326] 1872, 18 december: Jacobus Henderikus Boelens, 46 jaar, landbouwer, geboren te Aduard, wonende te Zuidhorn: belediging met betrekking tot jachtongeluk zoon. De veldwachter van Zuidhorn en de burgemeester hebben proces-verbaal opgemaakt. Boelens heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie en aan mondelinge bedreiging met moord onder verzachtende omstandigheden gepleegd. Daarom krijgt hij twee geldboetes opgelegd, een van f 5 en een van f 25. Betaalt hij niet, dan volgt een gevangenisstraf van 3 dagen. Het incident had plaats op 3 november 1872 in de openbare gelagkamer van het logement onder het gemeentehuis te Zuidhorn. Boelens heeft ‘ten aanhoore van verscheidene personen’ gezegd dat men ‘hier’ [=te Zuidhorn] een knoeijerige politie heeft, dat zij haar pligt niet gedaan heeft en dat er geknoeid was’. Doelende op de gemeenteveldwachter G.A. Nagtglas Versteeg, die daarbij aanwezig was, naar aanleiding van hetgeen deze als beambte had verricht in september 1871 toen de heer Bindervoet ervan verdacht werd de zoon van Boelens uit onvoorzichtigheid te hebben verwond en over welk voorval gesproken wordt. Dat Boelens daarop liet volgen: ‘wanneer ik den heer Bindervoet op mijne reede of op mijn land aantref, en ook: wanneer de heer Bindervoet op mijne reede of mijn land komt jagen of loopen, dan schiet ik hem dood, en ook, dan zal ik op hem schieten zoo goed als ik zien kan, ten einde mij satisfactie te verschaffen om het ‘t gepasseerde jaar voorgevallene tusschen Bindervoet voornoemd, en mijn zoontje, ik wil daartoe geene personen nemen [=inhuren], dat is mij te laag, ik wil zelf de genoegdoening hebben.’[327] Blz. 1289/1290: 1895/1896: Dat Jacob Boelens de reis naar Nederland samen met zijn schoonzoon maakte is nu wat op losse schroeven komen te staan. Hij was waarschijnlijk alleen. De conclusie was te overhaast getrokken, gebaseerd op de foto, die erbij staat. Deze foto is afkomstig van een achterkleinzoon van Bruno van Mispelaar, die dacht dat Bruno en Jacob erop stonden. Maar als je goed kijkt, dan zie je het adres van de fotograaf in Amersfoort: Langestraat. Bruno’s vader, Johannes van Mispelaar, woonde in die straat (zie blz. 1294, bij 18 april 1898). De man op de foto is dik, terwijl de zoon Bruno op de foto op blz. 1292 (bijna 2 jaar daarvoor) slank is. Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de afgebeelde personen op blz. 1289 zijn: links: Johannes van Mispelaar, de vader van Bruno, en rechts nog altijd Jacob Boelens. Blz. 1290: Jacob kwam op 20 juli 1896 weer aan in de V.S. met het schip de Spaarndam. Het was vertrokken uit Boulogne/Rotterdam. Blz. 1302: Lyle Boelens en Christine Klobus zijn in 2007 gescheiden. Mary Edith Frazier is op 17 december 2009 in Denton (TX) overleden. Blz. 1309: James Neils Larsen was een zoon van Neils Larsen. Zijn roepnaam was Jim. Na het huwelijk met Kitty Lee Boelens begonnen zij een boerderij oostelijk van Dell Rapids. In 1974 kochten zij een boerderij in het buitengebied van Brandt (SD). Ze woonden daar nogal geïsoleerd. Het was een melkveehouderij. Ze hebben er 30 jaar met veel plezier gewoond en gewerkt. Jim stopte pas op 80-jarige leeftijd. Ze verkochten het bedrijf en verhuisden naar Clear Lake. Jim is overleden op 6 augustus 2015 in Sanford (SD). Blz. 1310: John Henry Boelens (IX-1) is gescheiden van zijn eerste vrouw op 15 augustus 1977 te Denton (TX); hij is gehuwd (2) op 17 oktober 1980 te Dallas met Aurora Guzman. Van haar is hij op 9 november 1988 te Denton gescheiden. John Henry Boelens is op 18 juni 2009 te Harris (TX) overleden. Blz. 1311: Regel 5: Tami Sue Boelens is op 14 februari 1982 te Dallas getrouwd met (1) Gregory A. Bailey, geboren in 1961. Zij is op 25 februari 1985 te Dallas getrouwd met (2) James Y lii Jarvies, geboren in 1965. Haar broer Anthony Wayne is op 16 juni 1984 te Dallas getrouwd met de 16-jarige Tammy A. Adams. Julie Marie Boelens is getrouwd met Bill Wilkins. Ze wonen in Anahuac (TX). Haar zus Jennifer Lynn is getrouwd met Duane Roof. Ze wonen in Napels (Italië). Blz. 1323: Claudia Ruth Boelens, geboren in 1951, is op 25 mei 1974 te Whatcom (WA) getrouwd met Robert G. Littleton, geboren rond 1952 te Bellingham (WA). Blz. 1346: Nr 7: Geertruida Boelens en Jochum Gras woonden op de boerderij Westerschultinge. Deze boerderij bestaat nog steeds. Huidig adres: Basserweg 6, Steenwijkerwold (Basse). Blz. 1358: 1898, 10 december: Benoeming van een toeziend voogd over de zes kinderen van Johannes Eisses Feddema, landbouwer te Wehe, en wijlen Martha Boelens, overleden te Kloosterburen op 28 okt. 1898. Verschenen zijn, van vaderszijde: Theodorus Swart, landbouwer te Oosterwijtwerd, aangehuwd oom; Johannes Jacobus Mekel, deurwaarder te Bedum, als gemachtigde van Jacobus Johannes Leber, koopman te Bedum, aangehuwd oom; van moederszijde: Fredericus Boelens, landbouwer te Kloosterburen, oom en Freerk de Boer, rijksklerk te Onderdendam, als mondeling gemachtigde van Herman Boelens, brievengaarder te Zuidhorn, oom. Eenstemmig wordt Fredericus Boelens, landbouwer te Kloosterburen, benoemd tot toeziend voogd over de kinderen.[328] 1899, 14 januari: Inventaris van de gemeenschappelijke boedel van het echtpaar Feddema-Boelens. Johannes Eisses Feddema, landbouwer te Wehe, als vader en voogd over Margaretha, 18 jaar, Adrianus, 15, Eusebius, 14, Frederikus, 12, Laurentius 10 en Henderika Feddema, 9 jaar. Hij legt de eed af dat hij eerlijk de nalatenschap heeft opgegeven van Martha Boelens, gewoond hebbende en overleden te Wehe, overleden 28-10-1898 aldaar. Hij overhandigt een inventaris die hij opgemaakt heeft samen met de toeziend voogd over de kinderen, Frederikus Boelens, landbouwer te Kloosterburen. In de voorkamer: eiken kabinet en dito linnenkast met eenige ornamenten erop f 55 klok, spiegel, kachel en turfbak f 15 vierkante tafel en klein tafeltje f 2.50 trapnaaimachine f 20 leuningstoel, acht andere stoelen en een hanglamp f 13 eenige glasgordijnen, schilderijen en schoorsteenornamenten f 4 In een kast: drie tinnen koffiepotten, theepot en stoofje, chocoladeketel, 2 bredjes, eenige steengoed en glaswerk f 14 twee stellen beddegoed f 40 vier zilveren eetlepels, dito suikerstrooier, dito roomlepel en zeven kleine dito lepeltjes f 7.50 trom met lepels en vorken, lampje en eenige kleinigheden f 3 In het kabinet: voorhanden linnengoed f 20 In de middenkamer: vierkante tafel, vijf stoelen, lamp, bred, theepot en stoofje en eenig theegoed f 10 theestoof met koperen ketel f 3.50 twee stellen beddegoed f 45 In een kast: waschstel, 2 assietten, negen groote en kleine bakken, sauskop, 26 groote en kleine borden, pijpstander en een partijtje glaswerk f 8.50 In het karnhuis: tafeltje, waschblik en eenige vaatwerk f 4 In de melkkamer: kastje, 2 tijnen, 2 koperen akers, tinnen kruik, eenig klein tingoed, molde en schratrap, koekepan, strijkijzer, 7 ijzeren potten en pannen, zinken emmer en eenig grof aardewerk f 25 In den kelder: vat met spek, tafel, eenige potten met vet en boter f 47 In de etenkamer: tafel en banken f 5 eenig beddegoed f 10 In de stookhut en buitenshuis: drie rekken en eenige omballing f 5 twee kookpotten en ketels en twee emmers f 11.50 In de schuur, bijschuur, stallen en op den zolder: drie boerenwagens en kapwagen f 110 zeeven, schoppen en handzaaimachine f 9.50 paardegereedschappen, vorken en gaffels f 4 dorschblok en half hectolitermaat f 21 rijven, vlegels en twee oogdoppen f 2.50 drie ladders en mestladders f 7 schalen en gewichten f 2 partij hooi en stroo f 204 partij gerst, tarwe, rogge en haver f 986 partij ongerepeld vlas f 200 zeven koeien en twee kalveren f 730 twee varkens f 35 zes koebakken en koeketten en halsters f 3.50 drie paarden en een veulen f 970 een schaap f 18 twintig kippen f 10 twee wipkarren, drie ploegen en vijf eggen f 55 landrol en twee karren f 30 windmolen en koolploeg f 5 schoffels, schaafbank, oud hout en schutten en wringen f 24.50 partijtje turf, cokes en een vat met petroleum f 43 partij aardappels en wortelen f 45 Wijders nog voorhanden: mannen lijfstoebehooren met versierselen waaronder een gouden en zilveren horologe f 80 vrouwen lijfstoebehooren met versierselen f 60 Totaal: f 4023.50 Voorhanden contanten f 110 Titels en papieren:
Schulden ten laste des boedels: aan J.J. Leber te Bedum wegens geleend geld ingevolgde schuldbekentenis met hypotheek d.d. 9 mei 1898 (notaris Verheijen te Groningen) f 6500, renterende 3 ¾ % jaarlijks. Aan Henderika Timmer, weduwe van A. Boelens te Wehe, wegens geleend geld ingevolge onderhandsche obligatie d.d. 1 mei 1895, renterende 4 %. Aan E. Feddema te Blaricum wegens geleend geld renterende 4 % f 100 vier jaar rente van die som f 16 Aan Th. Smit te Wehe wegens geleend geld, geen rente doende f 100 Aan J. Paagman, schoenmaker te Kloosterburen, f 22.65 aan J.J. Leber in manufacturen te Bedum f 36.47 aan H. Bieling schoenmaker te Wehe f f 11.05 aan H. Lammerts, molenaar te Wehe f 8.77 aan J. Buringa, kuiper te Wehe f 5.45 aan Hanekamp en Perk, in manufacturen te Den Hoorn f 40.77 1/2 aan J. Spiets, bakker te Den Hoorn f 35.50 aan P. Mug, schoenmaker te Leens f 8.85 aan B. Landskroon, houthandelaar te Wehe f 22.36 aan L. Rasterhof, kleermaker te Wehe f 9.75 aan H. Waterbalk, smid te Wehe f 12.85 aan H. Wiechers, commissionair te Wehe f 42.35 aan H. Halscher, bakker te Wehe, f 4 aan G. van Lunteren, arts te Leens f 5 aan W. Werkman, veearts te Leens f 3 aan Torringa en de Cock te Leens, dekgeld f 12 aan F. Hegge te Kloosterburen, dekgeld f 15 aan W. Boelens te Leens, dekgeld f 6 Totaal der schulden f 10.834.07 1/2 Reeds betaalde begrafeniskosten en nog te betalen begraveniskosten f 171.70[329] 1908, 3 juni: Pieter Top, geboren Kloosterburen, 23 jaar, dagloner, wonende Kruisweg, heeft in de nacht van 17 op 18 mei 1908 op den wagenreed van het erf van den heer Johannes Eisses Feddema te Wehe, genoemden Heer Feddema en zijne beide dochters met de dood bedreigd, door hun opzettelijk dreigende toe te voegen: ‘Ik zal mijn lantaarn uitdoen en dan zal ik jelui G.V.D. even koud maken’. Hij krijgt acht dagen gevangenisstraf. Johannes Eisses Feddema verklaarde dat, toen hij met zijn beide dochters naar huis ging, een wielrijder hen tegemoet reed die voortdurend van de ene zijde naar de andere zijde van den weg ging zoodat Feddema niet wist waarheen uit te wijken; dat hij dien persoon daarover aanriep en deze antwoordde ‘ben jij het Geert, dat mag ik graag doen’ en meteen van zijn rijwiel stapte, dat Feddema toen zonder te antwoorden doorliep en de persoon naast hem mee doorliep vloekende en tierende, dat, toen zij op de wagenreed van getuiges erf gekomen waren, getuige [=Feddema] dien persoon verzocht terug te gaan waarop beklaagde zeide: ‘wacht even, ik zal mijn lantaarn uitdoen en dan zal ik je godverdomme even koud maken’, dat beklaagde zulks op dreigende toon zeide tegen getuige en niet tegen zijn dochters, die voor hem uitliepen, dat hij door die bedreiging bevreesd was. Dochter Henderika Feddema legt ook nog een getuigenverklaring af, gelijkluidend aan die van haar vader, alleen dat zij en haar zuster ook zeer bevreesd waren.[330] Blz. 1365: 1874, 20 november: Benoeming toeziend voogd over Hermannus Boelens, 20 jaar, zoon van Hendrikien Arends Timmer, weduwe Adrianus Freerks Boelens in leven pel- en rogmolenaar te Mensingeweer, aldaar overleden 16 okt. 1874. Verschenen zijn: Johannes Freerks Boelens, zonder beroep, wonende te Aduard, oom, Willem Cornelis Boelens, landbouwer te Bedum, oom, Freerk Adrianus Boelens, zonder beroep, wonende te Mensingeweer, broeder, en Mattheus Freerks Smit, zonder beroep, wonende te Mensingeweer, halfbroeder. Het zijn naastbestaanden van Hermannus Boelens. Broer Freerk wordt aangesteld tot toeziend voogd.[331] Blz. 1376: 1890, 15 maart: Verschenen zijn: Bernardus Takkenberg, koopman te Zuidhorn, als voogd over Anna Jacoba Catharina, Jacoba Petronella Theodora en Jacobus Willebrordus Boelens, de drie nog minderjarige kinderen van wijlen de echtelieden Willem Cornelis Boelens en Martha Boelens. Verder: Geertruida van Oosten, zonder beroep, wonende te Bedum, weduwe van Willem Cornelis Boelens, voor zichzelf en als moeder en voogdes over Wilhelmina Geertruida, Theodora Martha, Johannes Petrus, Arnoldus Nicolaas, Adrianus Mattheus en Gesina Jacoba Martha Boelens, geboren uit haar huwelijk met Willem Cornelis Boelens. Zij overhandigen een door hen in aanwezigheid van Pieter van Oosten, koopman te Bedum, toeziend voogd over de kinderen uit het tweede huwelijk, en van Theodorus Fleerkamp, koopman te Noordhorn, toeziend voogd over de kinderen uit het eerste huwelijk, opgemaakte akte van boedelbeschrijving d.d. 22-2-1890. Bij deze boedelbeschrijving was ook de oudste (meerderjarige) dochter uit het eerste huwelijk, Martha Allegonda Rosa Boelens, aanwezig. Zij was nog ongehuwd en woonde in Kiel-Windeweer. Er waren dus tien kinderen uit twee huwelijken. Het sterfhuis van de overledene was in Bedum, wijk G. nr. 169. Roerende goederen: In eene voorkamer, uitziende met twee ramen ten oosten en twee ten noorden: kabinet met 4 kommen f 40 secretaire met pijpenstander, 6 beeldjes en looplampje f 22.50 twee schilderijen en regulateurklokje f 14 ladetafel, koperen schenkketel, koffiekan en stoofje, naaikistje, 2 kleedjes en roomkommetje, rieten leuningstoel en 9 stoelen met matten zittingen f 20 kolomkachel met ketel en pijp f 8 koperen doofpot, kolenbak, koffiekomfoor, koperen asschop en veger, turfbak, plaatstoof en drie stoven f 4.50 wieg, tafelstoel [=stoel met een tafeltje eraan vast, kinderstoel] en klein kinderstoeltje f 2.50 vierkante tafel en hanglamp f 8 theebred, kwispedoor, sigarenbeker, spiegeltje, eenig theegoed en schoorsteen ornamenten f 1.25 vier glasgordijnen en vier horretjes f 3 In eene kast: 3 karaffen en 18 glazen, tinnen koffiepot, 3 kannetjes, 6 bruine kop en schoteltjes, theebred f 8 tinnen koffiepot, twee bredjes, 24 witte kop en schoteltjes, 2 suikerpotten, 2 kop en schoteltjes en 2 fleschen f 6.50 groot glas, suikerpot, melkkan, 2 karaffen, bitterfleschje, 2 bruine suikerpotten 2 witte steenen schaaltjes, bredje f 2 karaf, 12 glazen, bred en melkkommetje f 1.25 azijnstel, mosterdpotje, melkkan en eenig klein steengoed f 0.75 Op de bedsteden: drie stellen beddegoed f 75 In eene kamer uitziende met ramen ten westen en twee ten noorden: eiken linnenkast en 3 bloemvazen In de gang: een duif met kooi, met 2 vazen In de kelder: 8 boterpotten, 4 groote steenen melkpotten, botermolde, 6 stopflesschen, 2 tinnen kommen, 1 dito schotel, 2 tinnen kruiken, 3 dito waterpotten, tinnen zeeppot, tinnen maat, koperen keteltje, dito komfoortje, tinnen trechter, eenige kleine blikken voorwerpen en grof aardewerk, eierrekje, koperen stoof, tinnen kandelaar f 27.50 In het achterhuis: boterkorf, kinderwagen, balie en schra, wiegschamel, hekje, spiegeltje, eenig grof steengoed, 2 emmers, vatje, kaasrijf, korfje en nap f 2.50 In de keuken: vierkante tafel, stoof, bankje, lepel, 3 schilderijen, klein tafeltje, staande lamp, 2 flesschen f 3 leuningstoel, 3 andere stoelen, kinderstoeltje en 2 kerkstoven f 3 In een kastje: koffiemolen, petroleumklip, kan, eenige bakken, borden, flesschen en grof steengoed, blikken koffiepot, koperen strijkijzer, bakpan en 3 pannetjes f 3.75 eenig beddegoed f 15 In de schuur: bank, rekje, balie, kistje, bakje, kar, trapje, ladder, oud ijzer en rek f 5 partij turf, boonen en aardappels f 8 voerkistje, vat, tijn en hakvat f 2 schop, ijzeren pot, vat, 2 konfers [sic], en oud hout f 2 10 kippen f 7.50 schoffel, gaffel, greep, hark, korf, siervat, oud ijzer, steengoed, hout en boonstokken f 2 In de stookhut: vuurpot, ketel en ket, 2 emmers, vatjes, turfbak en tang f 1 ijzeren pot, koekepan en blauwe pan f 1.50 Verder is voorhanden, zilver en linnengoed: 6 zilveren vorken, wegende 310 gram f 17.50 10 dito lepels, wegende 375 gram f 20 12 messen en 6 lepels f 2 zilveren schaar met ketting f 1.50 12 linnen lakens, 12 katoenen dito, eenige kussensloopen en bedgordijnen f 20 Totaal: f 387 lijfstoebehooren van Boelens: 2 duffelsche jassen, 2 oude jassen, 3 lakensche jassen, overjas, 3 broeken, 5 hemdrokken, 4 onderbroeken, 4 vesten, 10 hemden, 3 onderhemden, 4 boezeroens f 20 2 oude zilveren horologes en signet met zilveren ketting f 7.50 zilveren tabaksdoos wegende 165 gram, f 10.75 Titels, papieren van waarde, opgaven en verklaringen: Huwelijkscontract 4 januari 1876 tussen Willem Cornelis Boelens en Geertruida van Oosten (zie Boelensboek blz. 1373). Het kapitaal: dat haar staatsobligaties ter waarde van f 6000 tijdens het huwelijk verkocht zijn. Testament van Willem Cornelis Boelens, zelfde datum (zie Boelensboek blz. 1373). Inventaris van de gemeenschap van goederen tussen Willem Cornelis Boelens en zijn eerste vrouw Martha Boelens 30 december 1875 (zie Boelensboek blz. 1371). Het daar vermelde huis in Noordhorn is tijdens het tweede huwelijk verkocht voor f 2540. Akte van boedelscheiding van de nalatenschappen van de ouders van Willem Cornelis Boelens, d.d. 11 mei 1877 (zie Boelensboek blz. 1338). Vordering: een onderhandsche schuldbekentenis afgegeven in mei 1877 door Abel Iwema, landbouwer te Hoogemeeden, die verklaart wegens geleend geld schuldig te zijn aan Willem Cornelis Boelens f 10.000, tegen een jaarlijkse rente van 4 ½ %, onder borgtocht van Aagtje Bakker, weduwe van Jacobus Hofman, renteniersche te Zuidhorn. Te vorderen van Martha Buit te Bedum f 60 Schulden: aan Jacobus en Johannes Boelens te Zuidhorn wegens geleend geld, doende geen rente f 160 aan J. van Oosten te Wehe wegens geleend geld, rentende jaarlijks 4 ½ % f 300 aan D. Post te Bedum f 5.86 aan K. Woldinga, schoenmaker aldaar f 41.50 aan R. Bodewes, koperslager te Bedum f 3 aan J.W. Boelens, bakker te Bedum f 3.43 aan P. van Oosten te Bedum, wegens geleverde goederen en gedane uitschotten f 97.72 aan denzelfden wegens ten behoeve van den boedel betaald aan a) dr. H.U. Schleurholts te Bedum voor geneeskundige diensten en geleverde medicijnen f 232.80 b) J.J. Leber & Co. te Bedum voor geleverde manufacturen f 129.89 aan K.J. Doornbos te Bedum, lopende huishuur verschijnende 1 mei a.s. f 170 aan F. Scheer te Bedum f 30.97 aan A. Meulenbelt te Bedum f 5.70 Totaal der schulden: f 1180.88[332] 1891, 23 maart: Geertruida van Oosten, woonachtig te Bedum, weduwe van Willem Cornelis Boelens, moeder-voogdes van 6 kinderen; ieder kind erft f 633,70 en dat is te weinig om van de rente daarvan die kinderen op te voeden. Het gaat om Wilhelmina Geertruida, 13 jaar, Theodora Martha, 10 jaar, Johannes Petrus, 8 jaar, Arnoldus Nicolaas, 6 jaar, Adrianus Mattheus, 4 jaar en Gesina Jacoba Martha, 1 jaar. Het vermogen van de kinderen bestaat uit ieder een bedrag van f 633.70, tezamen f 3802.20 aan hen toebedeeld bij acte voor notaris Van Meerten te Onderdendam d.d. 21 juni 1890. Het eigen vermogen van Geertruida bestaat slechts uit f 692.25. Ze wil het hele kapitaal van haar kinderen hebben om het te kunnen gebruiken voor hun opvoeding. Verschenen zijn: Pieter van Oosten, koopman te Bedum, toeziend voogd, Johannes Jacobus Mekel, deurwaarder te Bedum, als gemachtigde van Jacobus Boelens, zonder beroep te Zuidhorn, oom, Bernardus Takkenberg, koopman te Zuidhorn, neef, Jan van Oosten, landbouwer te Wehe, oom, Johannes Banus, klerk te Groningen, oom. De toestemming wordt verleend.[333] Blz. 1377: 1897, 27 februari: Inventaris van Henderikus Paagman, logementhouder te Kloosterburen, en wijlen Martha Alagonda Rosa Boelens, overleden aldaar 7 december 1896. Henderikus Paagman verschijnt tevens als voogd over Petrus Engelbertus, 5 jaar, Wilhelmus Cornelis, 2 jaar, Engelina Margaretha, 1 jaar, en Martha Jacoba Geertruida Paagman, twee maanden oud, zijn minderjarige kinderen. In aanwezigheid van Johannes Paagman, schoenmaker te Kloosterburen, als toeziend voogd, heeft Henderikus een inventaris opgemaakt van de boedel, die hij overhandigt. De taxatie is gedaan door Henricus Gerardus ten Berge, zaakwaarnemer, wonende te Leens. In de jachtweide [=gelagkamer, de hoofdruimte van het logement] vier tafeltjes en schrijfbureau f 15.60 biljart met toebehoren f 250 achttien stoelen f 18 gegoten kolomkachel f 7.50 twee hanglampen f 10 spiegel, ronde tafel en kinderstoel f 8 klokje, tabaksvaatje, automaat, inktstel, cokesbak, pook en tang f 12.50 tinnen koffijpotje, blaadje met eenig theegoed f 3.50 een partij sigaren f 60 glaswerk, eenige fleschen en tinnen maten f 10.60 voorradig gedistilleerd, cognac, wijnen, bitter en likeur f 195 eenig theegoed f 1.30 een koolzuur cilinder f 15 eenige kruiken f 1.20 gordijnen en raamhorren f 6 In de oostersche kamer: twaalf stoelen met rieten zittings f 30 eikenhouten kabinet met ornamenten f 25 spiegel, klein tafeltje met kleedje, sigarenstel en tafelschel f 10 theestoof, vier stoven, eenige schilderijen en vloerkleedjes f 9.50 vierkante kachel, cokes en turfbak f 5.50 tafel en hanglamp f 8.75 regulateurklok f 13 gordijnen, raamhorren f 8 een stel beddegoed met dekens en verder toebehooren f 40 twee tinnen koffijpotten, twee zettertjes en eenige eetwaren f 31 eenig theegoed, borden, bakken, glaswerk en presenteerblaadjes f 13.40 lepelkistje met zes zilveren lepeltjes en dito suikerschepje f 5.40 eenige messen, vorken en lepels f 6 linnen, beddelakens, kussenslopen, beddegordijnen en tafellinnen f 34 gouden broche met dito oorbellen f 6.40 twee gouden ringen en zilveren vingerhoed f 4.75 beursje met zilver, zilveren armband, en dito horologeketting f 8.50 gouden slotje met gitkoralen, kerkboek met zilveren krap en eenige andere kleinodiën f 9.25 In de keuken: zes stoelen, twee tafels, groote pot en hanglamp f 5.60 kolomkachel, turfvat en tang f 5.80 kookkachel met twee ketels, eenige potten en pannen f 15.25 petroleumstel f 2.25 vijftien halve kilo’s koffij en eenig Kneips koffij [=Kneipp koffie, gemaakt van gerst] f 8 eenig theegoed, koffijkan met komfoortje, koffijmolen en keukengereedschappen f 4.90 een stel beddegoed met toebehooren f 35 eenige eetwaren f 12 In het achterhuis: een partij klompen, potten en steengoed en kinderwagen f 9 kapokken bed met toebehooren f 11.25 In de melkenkamer: eenige potten, borden, borden, zinken vaatje en koperen waschaker f 7.50 In de schuur: partij klompen f 14 eenige tobben, emmers, linnenrekken en glazenspuit f 8 schalen, gewigten en petroleumpomp f 18.90 drie vaatjes zeep, een vat met soda, raapolie, siroop, azijn en traan f 70 In de winkel: eenig touwwerk en dweilen f 11.50 borstel goederen en teemsen f 13 eenige fleschen poedersocolade [sic], boomolie, bessenwijn en bessensap en levertraan f 26 voorradig tabak, kaarsen, sago en eenige bussen cacao f 19 eenige bakken en bussen met kruidenierswaren f 29 kaas, blaauwsel, trom met thee, een pot met boter en een vat met vet f 29.50 trommel met koffij en eenige stopfleschen met bisquit en specerijen f 15.65 een partij steengoed f 20 boonen en erwten f 5 winkelgereedschappen f 19 Op de zaal: Honderdtwintig stoelen f 60 vijftien tafeltjes f 30 twee biljarts met toebehooren f 220 vier hanglampen f 20 glaswerk op tapkast en eenige stopfleschen f 14 wekker, wijnglazen en lepeltjes f 6.60 twee kolomkachels f 10.50 In de slaapkamer: ledikant met bed f 16 zes stoelen, tafeltje en lamp f 7 een stel beddegoed met toebehooren f 40 eenige vloerkleedjes f 1.10 Op de zolder: een kist met rijst en een dito met gort f 27 een dito met bruine suiker f 18 een dito met witte suiker f 2 twee kistjes met rozijnen, droge appels en een kist met tabak f 16.50 een zakje met bruine boonen en een vat met sichorei f 11.50 eenige pakken sago, kistje met stijfsel en goudsche pijpen f 7 een kist met zout f 4.20 een kist kandij f 9.60 eenige gereedschappen en hout f 5 een partij turf en cokes f 12 mans en vrouwen lijfstoebehooren f 80 contanten aanwezig f 102 Totaal f 2017.75 Te boek staande vorderingen ten laste van: Wed. L.W. Feddema te Kloosterburen f 21.66
R.C. Armbestuur aldaar f 9.40 Titels en Papieren: akte van publieke verkoop 21-9-1888 voor notaris Spandau te Loppersum waar Paagman aankocht: een behuizing te Kloosterburen zijnde een herberg met daarbij behoorende grond ter grootte van 5 are 70 centiare, kad. bekend sectie B nr. 930; verder zeven aandeelen à f 2.50 in de vereeniging St. Willibrord te Kloosterburen. Schulden: ten voordele van Engelina Jozefs Vink, weduwe Petrus Berends Paagman en de erven van laatstgenoemde te Kloosterburen wegens geleend geld f 4000, jaarlijkse rente 3 %.
Th. Niemeijer aldaar wegens geleverd tabak f 36.50 Viersen en Haan aldaar wegens geleverd levertraan f 8.75 J.S. Huisinga aldaar wegens geleverd azijn f 7.25
Gebr. Catz aldaar, voor geleverd bitter f 5.15 F.K. Koops aldaar, voor geleverde koloniale waren, f 62 en 5 1/2 cent
Oosterchrist te Groningen wegens geleverde sigaren f 46.30 Wed. Servaas aldaar wegens geleverd steengoed f 1 Bolgers en zoon te Bolsward voor geleverd thee f 2.50 Firma Wed. Miedendorp te Groningen, geleverde kruidenierswaren f 11.07 H.K. Jansen aldaar, voor touwwerk f 2.55
Henderikus Paagman verklaart dat nog tot de nalatenschap behoort het 1/4 aandeel in de nalatenschap van wijlen zijn vader Petrus Berends Paagman, gewoond hebbende te Kloosterburen. De nalatenschap is nog ongescheiden.[334] Blz. 1385: Anna Maria Martha Ament-Boelens is op 19 maart 2016 te Eindhoven overleden. Jacobus Willebrordus Boelens is op 28 juli 2008 te Almelo overleden. Blz. 1386: Fredericus Jacobus Boelens is op 22 december 2008 te Deventer overleden Andries en Iina Boelens-Laasio (X-r) hebben ook een dochter: Anni Aurora Boelens, geboren te Utrecht op 17 januari 2006 Blz. 1388: Cobi Boelens-Borchert is op 26 juli 2009 te Emmen overleden. Blz. 1389: Bij IX-t: Plaats huwelijk van Esther Boelens en Robert Jansen is Putten. Hij is geboren te Ermelo. Het beroep van Esther is opleidingsmanager. Zij hebben een dochter. Paul Boelens en Tanja Hoefnagels hebben twee zoons, beiden geboren te Deventer: Thomas Frederic, geboren op 8 mei 2006 en Timo Jacob, geboren op 20 december 2008. Het beroep van Paul is key account manager en dat van Tanja is juridisch beleidsmedewerker. Blz. 1391: Jaap Jan Boelens (geb. 1970) is kinderarts-immunoloog; Nicole Boelens en Erik van der Wel zijn op 21 sept. 2007 te Breda getrouwd. Zij hebben een dochter. Patrick Boelens (X-u) en Annemarie ter Laak hebben nog een zoon: Mart Boelens, geboren te Hengelo op 9 november 2007. Blz. 1393: IX-x: Thijs Boelens en Cécile Egbers zijn sinds 27 mei 2009 gescheiden. Blz. 1397: Toen Marie Boelens-Walstra in 1913 in verwachting was van haar oudste dochter Truus, kreeg ze van haar man een kerststal cadeau. Deze stal is nog steeds in de familie, nl. bij Willy Niessen, dochter van Truus. Noot 4473: ze zijn in het bezit van haar kleindochter Willy Niessen te Nijmegen. Blz. 1398: Onderaan: Hendricus Niessen moet Hinderikus zijn. Blz. 1399: 4e regel: 1953 moet 1952 zijn. 5e regel: Splitsing moet Splitting zijn. Blz. 1401: Bep Walker-Boelens is op 25 juni 2018 op de leeftijd van 100 jaar in Groningen overleden. Blz. 1402: Toos Grimberg-Boelens is op 16 augustus 2009 te Drachten overleden. Blz. 1403: Miep Hulsman-Boelens is op 20 januari 2009 te Alphen aan de Rijn overleden. Johannes Petrus (Han) Boelens (VIII-p) is op 20 december 2009 te Utrecht overleden. Blz. 1404: Balduinus Johannes Boelens is op 22 april 2011 in Den Haag overleden. Blz. 1407: Thea Dirks-Boelens is op 22 december 2012 te Eindhoven overleden. Jan Heijer is op 22 november 2011 te Utrecht overleden. Willy Heijer-Boelens is op 19 juli 2015 te Utrecht overleden. Blz. 1409: Bouke en Artémis Boelens-Borgers hebben nóg twee kinderen: Nickele Jorrit Didier, geboren te Utrecht op 10 december 1999 en Merle Justine Romée, geboren te Bilthoven op 13 oktober 2001; Pieter en Annemieke Boelens-van der Zijden hebben nóg een kind: Paco Bouke Dahir, geboren te Rotterdam op 27 augustus 2001. Sepbiena Geertruida Boelens-Bakker is op 22 nov. 2013 te Groningen overleden. Blz. 1426: Bij 1780, 22 mei: laatste regel: (zie deel 1), moet zijn: (zie blz. 1087); en bij: 1792, 3 augustus, deze datum is onjuist, het huwelijkscontract werd opgemaakt op 21 juni. Blz. 1427:
Blz. 1442: Op 11 juni 1831 is Elisabeth Boelens bevoegd verklaard als vroedvrouw. In 1841 werkte zij al op Terschelling, misschien al eerder. Uit: Provinciaal Blad van Noord Holland, 1841: Lijst der bevoegd erkende oefenaren van de onderscheidene takken der geneeskunde in de Provincie Noord Holland voor het jaar 1841 (kennelijk viel Terschelling toen onder Noord-Holland). Blz. 1443: Reintje Jacobs Boelens is vóór haar huwelijk bevallen van een kind. Naam van het kind: Jan Jacobs Boelens, geboren te Stitswerd in huis nr. 2 op 28 december 1819, overleden aldaar op 22 jan. 1820. De geboorte wordt aangegeven door Grietje Pieters, vroedvrouw, 50 jaar, wonende te Onderdendam. Getuigen: Klaas Jacobs Tillema, 38 jaar, koopman, en Lambert Hindriks Knot, 54 jaar, dagloner, beiden wonende te Stitswerd. Het overlijden wordt aangegeven ook door Klaas Jacobs Tillema, winkelier, en Mattheus Meinardi, 29 jaar, schoolmeester te Stitswerd. Het kind is duidelijk vernoemd naar zijn oom die een dag voor zijn geboorte is overleden. Blz. 1459: Waarsch. Hijcke moet veranderd worden in Hijcke Luirts (waarsch. moet weg). Blz. 1486: koeschot: ook: een soort belasting, waarbij de hoogte afhing van het aantal aanwezige koeien Blz. 1514: (rechts) Mariëtta Wilhelmina Johanna Henrika moet weg Blz. 1520: Brandsma = Bandsma Blz. 1562: Mattheijer: Maria Jans, moet zijn: Mattheijes, Maria Jans Blz. 1570: Toevoegen: Paijmans, Mariëtta Wilhelmina Johanna Henrika, 873 Blz. 1609: Bij Boelens, drs J.M.B. toevoegen: 979 Blz. 1610: Bij ‘Groninger Archieven’, toevoegen: 149; bij ‘Uit literatuur’, toevoegen: 599
[1] GrA HJK 880, fol. 146 [2] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 3980, fol. 168v [3] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4020, fol. 186v [4] idem, fol. 3 [5] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4043, fol. 146v [6] idem, inv. nr. 4085, fol. 61v [7] idem, inv. nr. 4109, fol. 164v [8] idem, inv. nr. 4084, fol. 218 [9] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4089, fol. 188 [10] idem, inv. nr. 4112, fol. 70v [11] idem, fol. 137v [12] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4112,fol. 155 [13] idem, inv. nr. 4113, fol. 61 [14] idem, fol. 163v [15] idem, inv. nr. 4117, fol. 111v [16] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4131, fol. 26v [17] idem, inv. nr. 4133, fol. 34v [18] idem, inv. nr. 4142, fol. 135 [19] idem, inv. nr. 4149, fol. 168 [20] idem, inv. nr. 4150, fol. 122v [21] idem, fol. 123 [22] idem, fol. 123 [23] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4151, fol. 23 [24] idem, inv. nr. 4155, fol. 173v [25] idem, inv. nr. 4080, fol. 46v [26] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4081, fol. 182 [27] idem, inv. nr. 4088, fol. 141v [28] idem, inv. nr. 4119, fol. 138v [29] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4152, fol. 127 [30] GrA rechtbank van eerste aanleg Groningen, toegang 144, inv. nr. 48, nummer 511, 3 sept. 1821 [31] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv.nr. 148, nr. 2390, rolnr. 337, 8 sept. 1881 [32] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 263, rolnr. 482, 21 okt. 1902 [33] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 264, rolnr. 521, 6 nov. 1902 [34] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 320, rolnr. 57, vonnis 18 febr. 1915 [35] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 323, rolnr. 324, vonnis 30 sept. 1915 [36] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4111, fol. 31v [37] idem, inv. nr. 4120, fol. 192 [38] idem, inv. nr. 4125, fol. 143v [39] idem, inv. nr. 4128, fol. 88/88v [40] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4141, fol. 25v [41] idem, inv. nr. 4153, fol. 116v [42] idem, inv. nr. 4162, fol.193v [43] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1290, nr. 3592, 1 mei 1857 [44] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 84, rolnr. 634, 26 aug. 1843 [45] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv.nr. 216, nr. 1441, rolnr. 143, 13 april 1893 [46] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 268, rolnr. 376, 1 okt. 1903 [47] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 304, nr. 296, 2 nov. 1908 [48] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 261, rolnr. 262, 6 juni 1902 [49] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4017, fol. 44v [50] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4018, fol. 28 [51] idem, inv. nr. 4022, fol. 203 [52] idem, inv. nr. 4026, fol. 47 [53] idem, inv. nr. 4033, fol. 246 [54] idem, inv. nr. 4022, fol. 93v [55] idem, inv. nr. 4025, fol. 134v [56] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4067, fol. 85v [57] idem, inv. nr. 4020, fol. 54 [58] idem, inv. nr. 4013, fol. 204v [59] idem, inv. nr. 4041, fol. 215v [60] idem, fol. 215 [61] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4023, fol. 57vs [62] idem, inv. nr. 4047, fol. 177 [63] idem, inv. nr. 4044, fol. 12 [64] idem, inv. nr. 4016, fol. 116v [65] idem, inv. nr. 4041, fol. 41 [66] idem, inv. nr. 4025, fol. 148v [67] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4026, fol. 202 [68] idem, inv. nr. 4036, fol. 98v [69] idem, inv. nr. 4037, fol. 237v [70] idem, inv. nr. 4038, fol. 228 [71] idem, inv. nr. 4039, fol. 187 [72] idem, inv. nr. 4041, fol. 266v [73] idem, fol. 295 [74] idem, fol. 266 [75] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4041, fol. 332 [76] idem, inv. nr. 4049, fol. 205 [77] idem, inv. nr. 4054, fol. 70 [78] idem, inv. nr. 4051, fol. 257 [79] idem, inv. nr. 4058, fol. 253v [80] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4064, fol. 61 [81] idem, inv. nr. 4065, fol. 117 [82] idem, fol. 190 [83] GrA r.a. III a 45 24-10-1649 [84] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4014, fol. 52 [85] idem, inv. nr. 4016, fol. 253v [86] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4024, fol. 163 [87] idem, inv. nr. 4025, fol. 24 [88] idem, fol. 170 [89] SA 726, fol. 74v [90] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Gronigen, inv. nr. 4016, fol. 231v [91] idem, inv. nr. 4033, fol. 74 [92] idem, fol. 75 [93] idem, inv. nr. 4016, fol. 159v [94] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4027, fol. 72v [95] idem, inv. nr. 4018, fol. 53 [96] idem, inv. nr. 4015, fol. 245v [97] idem, inv. nr. 4017, fol. 115 [98] idem, inv. nr. 4019, fol. 141v [99] idem, inv. nr. 4020, fol. 251 [100] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4027, fol. 135 [101] idem, inv. nr. 4039, fol. 216 [102] idem, inv. nr. 4038, fol. 109v [103] idem, inv. nr. 4035, fol. 166v [104] idem, inv. nr. 4032, fol. 224v [105] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4048, fol. 1 [106] idem, inv. nr. 4033, fol. 106 [107] idem, inv. nr. 4040, fol. 33v [108] idem, inv. nr. 4043, fol. 161v [109] idem, inv. nr. 4040, fol. 52 [110] idem, inv. nr. 4046, fol. 244 [111] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4047, fol. 139v [112] idem, fol. 188v [113] idem, inv. nr. 4035, fol. 189 [114] idem, inv. nr. 4038, fol. 237 [115] idem, inv. nr. 4037, fol. 213vs [116] idem, inv. nr. 4064, fol. 41 [117] idem, inv. nr. 4047, fol. 79 [118] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4048, fol. 38v [119] idem, inv. nr. 4045, fol. 96 [120] idem, inv. nr. 4046, fol. 151v [121] idem, inv. nr. 4044, fol. 64 [122] idem, fol. 79 [123] idem, inv. nr. 4055, fol. 76v [124] idem, inv. nr. 4051, fol. 233v [125] idem, fol. 227 [126] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4049, fol. 95v [127] idem, fol. 176 [128] idem, inv. nr. 4053, fol. 71v [129] idem, inv. nr. 4014, fol. 84v [130] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4016, fol. 126 [131] idem, inv. nr. 4020, fol. 249 [132] idem, inv. nr. 4027, fol. 137v [133] idem, inv. nr. 4028, fol. 207 [134] idem, inv. nr. 4029, fol. 9v [135] idem, inv. nr. 4035, fol. 87 [136] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4042, fol. 30 [137] idem, fol. 151 [138] idem, inv. nr. 4045, fol. 90 [139] idem, inv. nr. 4045, fol. 119 [140] Voor verdere informatie: ‘De Onwrikbare rechtgelovigheid van Jacob Cramer. Het leven van Jacobus Johannes Cramer (1744-1824)’ in: Dr H.C. de Wolff: De Kerk en het Maagdenhuis, Utrecht, Uitg. Het Spectrum, 1970, blz. 183 t/m 262). [141] GrA toegang 1534, volle gerecht van de stad Groningen, inv. nr. 4051, fol. 58v [142] idem, inv. nr. 4052, fol. 129v [143] idem, inv. nr. 4069, fol. 164v [144] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4071, fol. 73v [145] idem, inv. nr. 4076, fol. 254 [146] idem, inv. nr. 4073, fol. 257v [147] idem, fol. 259 [148] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4075, fol. 162v [149] idem, fol. 261 [150] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4077, fol. 255v [151] idem, inv. nr. 4078, fol. 161 [152] idem, inv. nr. 4079, fol. 217v [153] idem, inv. nr. 4085, fol. 134v [154] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4090, fol. 49 [155] idem, inv. nr. 4092, fol. 63 [156] idem, inv. nr. 4094, fol. 39 [157] idem, inv. nr. 4099, fol. 153v [158] idem, inv. nr. 4105, fol. 201 [159] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4117, fol. 8v [160] idem, inv. nr. 4120, fol. 55 [161] idem, inv. nr. 4128, fol. 12v [162] idem, fol. 113v [163] idem, inv. nr. 4129, fol. 112v [164] idem, inv. nr. 4134, fol. 153 [165] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4143, fol. 54 [166] idem, fol. 54v [167] idem, fol. 96 [168] idem, inv. nr. 4145, fol. 71v [169] idem, inv. nr. 4148, fol. 3 [170] idem, inv. nr. 4149, fol. 187v [171] idem, fol. 199 [172] idem, inv. nr. 4151, fol. 35 [173] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4154, fol. 148 [174] idem, inv. nr. 4156, fol. 120 [175] idem, inv. nr. 4157, fol. 120 [176] idem, fol. 177v [177] idem, inv. nr. 4158, fol. 187v [178] idem, inv. nr. 4162, fol. 113v [179] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4162, fol. 243 [180] idem, inv. nr. 4114, fol. 125v [181] GrA toegang 734, inv. nr. 102, rechtdagen te Bedum [182] idem [183] idem [184] idem [185] idem [186] idem [187] GrA toegang 734, inv. nr. 102, rechtdagen te Bedum [188] NA toegang 2.13.09, 8e regiment infanterie, stamboeknr. 4120, fol. 688, stamboeknr. 1370, fol. 253 en stamboeknr. 1513; de inschrijvingen en de data van desertie lopen enigszins parallel aan de data uit de registers van het RK-weeshuis over zijn weglopen en zijn terugkeer aldaar. [189] GrA toegang 1399, archief gemeentebestuur Groningen inv. nrs. 1616 en 1617 [190] Tresoar, archief van de gevangenis te Leeuwarden, inv. nr. 1010, nr. 2372 [191] BHIC toegang 21, Vredegerecht Boxmeer, inv. nr. 1299, volgnr. 691, met dank aan mijn achterneef Wim Boelens te Zundert voor het signaleren van deze akte. [192] GA toegang 0232, inv. nr. 1085, bevelschriften van de raadkamer ter al of niet verwijzing van zaken naar zitting of procureur-generaal, rechtbank van eerste aanleg te Zutphen [193] GA toegang 0232, inv. nr. 72, procureur-crimineel, ingekomen stukken van de officier van Justitie te Zutphen [194] GA toegang 0232, inv. nr. 57, ingekomen stukken bij de procureur-crimineel [195] GA, toegang 0232, rechterlijk archief, deel 5.1: Archief Hof van Assises, inv. nr. 28 [196] GrA toegang 1534, volle gerecht van de stad Groningen, inv. nr. 4014, fol. 140 [197] idem, inv. nr. 4015, fol. 43v [198] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4015, fol. 49 [199] idem, inv. nr. 4025, fol. 155 [200] idem, inv. nr. 4026, fol. 47 [201] idem, inv. nr. 4017, fol. 192 [202] idem, inv. nr. 4016, fol. 166v [203] Prosopographia Iesuitica Belgica Antiqua (archief van de Jezuïeten te Nijmegen) [204] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4014, fol. 192v [205] Gruoninga 2009: Antonia Veldhuis: Defloratie en fornicatie, blz. 90 [206] idem, inv. nr. 4016, fol. 234 [207] idem, inv. nr. 4034, fol. 86v [208] NA, archief van de VOC, inv. nr. 5412, fol. 42 [209] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4018, fol. 77 [210] idem, inv. nr. 4023, fol. 35v [211] idem, fol. 101 [212] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4023, fol. 101v [213] idem, inv. nr. 4025, fol. 75v [214] idem, inv. nr. 4026, fol. 174 [215] idem, inv. nr. 4027, fol. 82v [216] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4028, fol. 251v [217] idem, inv. nr. 4029, fol. 2 [218] idem, inv. nr. 4029, fol. 213 [219] idem, inv. nr. 4030, fol. 141v [220] idem, inv. nr. 4033, fol. 38 [221] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4034, fol. 19 [222] idem, fol. 27v [223] idem, fol. 28 [224] idem, inv. nr. 4035, fol. 15 [225] idem, fol. 15v [226] idem, inv. nr. 4035, fol. 96 [227] idem, inv. nr. 4048, fol. 155v [228] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4048, fol. 235 [229] idem, inv. nr. 4052, fol. 211v [230] idem, inv. nr. 4057, fol. 132 [231] idem, inv. nr. 4060, fol. 11 [232] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4061, fol. 259v [233] idem, inv. nr. 4067, fol. 82v [234] idem, inv. nr. 4069, fol. 167 [235] idem, inv. nr. 4078, fol. 93v [236] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4079, fol. 108v [237] idem, inv. nr. 4080, fol. 104 [238] idem, fol. 196 [239] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4082, fol. 39 [240] idem, inv. nr. 4084, fol. 122 [241] idem, inv. nr. 4099, fol. 155 [242] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4130, fol. 135v [243] idem, inv. nr. 4076, fol. 181v [244] idem, inv. nr. 4080, fol. 38 [245] idem, inv. nr. 4082, fol. 116 [246] idem, inv. nr. 4112, fol. 190v [247] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4128, fol. 88v [248] Gra SA, toeg. 1, inv. nr 453, 20-1-1796 [249] idem, inv. nr. 4025, fol. 94 [250] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4029, fol. 192 [251] idem, inv. nr. 4059, fol. 16 [252] idem, inv. nr. 4060, fol. 58v [253] idem, inv. nr. 4062, fol. 178 [254] idem, fol. 189 [255] idem, fol. 202 [256] GrA toegang 1534, volle gerecht stad Groningen, inv. nr. 4063, fol. 204v [257] idem, inv. nr. 4064, fol. 146 [258] Prosopographia Iesuitica Belgica Antiqua (archief van de Jezuïeten te Nijmegen) [259] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 269, nummer 38, 9 febr. 1892, en nr. 52 [260] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 139, 30 juli 1879 [261] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, strafvonnissen, inv. nr. 36, nr. 11, 31 jan. 1921 [262] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 232, rolnr. 190, 2 juli 1896 [263] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 253,rolnr. 445, 7 nov.1900 [264] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 258, rolnr. 423, 23 okt. 1901 [265] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, strafvonnissen, inv. nr. 40, nr. 801, 3 dec. 1921 [266] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële akten, inv. nr. 55, nr. 219, 6 okt. 1930 [267] BHIC toegang 5117, notariaat Vught, inv. nr. 46, akte nr. 22 [268] idem, inv. nr. 49, akte nr. 36 [269] idem, inv. nr. 51, akte nr. 67 [270] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant, 5 mei 1877 [271] BHIC toegang 24, inv. nr. 74, proces nr. 11 [272] De Noord-Brabanter, 20-12-1869 [273] Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant, 4-11-1876 [274] Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Courant 16-1-1877 [275] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant 13-2-1877 [276] Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 26-8-1911 [277] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 349, rolnr. 620, vonnis 6 nov. 1919 [278] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant 20-12-1895 [279] Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 28-4-1908 [280] BHIC toegang 24, inv. nr. 464, proces nr. 70 [281] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant, 10-9-1910 [282] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant, 2-2-1916 [283] Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant, 7-2-1916 [284] Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant 8 ok tober 1869 [285] Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant 3 april 1887 [286] Provinciale Noordbrabantsche 's-Hertogenbossche Courant 29 juni 1888 [287] Provinciale Noordbrabantsche 's-Hertogenbossche Courant 25 juni 1891 [288] GrA rechtbank van eerste aanleg Groningen, toegang 144, inv. nr. 47, nr. 295, 15 juni 1818 [289] GrA rechtbank van eerste aanleg Groningen, toegang 144, inv. nr. 47, nr. 302, 13 juli 1818 [290] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1249, nr. 155, 6 dec. 1839 [291] GrA toegang 1399, secretarie gemeente Groningen, inv. nr. 1597, ingekomen brief uit Amsterdam d.d. 21-12-1843 [292] GrA rechtbank van eerste aanleg Groningen, toegang 144, inv. nr. 51, nr. 1331, 31 maart 1828 [293] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met de bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1269, nr. 1748, 6 juli 1849 [294] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 256, nr. 204, 21 aug. 1886 [295] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 312, nr. 248, 19 okt. 1912 [296] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 253, nr. 36, 1885 [297] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, strafvonnissen, inv. nr. 14, nr. 423, 9 okt. 1915 [298] Notaris mr. A.J. de Sitter te Winschoten, toegang 112, inv. nr. 169, aktenummer 189, 5 juni 1880 [299] Notaris mr. A.J. de Sitter te Winschoten, toegang 112, inv. nr. 170, aktenummer 1, 3 jan. 1881; met dank aan Mr. J.P. Wortelboer te Bedum. [300] Kadaster dagregister deel 35, nr. 20, 20-3-1884: akte gepasseerd voor notaris Van Meerten te Onderdendam [301] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1310, nr. 5193, 30 dec. 1863 [302] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1308, nr. 5045, 19 jan. 1863 [303] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. 1250, nr. 248, 8 mei 1840 [304] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 100, nr. 3282, 3 maart 1859 [305] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1320, nr. 6096, 1 mei 1867: Alegonda Boelens krijgt een machtiging om kosteloos tegen haar man te procederen. Idem: nr. 6126, 8 juni 1867 [306] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv.nr. 211, nr. 577, rolnr. 300, 1 sept.1892 [307] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 256, rolnr. 298, 5 aug. 1901 [308] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 109, nr. 5828, 9 jan. 1868 [309] Tresoar, toegang 18-01, inv. nr. 115 en 228, rolnr. 5388 [310] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 336, rolnr. 278, vonnis 2 mei 1918 [311] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 272, rolnr. 197, 4 mei 1904 [312] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv.nr. 193, nr. 724, rolnr. 40, 7 febr. 1889 [313] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 207, nr. 47, 25 febr. 1869 [314] GrA rechtbank van eerste aanleg Groningen, toegang 144, inv. nr. 47, nr. 397, 2 dec. 1819 [315] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 98, nr. 2992, 23 juli 1857 [316] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 897, rolnr. 2744, 30 april 1856 [317] GrA kantongerecht Zuidhorn, toegang 158, strafvonnissen, inv. nr. 17, nr. 34, 18 febr. 1857 [318] GrA kantongerecht Zuidhorn, toegang 158, strafvonnissen, inv. nr. 16, nr. 49, 24 jan. 1862 [319] GrA kantongerecht Zuidhorn, toegang 158, strafvonnissen, inv. nr. 18, nr. 21, exploit 27 jan. 1863, vonnis 11 febr. 1863
[320] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 111, nr. 56, 30 maart 1870 [321] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 111, nr. 343, 15 december 1870 [322] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 144, rolnr. 409, 15 dec. 1880 [323] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 230, rolnr. 352, 31 okt. 1895 [324] GrA kantongerecht Zuidhorn, toegang 158, strafvonnissen, inv. nr. 5, nr. 80, 14 mei 1856 [325] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, Verzoekschriften met bijbehorende beschikkingen, inv. nr. 1314, nr. 5514a, 25 jan. 1865 [326] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 112, nr. 275, 7 dec. 1871
[327] Gra arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv. nr. 115, nr. 379, 18 december 1872 [328] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 283, nr. 240, 10 dec. 1898 [329] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 285, nr. 16, 14 jan. 1899 [330] GrA arr. rechtbank Groningen, toegang 883, inv.nr. 290, rolnr. 186, 3 juni 1908 [331] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 224, nr. 341, 20 nov. 1874 [332] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 265, nr. 63, 15 maart 1890 [333] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 266, nr. 73, 23 maart 1891 [334] GrA kantongerecht Onderdendam, toegang 153, extrajudiciële zaken, inv. nr. 280, nr. 43, 27 febr. 1897
|